ECLI:NL:RBROT:2019:2639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
C/10/547244 / HA ZA 18-313
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst over verschuldigde rente en bevoegdheid tot renteverhoging in kredietfaciliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser 1] c.s. en Van Lanschot N.V. over de uitleg van een overeenkomst betreffende een kredietfaciliteit. De eisers, wonende in Molenbeersel, België, hebben Van Lanschot aangeklaagd omdat zij van mening zijn dat de bank onterecht de debetrente op hun rekening-courantkrediet heeft verhoogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kredietfaciliteit bestond uit een rekening-courantkrediet en twee geldleningen, waarbij de rente was gebaseerd op het EURIBOR-tarief met een opslag. De eisers stelden dat er geen opslagwijzigingsbeding was overeengekomen en dat de bank niet bevoegd was om de opslag te verhogen. Van Lanschot voerde aan dat de renteafspraken slechts golden voor een bepaalde looptijd en dat de opslag na deze periode opnieuw kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de renteverhogingen niet eenzijdig waren opgelegd, maar voortkwamen uit tweezijdige overeenkomsten. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser 1] c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/547244 / HA ZA 18-313
Vonnis van 20 maart 2019
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te Molenbeersel, België,
2.
[eiser 2],
wonende te Molenbeersel, België,
eisers,
advocaat mr. E.H. Hoeksma te Enschede,
tegen
de naamloze vennootschap
VAN LANSCHOT N.V.,
voorheen h.o.d.n.
F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en Van Lanschot genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 maart 2018, met producties 1 tot en met 26,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5,
  • de brief van de rechtbank van 25 juli 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • de door Van Lanschot ten behoeve van de comparitie overgelegde productie 6,
  • de door [eiser 1] c.s. ten behoeve van de comparitie overgelegde producties 27 tot en met 36,
  • de akte aanvulling c.q. vermeerdering van eis van 24 augustus 2018,
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 augustus 2018,
  • het faxbericht van mr. Hoeksma namens [eiser 1] c.s. van 10 september 2018, met opmerkingen over het proces-verbaal,
  • het faxbericht van mr. S.B.A. Heumakers namens Van Lanschot van 11 september 2018, met opmerkingen over het proces-verbaal,
  • het faxbericht van mr. Heumakers van 14 september 2018, in reactie op bovenvermeld faxbericht van mr. Hoeksma.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij brief van 21 augustus 2006 heeft Van Lanschot aan [eiser 1] c.s. een offerte verstrekt voor een kredietfaciliteit (hierna: de kredietfaciliteit) bestaande uit een krediet in rekening-courant (hierna: het rekening-courantkrediet) en twee geldleningen. Deze offerte is door partijen getekend en luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Algemene Voorwaarden
Op onze relatie zijn de Algemene Voorwaarden Rekening-courant van F. van Lanschot Bankiers N.V., alsmede de Algemene Voorwaarden van F. van Lanschot Bankiers N.V., welke gelijkluidend zijn aan de Algemene Voorwaarden van de Nederlandse Vereniging van Banken, van toepassing; exemplaren daarvan deden wij u reeds toekomen. Desgewenst is er voor u een toelichting op de Algemene Voorwaarden beschikbaar bij ons kantoor.
Verdeling kredietfaciliteit
De verdeling van de kredietfaciliteit is tot nader order als volgt:
- Krediet in rekening-courant, EUR 250.000,00
geldig tot wederopzegging,
- Geldlening EUR 1.500.000,00
- GeldleningEUR 4.000.000,00
Totaal EUR 5.750.000,00
Krediet in rekening-courant ad € 250.000,00
(…)
Rentecondities
Voor uw rekening-courant krediet gelden tot herroep de volgende condities:
Debetrente
1% boven het een-maands-EURIBOR tarief (European Inter Bank Offered Rate), per maand vooraf vast te stellen en per kwartaal achteraf te voldoen.
(…)
Geldlening ad € 1.500.000,00
Voor de geldlening zijn de volgende condities en voorwaarden van toepassing, welke na acceptatie worden vastgelegd in de bij ons gebruikelijke Akte van Geldlening:
(…)
Rente
Naar keuze:
Vaste rente
(…)
Variabele rente
Gedurende de rente-looptijd van deze geldlening zal een rente op jaarbasis verschuldigd zijn, gelijk aan 1% boven het drie (3) maands EURIBOR-tarief (European Interbank Offered Rate).
(…)
Rente-looptijd
De rente heeft een looptijd van 5 jaar.
Looptijd geldlening
19 jaar en 6 maanden.
(…)
Geldlening ad € 4.000.000,00
Voor de geldlening zijn de volgende condities en voorwaarden van toepassing, welke na acceptatie worden vastgelegd in de bij ons gebruikelijke Akte van Geldlening:
(…)
Rente
Naar keuze:
Vaste rente
(…)
Variabele rente
Gedurende de rente-looptijd van deze geldlening zal een rente op jaarbasis verschuldigd zijn, gelijk aan 1% boven het drie (3) maands EURIBOR-tarief (European Interbank Offered Rate).
(…)
Rente-looptijd
De rente heeft een looptijd van 5 jaar.
Looptijd geldlening
25 jaar.
(…)”.
2.2.
[eiser 1] c.s. heeft met betrekking tot beide geldleningen de keuze ‘de variabele rente’ aangekruist.
2.3.
Artikel 22 van de in de offerte vermelde Algemene Voorwaarden voor Geldleningen luidt voor zover hier van belang:
“Voor zover een vaste rente voor een bepaalde periode overeengekomen is gelden verder de volgende bepalingen:
a) De rente zal door de bank alleen op de overeengekomen renteherzieningsdata kunnen worden gewijzigd (…). De debiteur aanvaardt nu voor alsdan het gewijzigde rentepercentage. Indien de debiteur niet met het gewijzigde rentepercentage akkoord wenst te gaan, kan hij tot algehele boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening per de renteherzieningsdatum overgaan (…).”
2.4.
De in de offerte vermelde aktes van geldlening van 11 oktober 2006 zijn nagenoeg gelijkluidend en luiden voor zover hier van belang:
“(…)
Artikel 1: Rente
a. De geldlening heeft een rente-looptijd van 5 jaar, hetgeen inhoudt dat de rente-afspraak 5 jaar na de datum van verstrekking van de geldlening afloopt.
b. De debiteur zal gedurende de rente-looptijd van deze geldlening aan de bank een rente op jaarbasis verschuldigd zijn, gelijk aan 1% boven het drie (3) maands EURIBOR-tarief (European Interbank Offered Rate).
(…)
Artikel 3: Overgang naar vaste rente
De debiteur heeft aan het einde van elke renteperiode van drie (3) maanden gedurende de looptijd van de lening het recht het op dat moment uitstaande bedrag van de lening te consolideren tegen een alsdan nader vast te stellen rentepercentage met een maximale rentevastperiode van tien (10) jaar, met inachtneming van de resterende looptijd van de geldlening. De Voorwaarden en condities van de - geconsolideerde- geldlening zullen alsdan nader worden vastgelegd in de bij de bank gebruikelijke (aanvullende) akte van geldlening.
(…)”.
2.5.
De kredietfaciliteit is in 2007 gewijzigd. De door [eiser 1] c.s. ondertekende offerte van 22 oktober 2007 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Verdeling kredietfaciliteit
De verdeling van de kredietfaciliteit is tot nader order als volgt:
- Krediet in rekening-courant, EUR 250.000,00
geldig tot wederopzegging,
- Bestaande Geldlening (verlaagd)EUR 3.500.000,00
Totaal EUR 3.750.000,00
Krediet in rekening-courant ad € 250.000,00
Rentecondities
Voor uw rekening-courant krediet gelden tot herroep de volgende condities:
Debetrente
1% boven het een-maands-EURIBOR tarief (European Inter Bank Offered Rate), per maand vooraf vast te stellen en per kwartaal achteraf te voldoen.
(…)
Bestaande geldlening ad € 3.880.000,00
Voor de voorwaarden en condities van de reeds aan u verstrekte geldlening ad EUR 4.000.000,00, thans pro resto EUR 3.880.000,00, verwijzen wij u naar de akte van geldlening d.d. 11 oktober 2006 en de eventueel daarbij behorende akte Wijziging geldleningsvoorwaarden.
Echter, met ingang van 22 oktober 2007 zullen de overeengekomen condities en voorwaarden als volgt gewijzigd worden, hetgeen zal worden vastgelegd in een akte Wijziging geldleningsvoorwaarden.
Bedrag
EUR 3.500.000,00. zegge driemiljoenvijfhonderdduizend
Rente
Naar keuze:
Vaste rente
(…)
Variabele rente
Gedurende de rente-looptijd van deze geldlening zal een rente op jaarbasis verschuldigd zijn, gelijk aan 1% boven het drie (3) maands EURIBOR-tarief (European Interbank Offered Rate)
(…)
Rente-looptijd
De rente heeft een looptijd van 5 jaar.
Looptijd geldlening
33 jaar (voorheen 25 jaar)
(…)”.
[eiser 1] c.s. heeft in deze offerte de keuze ‘variabele rente’ aangekruist.
2.6.
De hierboven vermelde akte Wijziging Geldleningsvoorwaarden luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Rente
Dc geldlening heeft een rente-looptijd van 5 jaar, hetgeen inhoudt dat de rente-afspraak 5 jaar na de eerstvolgende effectueerdatum / verwerkingsdatum afloopt.
