ECLI:NL:RBROT:2019:3103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
10/690234-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van een ripdeal en veroordeling voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een ripdeal en het in bezit hebben van verboden wapens. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd om cocaïne te bemachtigen. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de belastende verklaring van een getuige niet kon worden gebruikt, omdat de verdediging geen effectieve mogelijkheid had om deze getuige te ondervragen. Hierdoor heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3.

Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte op 18 mei 2018 in Rotterdam in het bezit was van twee verboden wapens, namelijk een traangas-spuitbus en een stiletto. De rechtbank heeft overwogen dat het dragen van dergelijke wapens op de openbare weg een zeer onwenselijke situatie is en dat de verdachte hiervoor een straf verdient. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, met aftrek van voorarrest, en is er een beslissing genomen over de teruggave van in beslag genomen geldbedragen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690234-18
Datum uitspraak: 26 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
woonachtig op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , Frankrijk,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam,
voor deze verschenen ter terechtzitting mr. El Farougui, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 1, 2 en 3
In de zaak van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (alias: [bijnaam medeverdachte] ) heeft de rechtbank geoordeeld dat de voor de verdachte en zijn medeverdachte belastende verklaring van [naam getuige] niet kan worden gebezigd voor het bewijs omdat de verdediging geen effectieve mogelijkheid tot ondervraging van de getuige [naam getuige] heeft gehad nu deze zich in het kader van zijn getuigenverhoor bij de rechter-commissaris heeft beroepen op zijn verschoningsrecht en bovendien de voor de verdachte en de medeverdachte belastende verklaring van [naam getuige] geen bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen dan de verklaring van [naam getuige] . Daar waar de verklaring van [naam getuige] de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] aanwijst als degenen die wapens hebben getrokken en geweld hebben gebruikt – en de verdachte dit betwist – bevat het dossier geen bewijs dat duidt op de door [naam getuige] geschetste rol van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van [naam getuige] moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat het gebruik daarvan ongeoorloofd zou zijn op grond van het bepaalde in artikel 6 EVRM.
Hoewel dit verweer niet is gevoerd door de verdediging van de verdachte en de raadsvrouw zich ter zitting ook niet heeft aangesloten bij dit verweer van de raadsman van de medeverdachte, is de rechtbank van oordeel dat het bepaalde in artikel 6 EVRM er ook in de onderhavige zaak aan in de weg staat dat de verklaringen van [naam getuige] kunnen worden gebezigd voor het bewijs. Dit brengt met zich dat de rechtbank niet bewezen acht dat de verdachte, tezamen en in vereniging met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , geweld heeft gepleegd teneinde de cocaïne te bemachtigen.
Uit het dossier volgt dat de verdachte als eerste de woning heeft verlaten, kort daarna gevolgd door drugsrunner [naam drugsrunner] en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de cocaïne kort voor zijn vlucht uit de woning van tafel heeft gepakt en dat hij het wapen heeft afgepakt van [naam medeverdachte 2] . De verdachte zou hiervan geen weet hebben gehad en dus ook geen weet hebben gehad van de aanwezigheid van de drugs en het wapen onder de medeverdachte. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit kan volgen dat de verdachte in de korte periode tussen het vluchten uit de woning en het moment waarop hij en de medeverdachte werden aangehouden, op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en het wapen bij de medeverdachte of dat hij daar op enige wijze aan heeft bijgedragen. Een en ander leidt ertoe dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit ten aanzien van feiten 4 en 5. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
4.
hij op 18 mei 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 6º van de Wet
wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
traangas/pepperspray zijnde een giftige en/of verstikkende en/of
weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, namelijk een traangas-spuitbus voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 18 mei 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
4.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
5.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is – toen hij samen met een vriend, de medeverdachte, voor een aantal dagen Nederland bezocht – met een drugsrunner naar een woning in Rotterdam gegaan alwaar de medeverdachte in deze zaak cocaïne wilde kopen. Op enig moment is er ruzie ontstaan tussen de verkoper van de cocaïne en de verdachten. Onduidelijk is gebleven hoe de ruzie is ontstaan en of en door wie geweld is gepleegd. Wel is duidelijk geworden dat de verdachte – nadat hij uit de woning was gevlucht en was aangehouden door de politie – in het bezit bleek te zijn van twee verboden wapens onder de Wet wapens en munitie, namelijk een bus pepperspray en een stiletto.
Het is een zeer onwenselijke situatie dat verboden wapens door burgers worden gedragen op de openbare weg en verdachte verdient daarvoor een straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
25 februari 2019 alsmede een uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) van 12 juni 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande en in acht genomen de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, aanleiding om aan de verdachte een gevangenisstraf van korte duur op te leggen.
De rechtbank acht de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 220,00 zal worden teruggegeven aan de verdachte en dat het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 1150,00 zal worden teruggegeven aan de medeverdachte in deze zaak, [naam medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum medeverdachte] te [geboorteplaats medeverdachte] (Marokko).
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 220,00 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu de verdachte redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 1150,00 zal een last worden gegeven tot bewaring voor de rechthebbende [naam medeverdachte 1] , nu – gelet op hetgeen ter terechtzitting is verklaard door de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , de laatstbedoelde redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van een geldbedrag van € 220,-
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende [naam medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum medeverdachte] te [geboorteplaats medeverdachte] (Marokko) van een geldbedrag van € 1150,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mr. A.M. van der Leeden en mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 1000 gram,
althans een hoeveelheid, cocaïne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan (een) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] en/of die tot op heden onbekend
gebleven perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen en/of
voorhouden van een vuurwapen, althans van een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp en/of het voorhouden van een bus pepperspray en/of hierbij op
dreigend toon toevoegen van de woorden dat iedereen moest gaan liggen, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) onderde(e)l(en) van een vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 2º en/of onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een loop met kamer en/of een slede en/of een kast met trekkergroep en hamer
en/of een patroonmagazijn, zijnde hulpstukken en/of onderdelen van wezenlijke aard en specifiek elk bestemd is voor een pistool van het merk: Star H, kaliber 7.67 mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten één kogelpatroon van het kaliber
7.65
mm, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 6º van de Wet
wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
traangas/pepperspray zijnde een giftige en/of verstikkende en/of
weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, namelijk een traangas-spuitbus voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad.