In deze zaak heeft eiser, een vakdocent, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de Minister van Veiligheid en Justitie. De rechtbank Rotterdam heeft op 18 april 2019 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiser had zijn bezwaarschrift op 26 september 2017 ingediend, maar verweerder stelde dat dit te laat was, omdat het bezwaarschrift pas op 28 september 2017 was ontvangen. Eiser voerde aan dat hij het bezwaarschrift tijdig per e-mail had verzonden, maar verweerder had deze indieningswijze niet opengesteld. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het bezwaarschrift per koerier was bezorgd en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet gehouden was om een herstelmogelijkheid te bieden, omdat eiser bekend was met de indieningsvereisten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.