De debiteur zal gedurende de looptijd van deze lening aan de bank een rente op jaarbasis verschuldigd zijn, gelijk aan 1% boven het drie-maands EURIBOR-tarief (…)”.
2.7.
Bij brief van 9 april 2009 heeft Van Lanschot aan [eiser 1] c.s. bericht dat zij de debetrente op het rekening-courantkrediet van [eiser 1] c.s. per 1 april 2009 met 0,5% heeft verhoogd.
2.8.
Bij brief van 10 november 2011 heeft Van Lanschot aan [eiser 1] c.s. bericht dat tot nadere aankondiging de debetrente op het rekening-courantkrediet 1,6% boven het
1-maands Euribor tarief bedraagt.
2.9.
Een brief van Van Lanschot aan [eiser 1] c.s. van 18 december 2012 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Betreft: uw geldlening met nummer [nummer 1] oorspronkelijk groot EUR 4.000 000,00 thans pro resto EUR 2.900.000,00, akte d.d. 11 oktober 2006.
(…)
Zoals in de bovengenoemde akte van geldlening staat vermeld, zal met ingang van 31 december 2012 het afgesproken rentepercentage aangepast dienen te worden.
Wij zijn bereid deze geldlening (…) op de navolgende rentecondities te verlengen, waarbij wij u verzoeken de door u gekozen rentevorm aan te kruisen (…).
Optie 1: Vaste rente
(…)
Optie 2: Rente op basis van EURIBOR
2,350% boven het 3-maands-EURIBOR tarief (…), per kwartaal achteraf te voldoen. Rentelooptijd geldlening 1 jaar.
(…)”.
In deze brief is “optie 2” aangekruist. Daarnaast is “1 jaar” na “rentelooptijd geldlening” doorgestreept en vervangen door de (handgeschreven) opmerking “3 maanden, tot 31-3-2013” (met instemming van Van Lanschot). De brief is voor akkoord ondertekend door [eiser 1] c.s.
2.10.
Een brief van Van Lanschot aan [eiser 1] c.s. van 21 maart 2013 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Betreft: uw geldlening met nummer [nummer 1] oorspronkelijk groot EUR 4.000 000,00 thans pro resto EUR 2.8700.000,00, akte d.d. 11 oktober 2006.
(…)
Zoals in de bovengenoemde akte van geldlening staat vermeld, zal met ingang van 31 maart 2013 het afgesproken rentepercentage aangepast dienen te worden.
Wij zijn bereid deze geldlening (…) op de navolgende rentecondities te verlengen, waarbij wij u verzoeken de door u gekozen rentevorm aan te kruisen (…).
Optie 1: Vaste rente
(…)
Optie 2: Rente op basis van EURIBOR
2,350% boven het 3-maands-EURIBOR tarief (…), per kwartaal achteraf te voldoen. Rentelooptijd geldlening 1 jaar.
(…)”.
In deze brief is “optie 2” “2,350% boven het 3-maands-EURIBOR tarief” aangekruist. Deze brief is voor akkoord ondertekend door [eiser 1] c.s.
2.11.
Een brief van Van Lanschot aan [eiser 1] c.s. van 8 augustus 2014 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Betreft: uw geldlening met nummer [nummer 1] oorspronkelijk groot EUR 4.000.000,00 thans pro resto EUR 2.690.000,00, akte d.d. 11 oktober 2006.
(…)
Met ingang van 31 maart 2014 diende het afgesproken rentepercentage van bovengenoemde geldlening aangepast te worden. Wij zijn bereid deze geldlening (…), met ingang van 30 juni 2014, op de navolgende rentecondities te verlengen.
Rente op basis van EURIBOR
3,5% boven het 3 maands-EURIBOR tarief (…), per kwartaal achteraf te voldoen. Rentelooptijd geldlening 1 jaar tot 30 juni 2015.
(…)
U gaat akkoord met dit voorstel.
In dit geval hoeft u verder geen actie te ondernemen. Wij zorgen dat de rentewijziging wordt doorgevoerd met ingang van de hierboven genoemde renteherzieningsdatum.
U gaat niet akkoord met dit voorstel
Indien u niet akkoord gaat met dit voorstel, dan hebt u de gelegenheid om over te gaan tot algehele aflossing van de geldlening op de renteherzieningsdatum (…). Aflossing van de betreffende lening is alsdan mogelijk zonder dat een boete voor vervroegde aflossing verschuldigd is.
(…)”.
2.12.
Bij brief van 15 september 2014 heeft Van Lanschot [eiser 1] c.s. bericht dat de rente over het rekening-courantkrediet met ingang van 30 september 2014 4% boven het
3-maands Euribor tarief bedraagt.
2.13.
