ECLI:NL:RBROT:2019:3105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
10/960226-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan en voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne via een fruitoverslagbedrijf in de Rotterdamse haven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan de invoer van 17 kilogram cocaïne. De verdachte, een jonge man die als heftruckchauffeur werkte bij een fruitoverslagbedrijf in de Rotterdamse haven, heeft een essentiële rol gespeeld in de invoer van de cocaïne door informatie, pakbonnen en een sleutel aan medeverdachten te verstrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij een belangrijke rol speelde, relatief beperkt betrokken was in vergelijking met andere leden van de criminele organisatie. Dit, samen met zijn jonge leeftijd en het feit dat hij een first offender was, heeft geleid tot een strafvermindering.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de invoer van de cocaïne door pakbonnen en een sleutel te verstrekken aan medeverdachte [naam medeverdachte 1]. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust was van de illegale activiteiten, maar dat hij niet precies wist waarvoor zijn hulp werd ingeroepen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen Huawei telefoon verbeurd verklaard, aangezien deze gebruikt was voor communicatie met medeverdachten. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie en de gevolgen van de cocaïnehandel voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/960226-18
Datum uitspraak: 26 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te ( [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn,
raadsvrouw mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Doorn heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (medeplegen invoer cocaïne)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 1 subsidiair en feit 2: medeplichtigheid invoer cocaïne en voorbereidingshandelingen
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de ten laste gelegde invoer van cocaïne. De verdachte heeft inlichtingen verstrekt aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) in de vorm van pakbonnen en hij heeft verteld hoeveel containers er binnen kwamen bij [naam bedrijf] . Er kan echter niet worden vastgesteld dat de pakbonnen of die informatie nodig waren voor, of gebruikt zijn bij de uithaal van de partij cocaïne op 24 september 2017. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte een (kopie van een) sleutel aan de medeverdachte heeft verstrekt. Het namaken van een certificaatsleutel is namelijk niet mogelijk zonder toestemming van de certificaathouder en bovendien is bij de uithaal op 24 september 2017 geen sleutel gebruikt. Ook de voorbereidingshandelingen, zoals die onder 2 zijn ten laste gelegd, kunnen voor wat de sleutel betreft niet worden bewezen.
Voor zover de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne en de voorbereidingshandelingen, is er sprake van eendaadse samenloop.
4.2.2.
Beoordeling
Inleiding
Vanaf eind 2016 is onder de naam [naam onderzoek] een grootschalig onderzoek gestart naar een samenwerkingsverband dat zich zou bezighouden met de invoer van verdovende middelen via het Rotterdamse havengebied. Daarbij zijn onder meer [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) als verdachten aangemerkt. Aan de hand van een telefoontap die bij [naam medeverdachte 1] is geplaatst, is ook een verdenking tegen de verdachte gerezen. De verdachte werkte van 29 augustus 2016 tot 27 februari 2018 als heftruckchauffeur bij het bedrijf [naam bedrijf] , dat gespecialiseerd is in de opslag en overslag van ladingen fruit uit containerschepen.
Uit de tapgesprekken blijkt dat [naam medeverdachte 1] en de verdachte in de periode van 22 mei 2017 tot en met 24 september 2017 regelmatig met elkaar in contact stonden. In deze periode vraagt [naam medeverdachte 1] verschillende malen, onder andere op 2 juni 2017, aan de verdachte om pakbonnen en “BL” te regelen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij ongeveer vier of vijf keer pakbonnen of een BL (Bill of Lading) voor [naam medeverdachte 1] heeft geregeld en dat hij ongeveer tien keer met [naam medeverdachte 1] heeft afgesproken. Volgens de verdachte staat op een pakbon waar een container vandaan komt en welke lading erin zit. Hij plakte de pakbon op pallets die uit een container waren gekomen en in de opslagloods waren geplaatst. De verdachte heeft bij de politie en ook ter terechtzitting verklaard dat hij niet precies wist waarvoor de pakbonnen nodig waren, maar dat hij wist wel dat het waarschijnlijk om illegale handel in drugs ging.
