ECLI:NL:RBROT:2019:2517

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
6683594 CV EXPL 18-7193
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding vanwege gedoogplicht en waardevermindering van onroerend goed in het kader van de aanleg van een hoogspanningsverbinding

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit een particulier en een commanditaire vennootschap, schadevergoeding van de besloten vennootschap Tennet TSO B.V. vanwege een gedoogplicht die hen is opgelegd in het kader van de aanleg van een hoogspanningsverbinding. De gedoogplicht is opgelegd door de minister van Infrastructuur en Milieu op basis van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Eisers stellen dat de aanleg van de verbinding heeft geleid tot waardevermindering van hun percelen en vorderen een schadevergoeding die is begroot op € 145.350,00 voor waardedaling, € 15.949,00 voor tijdelijke inkomensschade, en € 29.000,00 voor vervangingskosten van drainage. Tennet betwist de hoogte van de schade en stelt dat de waardevermindering niet het gevolg is van de aanleg van de verbinding, maar van het Rijksinpassingsplan. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat de schadevergoeding moet worden vastgesteld na advisering van deskundigen. De zaak is aangehouden voor het indienen van een deskundigenbericht en verdere beoordeling van de schadeposten. De kantonrechter heeft Tennet opgedragen het voorschot voor de deskundige te betalen, en de verdere beslissing is aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6683594 CV EXPL 18-7193
uitspraak: 29 maart 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:

1.[eiser 1] en

de commanditaire vennootschap
2. [eiser 2] ,
wonende c.q. gevestigd te Waddinxveen,
eisers,
gemachtigde: mr. G.J.I.M. Seelen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TENNET TSO B.V.,
gevestigde te Arnhem,
gedaagde,
gemachtigden mrs. C.H.R.M. van der Hoeven en M.E. van Dam.
Partijen worden aangeduid als [eisers] respectievelijk Tennet.

1.Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 februari 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 16 juli 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte met producties van [eisers] ;
- het proces-verbaal van de zitting van 26 oktober 2018.
Ter zitting is deze zaak gecombineerd behandeld met de zaken:
6683652 / CV EXPL 18-7202 [naam 1] tegen Tennet;
6683713 / CV EXPL 18-7220 [naam 2] tegen Tennet.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is eigenaar van de percelen kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers [perceelnummer 1] , [perceelnummer 2] , [perceelnummer 3] , [perceelnummer 4] , [perceelnummer 5] , [perceelnummer 6] (akkerbouwland) en [perceelnummer 7] (grasland/weide). De percelen worden hierna met het respectieve nummer aangeduid.
2.2.
Tennet heeft plannen ontwikkeld om een hoogspanningsverbinding (hierna: de Verbinding) te realiseren tussen Beverwijk en Zoetermeer. In verband daarmee is in 2012 het Rijksinpassingsplan “Randstad 380 kV-verbinding Noordring Beverwijk-Zoetermeer (Bleiswijk)” vastgesteld (hierna: het Rijksinpassingsplan). Het Rijksinpassingsplan is onherroepelijk geworden.
2.3.
Om de Verbinding aan te leggen en in stand te houden, moet Tennet kunnen beschikken over (een deel van) de aan [eisers] toebehorende percelen.
2.4.
Omdat tussen [eisers] en Tennet geen overeenstemming is bereikt, heeft Tennet de minister van Infrastructuur en Milieu verzocht aan [eisers] een gedoogplicht op te leggen op grond van artikel 2 lid 5 van de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: BP). Bij beschikking van 25 mei 2016 heeft de minister aan [eisers] , behoudens het recht op schadevergoeding, de plicht opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de Verbinding op percelen [perceelnummer 1] , [perceelnummer 2] , [perceelnummer 3] en [perceelnummer 6] (productie 2 bij dagvaarding). Deze beschikking is onherroepelijk geworden.
2.5.
Op grond van de beschikking van 25 mei 2016 wordt van de percelen [perceelnummer 6] en [perceelnummer 1] (hierna: kavel I) een gedeelte van 1.35.00 ha belast met een zakelijk recht. Op perceel [perceelnummer 6] is voorzien in de aanleg van een tijdelijke, omheinde werkstrook met een oppervlakte van 5.550 m². Van de percelen [perceelnummer 2] en [perceelnummer 3] (hierna: kavel II) wordt een gedeelte van 1.35.00 ha belast met een zakelijk recht. Op het perceel [perceelnummer 2] wordt een hoogspanningsmast geplaatst waardoor een oppervlakte van 264 m² onbewerkbaar wordt. Op kavel II wordt voorts een tijdelijke, omheinde werkstrook aangelegd met een oppervlakte van 6.422 m².
Op het perceel [perceelnummer 7] (hierna: kavel III) wordt een tijdelijke werkstrook van 1.350 m² aangelegd.
De percelen [perceelnummer 4] en [perceelnummer 5] (hierna: kavel IV), gelegen direct naast kavel II, worden niet belast met een zakelijk recht of een tijdelijke werkstrook.
2.6.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de hoogte van de aan [eisers] toekomende schadevergoeding.