Een brief van Van Lanschot aan [eiser 1] c.s. van 11 juni 2015 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Betreft: uw geldlening met nummer [nummer 2] (vh [nummer 1] ) thans pro resto EUR 2.600.000,00,
(…)
Met ingang van 30 juni 2014 diende het afgesproken rentepercentage van bovengenoemde geldlening aangepast te worden. Wij zijn bereid deze geldlening op de navolgende rentecondities te verlengen.
Rente op basis van EURIBOR
4,5% boven het 3 maands-EURIBOR tarief (…), per kwartaal achteraf te voldoen. Rentelooptijd geldlening 1 jaar tot 30 juni 2016.
(…)
U gaat akkoord met dit voorstel.
In dit geval hoeft u verder geen actie te ondernemen. Wij zorgen dat de rentewijziging wordt doorgevoerd met ingang van de hierboven genoemde renteherzieningsdatum.
U gaat niet akkoord met dit voorstel
Indien u niet akkoord gaat met dit voorstel, dan hebt u de gelegenheid om over te gaan tot algehele aflossing van de geldlening op de renteherzieningsdatum (…). Aflossing van de betreffende lening is op renteherzieningsdatum mogelijk zonder dat een boete voor vervroegde aflossing verschuldigd is.
(…)”.
2.14.
Een brief van 21 april 2016 van Van Lanschot aan [eiser 1] c.s. luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Met ingang van 30 juni 2016 dient het afgesproken rentepercentage (…) aangepast te worden. Wij zijn bereid deze geldlening op de navolgende rentecondities te verlengen.
Rente op basis van EURIBOR
5% boven het 3-maands-EURIBOR tarief (…). Is het drie-maands EURIBOR-tarief lager dan 0%? Dan is uw rentepercentage altijd minimaal 5%. U betaalt dus altijd minimaal 5%. Rentelooptijd geldlening: 1 jaar tot 30 juni 2017.
(…)
U gaat akkoord met dit voorstel
In dit geval hoeft u verder geen actie te ondernemen. Wij zorgen dat de rentewijziging wordt doorgevoerd met ingang van de hierboven genoemde renteherzieningsdatum.
U gaat niet akkoord met dit voorstel
Indien u niet akkoord gaat met dit voorstel,, dan hebt u de gelegenheid om over te gaan tot algehele aflossing van de geldlening op de renteherzieningsdatum (…). Aflossing van de betreffende lening is op renteherzieningsdatum mogelijk zonder dat een boete voor vervroegde aflossing verschuldigd is.
(…)”.
2.15.
Een e-mail van [eiser 1] c.s. aan Van Lanschot van 23 mei 2016 luidt voor zover hier van belang:
“(…) Ik heb in mijn mail d.d. 1 mei jl. aan jou gericht alleen geprotesteerd tegen de in de brief d.d. 21 april jl. door jou aangekondigde opslagverhoging. De bedoeling van dat protest is om mijn eventuele rechter en acties veilig te stellen. Daarmee heb ik niet aangegeven niet akkoord te gaan met de opslagverhoging, zodat van algehele aflossing op de renteherzieningsdatum geen sprake is (…)”.
2.16.
Een brief van Van Lanschot aan [eiser 1] c.s. van 6 september 2016 luidt voor over hier van belang:
“(…)
Naar aanleiding van de met u gevoerde mailwisseling in mei jl. en in afwijking van de aanbieding van 21 april jl. zijn wij bereid deze geldleningmet ingang van 30 september 2016op de navolgende renteconditie te verlengen.
Rente op basis van EURIBOR
5,00% boven het 3-maands-EURIBOR tarief (…). In het drie-maands EURIBOR-tarief lager dan 0%? Dan is uw rentepercentage altijd minimaal 5,00%. U betaalt dus altijd minimaal 5,00%.
Rentelooptijd geldlening 1 jaar tot 30 september 2017.
(…)”.
2.17.
[eiser 1] c.s. heeft eind 2016 de relatie met Van Lanschot beëindigd en heeft zijn financiering elders ondergebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] c.s. vordert, na wijziging van eis, bij vonnis:
1. Voor recht te verklaren dat i) er tussen partijen geen opslagwijzigingsbeding is overeengekomen, dat ii) het tussen partijen overeengekomen rente-looptijdbeding (van 5 jaar) geen bevoegdheid aan Van Lanschot gaf om de opslag op het overeengekomen Euribor-tarief te wijzigen (lees: verhogen), dat iii), omdat sprake is van een onduidelijk samenstel van bedingen (de rentebedingen in combinatie met artikel 22 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden voor Geldleningen), de contra proferentem-regel van artikel 6:238 lid 2 BW meebrengt dat een opslagwijzigingsbeding tussen partijen niet is overeengekomen en dat iv) tussen partijen is overeengekomen de 3-maands Euribor met een opslag van 1% voor de duur van de lening en aldus eindigende per 31 dec 2036.