Betrokkenheid van de verdachte bij de uithaal op 24 september 2017
Op 14 september 2017 stuurt [naam medeverdachte 1] een sms aan de verdachte waarin hij schrijft: “
Vandaag na werk ff pakbon aub”. In antwoord hierop stuurt de verdachte aan [naam medeverdachte 1] het bericht “
Ja, is goed ik heb ze al”.
Enkele dagen hiervoor, op 11 september 2017, wordt [naam medeverdachte 1] gebeld door medeverdachte [naam medeverdachte 2] . In dit gesprek vraag [naam medeverdachte 2] de sleutel te regelen via “
de man van jou”. Hierop antwoordt [naam medeverdachte 1] dat hij dat zal doen. Vervolgens belt [naam medeverdachte 1] op 18 september 2017 rond 10:00 uur met de verdachte en maken zij een afspraak om elkaar die middag te zien. Dit gesprek wordt om 11:10 uur gevolgd door een sms van [naam medeverdachte 1] waarin hij schrijft: “
Lees je mail waar ik om 11:45 uur jou sta op te wachten maat.” Uit een observatie blijkt vervolgens dat [naam medeverdachte 1] en de verdachte elkaar op die dag om 12:02 uur treffen en dan samen in de auto van [naam medeverdachte 1] naar een winkel rijden die “De Sleutelspecialist” heet. Daar blijft de verdachte buiten wachten terwijl [naam medeverdachte 1] die winkel binnengaat. Als [naam medeverdachte 1] weer naar buiten komt geeft hij een klein voorwerp aan de verdachte. Vervolgens rijden zij samen weer weg en wordt de verdachte om 12.20 uur bij zijn auto afgezet. Op 20 september 2017 laat [naam medeverdachte 1] in een telefoongesprek met [naam medeverdachte 2] weten dat hij "
de sleutel" en “
kopieën alles”al heeft geregeld.
Uit een aangifte van inbraak namens [naam bedrijf] blijkt dat daar op 24 september 2017 is ingebroken, waarbij het cilinderslot van de toegangsdeur van loods 9 was verwijderd en er in loods 7 dozen met bananen overhoop zijn gehaald. In enkele bananendozen die nog bij [naam bedrijf] staan, worden door de Douane verdovende middelen aangetroffen, namelijk 17 kilo cocaïne. [naam bedrijf] zou volgens de aangifte in totaal 112 pallets bananen hebben binnengekregen en na de inbraak zouden zij totaal 35 kilo bananen missen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de uithaal van 24 september 2017. Gelet op het tijdsverloop tussen de hiervoor genoemde gesprekken, is het immers aannemelijk dat de pakbon die de verdachte op 14 september 2017 aan [naam medeverdachte 1] heeft toegezegd, relevant was voor de uithaal op 24 september 2017. Ook is aannemelijk dat de verdachte een sleutel voor [naam medeverdachte 1] heeft geregeld. De verdachte heeft op 18 september 2017 met [naam medeverdachte 1] afgesproken en is samen met hem naar een sleutelwinkel geweest. De verdachte heeft geen andere redelijke verklaring gegeven waarom hij op die dag samen met [naam medeverdachte 1] daar moest zijn. Bovendien blijkt uit de correspondentie tussen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] dat [naam medeverdachte 1] een sleutel zou regelen en heeft [naam medeverdachte 1] vlak na de ontmoeting met verdachte aan [naam medeverdachte 2] laten weten dat hij de sleutel had geregeld. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat geen sprake kan zijn geweest van het namaken van een sleutel omdat een certificaatsleutel niet kan worden nagemaakt zonder toestemming van de certificaathouder. Uit het dossier valt immers niet met zekerheid af te leiden dat het om een certificaatsleutel ging, nu uit de verklaring van [naam getuige] voortvloeit dat de sloten van de loodsen bij [naam bedrijf] slechts ten dele waren vervangen door certificaatsloten. Voorts is het niet uit te sluiten dat het ging om een sleutel van bijvoorbeeld het hek of het kantoor van [naam bedrijf] of om een andere sleutel die [naam medeverdachte 1] nodig had. Dat niet is gebleken dat de sleutel uiteindelijk is gebruikt bij de inbraak, zoals aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af.