3.De vordering

3.1.
[eisers] heeft gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, na advisering van te benoemen deskundigen, de hoogte van de aan [eisers] toekomende schadevergoeding wordt vastgesteld, met veroordeling van Tennet in de proceskosten, inclusief de kosten van de te benoemen deskundigen en de nakosten.
3.2.
[eisers] heeft zijn vorderingen gebaseerd op artikel 1 juncto artikel 14 BP. [eisers] heeft gesteld dat hij door de aanleg en de instandhouding van de Verbinding schade lijdt, die Tennet aan hem dient te vergoeden. De schade van [eisers] is (zoals uiteengezet in het taxatierapport van ing. P.M. Vermeulen, rentmeester, verbonden aan Van der Slikke Rentmeesters B.V. (hierna: Van der Slikke); productie 10 bij dagvaarding) begroot op:
Waardedaling percelen € 145.350,00;
Tijdelijke inkomensschade (2017 en 2018) € 15.949,00;
Vervanging drainage € 29.000,00;
Overige bijkomende schade € p.m.
3.3.
Tennet heeft zich bereid verklaard alle schade te vergoeden die [eisers] als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding op grond van de gedoogplicht lijdt, maar heeft de hoogte van de door [eisers] gevorderde schade betwist.
Tennet heeft aangevoerd dat de waardedaling van de percelen van [eisers] niet wordt veroorzaakt door de aanleg en instandhouding van de Verbinding maar door het Rijksinpassingsplan. Deze schade komt niet voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 14 BP.
Wat betreft de gevorderde inkomensschade heeft Tennet aangevoerd dat de werkstrook op kavel III wordt aangelegd voor het opruimen van een oude verbinding, zodat mogelijke toekomstige schade hierdoor niet onder de reikwijdte van artikel 14 BP valt. Tennet heeft voorts de juistheid van de gevorderde inkomensschade in de vorm van gederfde gewas- en huuropbrengsten betwist. Ten aanzien van kavel I heeft Tennet ook betwist dat er een sloot zal worden verlegd en heeft Tennet aangevoerd dat partijen al afspraken hebben gemaakt over schade die zal ontstaan aan de drainage. Ten aanzien van kavel II heeft Tennet betwist dat de gehele bietenstortplaats niet meer beschikbaar is; slechts 310 m² is gedurende de werkzaamheden niet te gebruiken.
De door [eisers] gevorderde overige bijkomende schade komt volgens Tennet niet voor vergoeding in aanmerking, omdat nog onzeker is of deze schade zich daadwerkelijk zal voordoen en deze schade onvoldoende is onderbouwd.