2. Voor recht te verklaren dat [eiser 1] c.s. de bedragen overeenstemmende met de opslagverhogingen aldus onverschuldigd heeft betaald.
3. Van Lanschot te veroordelen aan [eiser 1] c.s. te betalen tegen bewijs van kwijting het bedrag van € 276.787,22 en dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag der betaling.
alternatief:
4. Voor recht te verklaren dat [eiser 1] c.s. met zijn aansprakelijkstelling en vernietigingsbrief het opslagwijzigingsbeding van artikel 22 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden voor Geldleningen juist en tijdig buitengerechtelijk (of gerechtelijk in deze procedure) heeft vernietigd, althans het de rechtbank behage dit beding te vernietigen.
5. Voor recht te verklaren dat [eiser 1] c.s. de bedragen overeenstemmende met de opslagverhogingen aldus onverschuldigd heeft betaald.
6. Van Lanschot te veroordelen aan [eiser 1] c.s. wegens onverschuldigde betaling te voldoen tegen bewijs van kwijting het bedrag van € 276.787,22 en dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag der betaling.
I. Te verklaren voor recht dat [eiser 1] c.s. vanaf het moment dat het Euribor-tarief onder de nulgrens dook tot het moment dat dit tarief de nulgrens weer bereikt aan de bank een negatief rentepercentage verschuldigd is, hetgeen zich dus feitelijk vertaalt in een betalingsverplichting van Van Lanschot aan [eiser 1] c.s..
II. Van Lanschot te veroordelen het met I corresponderende bedrag aan [eiser 1] c.s. te betalen en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2016, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der betaling.
subsidiair:
7. Van Lanschot te veroordelen om aan [eiser 1] c.s. gedetailleerd en onderbouwd inzicht te verschaffen in de bestanddelen en daarop gebaseerde berekeningen, die hebben geleid tot de in geding zijnde opslagverhogingen op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat Van Lanschot – na betekening van het vonnis – nalaat om aan deze veroordeling te voldoen.
8. Om vervolgens, nadat [eiser 1] c.s. de informatie bedoeld onder 7) is verstrekt, de schade vast te stellen en om Van Lanschot vervolgens te veroordelen tot vergoeding van het vast te stellen schadebedrag aan [eiser 1] c.s..
9. Van Lanschot te veroordelen om aan [eiser 1] c.s. te betalen tegen bewijs van kwijting een bedrag van € 7.203,08 wegens kosten in de zin van artikel 6:96 BW.
10. Van Lanschot te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. gevallen, die van het griffierecht daaronder begrepen.
11. Het vonnis, behoudens de gevorderde declaratoiren, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser 1] c.s. stelt hiertoe – kort gezegd – dat Van Lanschot diverse keren de opslag op de Euribor tarieven eenzijdig heeft verhoogd, terwijl Van Lanschot hiertoe niet bevoegd was. Tussen partijen was namelijk geen opslagwijzigingsbeding overeengekomen. De in 2006 overeengekomen rentepercentages golden voor de gehele looptijd van de geldlening en het rekening-courantkrediet. Van Lanschot heeft daarnaast zonder contractuele grondslag de negatieve Euribor-rente niet aan [eiser 1] c.s. doorberekend.
Voor zover Van Lanschot de opslag heeft verhoogd op grond van artikel 22 van de door Van Lanschot gehanteerde Algemene Voorwaarden voor Geldleningen, geldt dat dit beding oneerlijk is in de zin van richtlijn 93/13 EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: richtlijn 93/13).
Alle extra rente die [eiser 1] c.s. heeft betaald als gevolg van de onterechte opslagverhogingen moet dus worden terugbetaald, aldus [eiser 1] c.s.
3.3.
Van Lanschot voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [eiser 1] c.s. in zijn vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser 1] c.s., bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling van de vorderingen van [eiser 1] c.s. ligt allereerst de vraag voor wat partijen met betrekking tot de rente over de geldlening en de rente over het rekening-courantkrediet zijn overeengekomen.
4.2.
[eiser 1] c.s. stelt – samengevat weergegeven – dat hij met Van Lanschot in 2006 is overeengekomen dat gedurende de gehele looptijd van de geldlening een variabele rente van 1% boven het 3-maands Euribor tarief zou gelden. Voor het rekening-courantkrediet zijn partijen een rente van 1% boven het 1-maands Euribor tarief overeengekomen. Partijen zijn geen beding overeengekomen op grond waarvan Van Lanschot de opslag mocht verhogen. Partijen zijn met betrekking tot de geldlening aanvankelijk wel een rente looptijd van 5 jaar overeengekomen, maar dat hield enkel in dat [eiser 1] c.s. de lening na afloop van die termijn boetevrij kon aflossen. Aan [eiser 1] c.s. is niet uitgelegd dat Van Lanschot na afloop van de rente looptijd de opslag op het Euribor tarief mocht verhogen.
