In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, hebben eiseressen, bestaande uit drie vennootschappen, de Gemeente Rotterdam aangeklaagd wegens wanprestatie. De rechtbank heeft eerder in tussenvonnissen geoordeeld dat de Gemeente tekort is geschoten in haar verplichtingen onder een overeenkomst uit 1999. In het tussenvonnis van 12 december 2018 werd vastgesteld dat de Gemeente aansprakelijk is voor een schadevergoeding van 2,75 miljoen euro, evenals buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De Gemeente heeft in deze procedure een akte genomen, waarop de eiseressen hebben gereageerd met een antwoordakte. De rechtbank heeft de zaak in reconventie aangehouden, waarbij de Gemeente een vordering heeft ingesteld die verband houdt met een eerdere uitspraak van de rechtbank over de 'BTW-kwestie'. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Gemeente niet kan volhouden dat de uitkomst van de 'BTW-kwestie' van invloed is op de huidige procedure. De rechtbank heeft de Gemeente veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de buitengerechtelijke kosten, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseressen begroot. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling van de reconventionele vordering, waarbij de meest gerede partij het eindoordeel over de 'BTW-kwestie' moet inbrengen. De rechtbank heeft elke verdere beslissing aangehouden.