4.De beoordeling

4.1.
Uit artikel 1 BP volgt dat Tennet de schade die [eisers] lijdt als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding, moet vergoeden. Het schadebegrip zoals dat in artikel 1 BP is opgenomen, wordt in de rechtspraak ruim uitgelegd. Voor zover [eisers] schade lijdt met betrekking tot andere percelen dan de percelen ten aanzien waarvan een gedoogplicht is opgelegd, biedt de BP geen grond voor vergoeding van deze schade. In artikel 1 BP wordt immers het recht op schadevergoeding gekoppeld aan de onroerende zaak waarvan duurzaam of tijdelijk gebruik moet worden gemaakt, met andere woorden: de grond waarvoor de gedoogplicht geldt. Voor zover [eisers] schade zal lijden vanwege werkzaamheden op kavel III, heeft hij bovendien niet betwist dat de voorgenomen werkzaamheden van Tennet op dit kavel zien op het opruimen van een oude verbinding en niet te maken hebben met de aanleg en instandhouding van de Verbinding. Eventuele schade hierdoor komt dan ook niet voor vergoeding in aanmerking op grond van de BP.
Hierna zullen de verschillende schadeposten die [eisers] heeft opgevoerd, worden besproken.
Waardedaling percelen (€ 145.350,00)
4.2.
[eisers] heeft in totaal een bedrag van € 145.350,00 gevorderd wegens waardedaling van zijn percelen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
[perceelnummer 6] € 35.732,00;
[perceelnummer 1] € 33.750,00;
[perceelnummer 3] € 25.455,00;
[perceelnummer 2] € 45.413,00;
[perceelnummer 4] € 5.000,00.
4.3.
[eisers] heeft gesteld dat de waardevermindering van zijn percelen het gevolg is van de aanwezigheid van twee hoogspanningsmasten, bovengrondse leidingen, de overhoek van 2.250 m² nabij mast 110 en de belemmering van de resterende perceelgedeelten tussen de kabels en de scheidingssloot aan de oostzijde van de kabels. Deze schade moet op grond van de BP aan hem worden vergoed, aldus [eisers] . Tennet heeft daartegen aangevoerd dat de waardedaling niet wordt veroorzaakt door de aanleg en de instandhouding van de Verbinding op grond van de gedoogplicht, maar door het Rijksinpassingsplan.
4.4.
De Hoge Raad heeft in het verleden (HR 6 december 1963, ECLI:NL:HR:1963:AB3973, HR 22 mei 1970, ECLI:NL:HR:1970:AB5597, HR 2 februari 1979, ECLI:NL:HR:1979:AB7302) meermaals geoordeeld dat schade in de vorm van waardevermindering van grond als gevolg van een opgelegde gedoogplicht uit hoofde van de BP voor vergoeding in aanmerking komt. Het gerechtshof Den Haag heeft zijn arrest van 23 januari 2018 geoordeeld dat voor zover schade het gevolg is van het Rijksinpassingsplan, (exclusief) schadevergoeding kan worden gevorderd op basis van artikel 6.1 Wro en dat voor uitbreiding van de schade tot waardevermindering van de grond als gevolg van het Rijksinpassingsplan in het recht geen steun te vinden is. Ook heeft het gerechtshof geoordeeld dat er geen grond is de schade te begroten aan de hand van of naar analogie aan de Onteigeningswet (hierna: Ow), aangezien er van onteigening geen sprake is. Appellanten hebben cassatie ingesteld van dit arrest. Gelet op de rechtsvragen die thans aan de Hoge Raad zijn voorgelegd, wordt aanleiding gezien het oordeel over de schadevergoeding wegens waardedaling van de percelen van [eisers] aan te houden totdat de Hoge Raad hierover uitspraak heeft gedaan.
4.5.
[eisers] heeft nog aangevoerd dat bij hem het vertrouwen is gewekt dat de kantonrechter volledige schadevergoeding op grond van de BP kan toekennen. Voor zover de door [eisers] aangehaalde documenten afkomstig zijn van Tennet, kan hieruit worden afgeleid dat Tennet zich bereid heeft verklaard tot volledige schadevergoeding op basis van de BP. Hiertoe is zij ook verplicht. In discussie is of de waardevermindering het gevolg is van de gedoogplicht, en aldus valt onder het schadebegrip van de BP, of het gevolg is van het Rijksinpassingsplan. Het beroep op door Tennet gewekt vertrouwen kan op dit moment dan ook niet zonder meer leiden tot toewijzing van de schadevergoeding wegens waardedaling van de percelen.
Tijdelijke inkomensschade (€ 15.949,00)
4.6.