4.3.
Van Lanschot voert – samengevat weergegeven – aan dat [eiser 1] c.s. in 2006 met betrekking tot de geldlening heeft gekozen voor een variabele rente bestaande uit het 3-maands Euribor tarief verhoogd met een opslag van 1%. Die renteafspraak gold slechts gedurende de overeengekomen rente looptijd van 5 jaar. Daarna heeft zij [eiser 1] c.s. een nieuw aanbod terzake de rente gedaan. Het stond [eiser 1] c.s. vrij dit aanbod al dan niet te accepteren. Indien [eiser 1] c.s. het aanbod onaanvaardbaar vond, had hij de lening zonder beëindigingsvergoeding kunnen aflossen en zijn financiering elders kunnen onderbrengen. [eiser 1] c.s. heeft het aanbod van Van Lanschot steeds aanvaard, totdat hij in 2016 zijn financiering elders heeft ondergebracht. Van Lanschot heeft nooit tijdens de rente looptijd de opslag eenzijdig verhoogd.
Ten aanzien van het rekening-courantkrediet geldt dat de rente ‘tot herroep’ is overeengekomen. Van Lanschot kon de rente op ieder moment herroepen.
4.4.
Nu partijen de bepalingen over de verschuldigde rente in de kredietfaciliteit verschillend interpreteren, dient de rechtbank die overeenkomst op dit punt uit te leggen. Bij de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zulks in het licht van alle omstandigheden van het geval. Ook indien groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de tekst van de overeenkomst, kunnen de overige omstandigheden van het geval steeds meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Van beslissende betekenis zijn immers telkens alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
Geldlening
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in 2006 voor de geldlening een rentepercentage zijn overeengekomen van het 3-maands Euribor tarief, vermeerderd met een opslag van 1%. In de tekst van de door [eiser 1] c.s. ondertekende offerte (zie 2.1) is ten aanzien van deze rente vermeld:
“gedurende de rente-looptijd van deze geldlening zal een rente op jaarbasis verschuldigd zijn, gelijk aan1%boven het drie (3) maand EURIBOR-tarief (…)”. Vervolgens is in de offerte vermeld:
“Rente-looptijd
De rente heeft een looptijd van 5 jaar”.
In de aktes van geldlening die naar aanleiding van bovenvermelde offerte tot stand is gekomen (zie 2.4) is vermeld:
“a. De geldlening heeft een rente-looptijd van 5 jaar, hetgeen inhoudt dat de rente-afspraak 5 jaar na de datum van verstrekking van de geldlening afloopt.
b. De debiteur zal gedurende de rente-looptijd van deze geldlening aan de bank een rente op jaarbasis verschuldigd zijn, gelijk aan 1% boven het drie (3) maands EURIBOR-tarief (…)”.
4.6.
Deze bewoordingen, in onderlinge samenhang bezien, laten op zichzelf geen andere uitleg toe dan dat een rente ter hoogte van het 3-maands Euribor tarief vermeerderd met een opslag van 1% zou gelden voor een periode van 5 jaar. Op basis van de tekst van de overeenkomst mocht [eiser 1] c.s. verwachten dat gedurende een periode van 5 jaar de afgesproken (berekening van de) rente niet zou veranderen; Van Lanschot had niet de bevoegdheid om binnen deze periode van 5 jaar de opslag (of de basis van het 3-maands Euribor tarief) te wijzigen. Tussen partijen is ook niet in geschil dat Van Lanschot de rente niet heeft gewijzigd binnen de rentelooptijd.
4.7.
Uit de enkele omstandigheid dat – zoals [eiser 1] c.s. stelt – het begrip “einde rentelooptijd” destijds door Van Lanschot aan hem is uitgelegd als het moment waarop er boetevrij, dus zonder bijkomende kosten, afgelost kon worden, heeft [eiser 1] c.s. niet mogen begrijpen dat gedurende de gehele looptijd van de geldlening een rente zou gelden van het 3-maands Euribor tarief, vermeerderd met een opslag van 1%. Dat het einde van de rentelooptijd (zoals die term door Van Lanschot wordt uitgelegd) de mogelijkheid met zich brengt dat [eiser 1] c.s. de geldlening boetevrij kan aflossen, is niet onlogisch, nu een nieuw rentevoorstel onacceptabel zou kunnen zijn voor [eiser 1] c.s. Dat aan [eiser 1] c.s. echter de mogelijkheid werd geboden om bij een gelijkblijvende rente, na vijf jaar de geldlening boetevrij op te zeggen, en dat voor die periode dan de term ‘rente-looptijd’ werd gebezigd, is niet voor de hand liggend, zodat van [eiser 1] c.s. verwacht mocht worden de stelling dat hij dat zo heeft mogen begrijpen, nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Ook de omstandigheid dat – naar [eiser 1] c.s. stelt – bovenvermelde rente overeen is gekomen nadat hij hierover stevig had onderhandeld met Van Lanschot en dat de overeengekomen looptijd van de geldlening van 33 jaar ‘afwijkend’ is, geeft zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen aanleiding om te veronderstellen dat partijen bedoeld hebben de verschuldigde rente op die lening voor 33 jaar vast te leggen. Ook uit de vermelding in de door [eiser 1] c.s. als productie 35 en 36 overgelegde brieven
“tegen een rente gebaseerd op EURIBOR 3M met een opslag van 1,00%, vervallend per 31-dec-2036”kan, in het licht van het voorgaande, niet worden afgeleid dat de daarin vermelde rente zou gelden tot 31 december 2036. [eiser 1] c.s. heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd die – zo deze zouden komen vast te staan – met zich brengen dat [eiser 1] c.s. ondanks de bewoordingen van de overeenkomst, heeft mogen begrijpen dat de in 2006 overeengekomen rente zou gelden voor de gehele looptijd van de geldlening.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen sprake is van eenzijdig door Van Lanschot opgelegde renteverhogingen per 31 december 2012, 31 maart 2013, 30 juni 2014, 30 juni 2015 en 30 september 2016 (zie 2.9 respectievelijk 2.10, 2.11, 2.13 en 2.16), maar van diverse tweezijdige renteovereenkomsten tussen Van Lanschot en [eiser 1] c.s. op grond waarvan de rentetarieven (het 3-maands Euribor tarief vermeerderd met een opslag) voor de opeenvolgende rentevaste periodes zijn overeengekomen. Het verweer dat de opslagverhogingen van 2014, 2015 en 2016 niet zijn overeengekomen, omdat [eiser 1] c.s. deze opslagverhogingen niet voor akkoord heeft ondertekend, treft geen doel. Algemeen uitgangspunt is dat aanvaarding in iedere vorm kan geschieden, dus ook stilzwijgend. Daar komt bij dat in de betreffende offertes was vermeld dat [eiser 1] c.s. geen actie hoefde te ondernemen indien hij instemde met het aanbod van Van Lanschot (zie 2.11 en 2.13).
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat de grondslag voor de op enig moment geldende opslag niet een beding is dat Van Lanschot het recht geeft om gedurende de rente looptijd de opslag eenzijdig te wijzigen. Daarmee is ook geen sprake van een situatie zoals bedoeld in de door [eiser 1] c.s. aangehaalde uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2017:5248), omdat in die casus de bank wel de bevoegdheid had bedongen om gedurende de looptijd eenzijdig de opslag te kunnen aanpassen. Evenmin is sprake van een beding in de zin van richtlijn 93/13, reeds omdat de bepaling over de opslag in de overeenkomst is opgenomen en de kern van de prestaties betreft. Partijen zijn immers uitdrukkelijk (steeds) een bepaalde rente (het 3-maands Euribor tarief vermeerderd met een opslag) overeengekomen voor een bepaalde looptijd. Na de looptijd hiervan kon [eiser 1] c.s. kiezen voor een nieuwe rentevorm.
4.10.
Het bovenstaande geldt ook voor de omstandigheid dat Van Lanschot op een gegeven moment een ondergrens van “0” ten aanzien van het Euribor tarief is gaan hanteren. Deze ondergrens maakte onderdeel uit van de rentevoorstellen van 21 april en 6 september 2016 en zijn door [eiser 1] c.s. geaccepteerd.
4.11.
[eiser 1] c.s. heeft aangevoerd dat hij de renteverhogingen onder druk heeft aanvaard omdat het ‘stikken of slikken’ was. Als hij de renteverhogingen niet had aanvaard, had hij de lening moeten aflossen, hetgeen voor hem niet mogelijk was. [eiser 1] c.s. had met de geldlening commercieel vastgoed gefinancierd. Hij heeft naar aanleiding van de brief van Van Lanschot van 18 december 2012 geprobeerd over te stappen naar een andere bank, maar Rabobank en ABN AMRO wilden geen commercieel vastgoed financieren, laat staan tegen een rentepercentage zoals dat met Van Lanschot was overeengekomen. De rechtbank begrijpt dat [eiser 1] c.s. hiermee stelt dat bovenvermelde renteovereenkomsten tot stand zijn gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden.
4.12.
Voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden is vereist dat Van Lanschot bij het aangaan van de nieuwe renteafspraken wist of moest begrijpen dat [eiser 1] c.s. door bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW (zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid) werd bewogen tot het aangaan van de renteovereenkomsten en dat dit Van Lanschot ervan had moeten weerhouden het afsluiten van die overeenkomsten te bevorderen. Naar vaste jurisprudentie geldt voorts dat een economische dwangpositie waarin de ene partij zich bevindt en het nadelig zijn van de overeenkomst in zijn algemeenheid nog niet het oordeel rechtvaardigt dat misbruik van omstandigheden is gemaakt.