Beide partijen hebben taxatierapporten overgelegd waarin de (tijdelijke) inkomensschade is getaxeerd. Aangezien partijen de juistheid van elkaars taxatierapporten betwisten, ziet de kantonrechter aanleiding om een deskundigenbericht te gelasten. Hierbij volstaat benoeming van één taxateur, aangezien niet is gebleken van omstandigheden die maken dat taxatie van de (tijdelijke) inkomensschade bijzonder ingewikkeld zal zijn voor een ter zake deskundige.
4.7.
Bij de berekening van de inkomensschade door de deskundige moeten de volgende uitgangspunten in acht worden genomen:
- uitgegaan moet worden van het concrete verlies aan gewasopbrengsten (dus niet van gemiddelden) en/of huuropbrengsten van de percelen van [eisers] waarop de gedoogplicht rust als gevolg van de werkzaamheden, verminderd met de bespaarde kosten;
- uitgegaan moet worden van het aantal hectare dat daadwerkelijk ingezaaid kan worden, rekening houdend met sloten, erven en paden;
- rekening moet worden gehouden met de extra kosten wegens “lastiger werken” en eventuele extra kop- en wendakkers.
- rekening moet worden gehouden met de extra kosten die [eisers] moet maken vanwege het feit dat als gevolg van de aanleg en de instandhouding van de Verbinding een kleiner (afgesplitst) perceel ontstaat dat moeilijker beteelbaar is (kavel I);
- geen rekening dient te worden gehouden met een te vergraven sloot, aangezien [eisers] niet heeft onderbouwd dat hiervan sprake is.
4.8.
Partijen wordt voorts in overweging gegeven de te benoemen deskundige ook te vragen de waardedaling van de percelen waarvoor de gedoogplicht geldt te taxeren, voor het geval uit het door de Hoge Raad te wijzen arrest zal volgen dat Tennet deze schade aan [eisers] moet vergoeden.
4.9.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over het specialisme van de te benoemen deskundige en over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige, dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen.
4.10.
Vast staat dat Tennet gehouden is de schade van [eisers] als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding aan hem te vergoeden. Onder deze omstandigheid wordt aanleiding gezien af te wijken van de hoofdregel van artikel 195 Rv en zal Tennet worden opgedragen het nader te bepalen voorschot van de deskundige te betalen.
Drainage (€ 29.000,-)
4.11.
Partijen hebben afspraken gemaakt over controle en eventueel herstel van de drainage bij beschadiging door de werkzaamheden van Tennet, zoals volgt uit bijlage 5 bij het taxatierapport van De Bakker (productie 1 bij conclusie van antwoord). Op de zitting van 26 oktober 2018 heeft Tennet zich bereid verklaard de drainage op haar kosten te laten controleren, zo nodig te herstellen, na twee jaar te laten controleren en eventueel te herstellen door het bedrijf Barth Drainage. [eisers] heeft zich hiermee akkoord verklaard. Gelet op deze afspraken en aangezien op dit moment niet vaststaat of er schade is of zal worden toegebracht, zal de vordering voor zover deze betrekking heeft op schade aan de drainage bij eindvonnis worden afgewezen.
Overige bijkomende kosten
4.12.
[eisers] heeft tevens vergoeding gevorderd van nog vast te stellen deskundigenkosten, kosten voor juridische bijstand, belastingschade, meerkosten GPS, “herstel dammen etc.”, “herstel bietenplaat” en herstel bodemverontreiniging.
Deskundigenkosten
4.13.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. De kosten voor het laten opstellen van een deskundigenbericht komen voor vergoeding in aanmerking, voor zover deze kosten redelijk zijn te achten. [eisers] heeft bij akte een kostenopgave van Van der Slikke overgelegd over de periode 1 september 2015 tot en met 10 oktober 2018 ten bedrage van
€ 9.813,- exclusief btw (productie 4a bij akte). Tennet heeft nog niet kunnen reageren op dit kostenoverzicht en zal hiertoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
Kosten voor juridische bijstand