4.13.
[eiser 1] c.s. heeft geen feiten en/of omstandigheden naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat Van Lanschot de renteovereenkomsten sloot hoewel zij wegens de kenbare nadelen die voor [eiser 1] c.s. uit die overeenkomsten voortvloeiden, hiervan had behoren af te zien. [eiser 1] c.s. heeft niet (voldoende) onderbouwd waarom hij niet naar een andere bank kon overstappen. De enkele stelling dat hij na ontvangst van de brief van Van Lanschot van 18 december 2012 ABN AMRO en Rabobank heeft benaderd is daartoe niet voldoende. Niet gebleken is dat de renteovereenkomsten onevenwichtig zijn in die zin dat Van Lanschot rentepercentages heeft bedongen die zij in redelijkheid niet had mogen bedingen, vanwege het financieel nadeel dat zij daarmee [eiser 1] c.s. berokkende (of het financieel voordeel dat zij daarmee zelf behaalde). Dit wordt bevestigd door de verklaring van [eiser 1] c.s. dat hij elders geen gunstiger rentepercentage kon bedingen. Dat in aanmerking nemend, levert de gestelde omstandigheid dat [eiser 1] c.s. de geldlening bij het verstrijken van de opeenvolgende rente looptijden niet kon aflossen en elders geen financiering kon verkrijgen – wat daarvan ook zij – geen misbruik van omstandigheden op. Bijkomende bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
4.14.
Voor zover [eiser 1] c.s. zich beroept op dwaling, wordt dit beroep verworpen. [eiser 1] c.s. heeft op geen enkele wijze toegelicht of en in hoeverre is voldaan de uit artikel 6:228 lid 1 BW voortvloeiende vereisten voor een rechtsgeldig beroep op dwaling.
Rekening courant
4.15.
Voorts is het de vraag wat partijen met betrekking tot de rente over het rekening-courantkrediet zijn overeengekomen.
4.16.
In de door [eiser 1] c.s. ondertekende offerte van 21 augustus 2006 is vermeld
“voor uw rekening-courant krediet geldentot herroep(onderstreping rb) de volgende condities”en
“Debetrente 1% boven het een-maands-EURIBOR tarief (…)”.Naar het oordeel van de rechtbank laten deze bewoordingen geen andere uitleg toe dan dat het bedoelde rentepercentage zou gelden totdat Van Lanschot dit zou wijzigen. Het verweer van [eiser 1] c.s. dat ‘herroepen’ slechts inhoudt dat Van Lanschot het rekening-courantkrediet zou mogen opzeggen, treft geen doel. Uit bovenvermelde tekst volgt dat ‘tot herroep’ betrekking heeft op de ‘geldende condities’ en dat een van de condities betreft een debetrente van 1% boven het 1-maands Euribor tarief.
Naar de letter biedt de overeenkomst tussen partijen dus een grondslag voor de eenzijdige aanpassing van de rente, inclusief de invoering van een ondergrens voor het Euribor gedeelte daarvan. [eiser 1] c.s. heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan hij redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat de rente van 1% boven het 1-maands Euribor tarief vast stond voor de gehele looptijd van het rekening-courantkrediet. Ook op dit punt geldt dat uit de omstandigheid dat [eiser 1] c.s. – naar eigen zeggen – stevig heeft onderhandeld over het rentepercentage, niet redelijkerwijs kan worden afgeleid dat Van Lanschot haar bevoegdheid om de opslag nadien te verhogen, heeft prijs gegeven.
4.17.
Ook het (subsidiair) gevorderde verschaffen van inzicht in de totstandkoming van de opslagverhogingen zal niet worden toegewezen. In een situatie als de onderhavige, waarbij de bank (Van Lanschot) niet de mogelijkheid had om de verschuldigde opslag gedurende de rentelooptijd eenzijdig aan te passen, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat op Van Lanschot de verplichting rust om [eiser 1] c.s. inzicht te verschaffen in de bestanddelen en de daarop gebaseerde berekeningen die hebben geleid tot de door Van Lanschot aangeboden rentepercentages.
4.18.
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van [eiser 1] c.s. integraal worden afgewezen. Het verweer van Van Lanschot dat deze vorderingen verjaard zijn, behoeft daarom geen bespreking meer.
4.19.
[eiser 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Lanschot worden begroot op:
- griffierecht € 3.946,00
- salaris advocaat
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.750,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Van Lanschot tot op heden begroot op € 8.750,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Volker en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2019. [1]

Voetnoten

1.[2083/2221]