4.14.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW komen redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte voor vergoeding in aanmerking. In deze zaak is van belang dat Tennet op grond van de BP in beginsel alle schade van [eisers] als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding dient te vergoeden. [eisers] heeft bij akte declaraties van zijn gemachtigde overgelegd ten bedrage van in totaal € 20.863,45 (productie 4b bij akte). Tennet heeft nog niet kunnen reageren op dit kostenoverzicht en zal hiertoe nog in de gelegenheid worden gesteld.
4.15.
Voor zover [eisers] zich op het standpunt stelt dat hij aanspraak heeft op volledige vergoeding van zijn juridische kosten naar analogie van artikel 50 van de Ow, geldt het volgende. Zoals hiervoor is overwogen, ligt de vraag of bij de vaststelling van de schade als gevolg van de gedoogplicht aansluiting kan worden gezocht bij de Ow – welke vraag het gerechtshof Den Haag in zijn arrest van 23 januari 2018 ontkennend heeft beantwoord – nu bij de Hoge Raad. De verdere beslissing over de juridische kosten wordt daarom aangehouden totdat de Hoge Raad hierover uitspraak heeft gedaan.
Belastingschade, herstel dammen, herstel bietenplaat, herstel bodemverontreiniging
4.16.
Van der Slikke heeft in zijn taxatierapport belastingschade als p.m.-post opgenomen. [eisers] heeft op geen enkele manier gespecificeerd en onderbouwd op welke manier hij belastingschade lijdt, zodat deze post thans niet voor vergoeding in aanmerking komt. Dit laat onverlet dat als in de toekomst belastingschade optreedt als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding, [eisers] dit op grond van de BP alsnog van Tennet kan vorderen.
4.17.
[eisers] heeft niet gesteld dat schade is opgetreden aan dammen en de bietenplaat, zodat de posten hiervoor, zoals opgenomen in het rapport van Van der Slikke, op dit moment niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.18.
Voor zover er sprake is van bodemverontreiniging, veroorzaakt door Tennet bij de werkzaamheden in het kader van de aanleg en instandhouding van de Verbinding, dient Tennet de schade als gevolg hiervan aan [eisers] te voldoen. [eisers] heeft echter onvoldoende gesteld om vast te kunnen stellen dat sprake is van bodemverontreiniging. De enkele mogelijkheid van verontreiniging omdat er voertuigen over het land hebben gereden, is onvoldoende om nu al een oordeel over eventuele schade te geven.
Meerkosten GPS
4.19.
[eisers] heeft gesteld dat bij gebruik van GPS-apparatuur door de loonwerkers die hij inschakelt voor werkzaamheden, storingen optreden als gevolg van de hoogspanningsverbinding, waardoor er mogelijk extra kosten gemaakt moeten worden, die mogelijk aan [eisers] zullen worden doorberekend. [eisers] heeft niet onderbouwd dat er sprake is of zal zijn van storingen en of dit als gevolg heeft dat hem extra kosten in rekening zullen worden gebracht door de loonwerkers. Tennet heeft een notitie van 10 februari 2017 overgelegd (productie 3 bij conclusie van antwoord) waarin haar beleid ten aanzien van (schade bij) werken met GPS-apparatuur in de nabijheid van een Verbinding is opgenomen. Uit de inhoud van deze notitie kan worden afgeleid dat niet altijd sprake zal zijn van storingen in de GPS-apparatuur bij hoogspanningslijnen. Op dit moment is onduidelijk of [eisers] daadwerkelijk schade zal lijden in de vorm van hogere loonwerkerskosten en of eventuele extra kosten redelijk zijn, gelet op de maatstaven waaraan up-to-date apparatuur redelijkerwijs moet voldoen. Daarom ziet de kantonrechter aanleiding om aan de te benoemen deskundige ook de vraag voor te leggen of er sprake is van concrete storingen in de GPS-apparatuur die op de percelen van [eisers] wordt gebruikt en zo ja, wat de schade is die [eisers] hierdoor lijdt. De deskundige dient daarbij rekening te houden met mogelijke belemmeringen die al bestaan vanwege het nabij gelegen vliegveld.
4.20.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat de zaak weer op de zal komen van
23 april 2019voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht (rechtsoverwegingen 4.6 tot en met 4.9 en 4.19);
5.1.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424