Nu de verdachte heeft verklaard dat hij het vermoeden had dat [naam medeverdachte 1] bezig was met illegale handel in verdovende middelen, heeft hij, door pakbonnen en een sleutel aan [naam medeverdachte 1] te geven, het opzet gehad op het ondersteunen van de uithaal van cocaïne.
17 of 35 kilo cocaïne
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de invoer van 35 kilogram cocaïne niet kan worden bewezen. Tussen de bananen is 17 kilo cocaïne aangetroffen. Hoewel de aangever heeft verklaard dat uit de lading bananen 35 kilogram mist, kan niet worden vastgesteld dat de overige 18 kilogram cocaïne is geweest.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte, door inlichtingen, een pakbon en een sleutel aan [naam medeverdachte 1] te geven, opzettelijk behulpzaam is geweest bij de invoer van 17 kilo cocaïne op 24 september 2017 en dat hij daartoe voorbereidingshandelingen heeft verricht. Hierbij dient de regeling van de eendaadse samenloop te worden toegepast.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair)
[naam medeverdachte 1] en/of andere (onbekende) mededaders in de periode
van
29 augustus 2017 tot en met 24 september 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk,
binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht,
17 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij het plegen van welk bovengenoemd misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks
de periode 4 september 2017 tot en met 24 september 2017 te Rotterdam, althans
in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en middelen en inlichtingen heeft verschaft door het (laten) maken van een kopie van een
sleutel welke toegang verschaft tot het bedrijf
[naam bedrijf] / [naam bedrijf] . gevestigd te Rotterdam en
(vervolgens) het verstrekken van
eensleutel aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] en het verschaffen van pakbonnen
aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] ;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 22 mei 2017 tot
en met 24 september 2017 te Rotterdam,
om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet,
te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van
Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en een of meer anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen
tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
immers heeft
deverdachte:
- pakbonnen en bill(s) of lading geregeld en verstrekt,
- na zijn werk een ontmoeting gepland met een medeverdachte,
- inlichtingen verschaft waarover hij beschikte vanuit zijn rol als medewerker
bij het bedrijf [naam bedrijf] / [naam bedrijf] . en
- een kopie van een sleutel (laten) maken welke toegang verschaft(e) tot het bedrijf [naam bedrijf] / [naam bedrijf]
gevestigd te Rotterdam .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
medeplichtigheid van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van de invoer van 17 kilogram cocaïne in Nederland door informatie, pakbonnen en een sleutel aan een ander te verstrekken. Daarmee heeft hij zich eveneens schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen.
Het is bekend dat via de Rotterdamse haven grote hoeveelheden cocaïne Nederland worden binnengesmokkeld waarna deze verder worden verhandeld. Met deze illegale handel wordt veel geld verdiend en deze handel gaat niet zelden gepaard met andere criminele activiteiten zoals liquidaties, bedreigingen en andere geweldsdelicten. Cocaïne is bovendien een verslavende harddrug, die schadelijk is voor de volksgezondheid en veel mensen in grote problemen kan brengen, niet alleen op financieel gebied.
Voor de succesvolle invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven zijn handlangers die werkzaam zijn bij bedrijven in het havengebied onontbeerlijk. De verdachte was werkzaam in de haven bij het bedrijf [naam bedrijf] en heeft deze positie misbruikt. Door informatie, pakbonnen en een sleutel aan anderen te geven heeft de verdachte een essentiële rol gehad bij de invoer en uithaal van cocaïne. Hoewel essentieel, is de bewijsbare rol van de verdachte in het logistieke proces van deze criminele drugsorganisatie, in vergelijking tot andere personen, relatief beperkt geweest.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op de relatief jonge leeftijd van de verdachte en op het feit dat hij niet eerder voor soortgelijk feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt rekening met de relatief beperkte rol die de verdachte in de organisatie heeft gespeeld. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Huawei telefoon verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de in beslag genomen telefoon.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen Huawei telefoon zal worden verbeurd verklaard.
De telefoon is van de verdachte en de bewezen feiten zijn met betrekking tot dit voorwerp begaan, immers de telefoon is gebruikt om de gesprekken met de medeverdachte te voeren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 48 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart
verbeurdals bijkomende straf voor de feiten 1 en 2: de Huawei telefoon.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
mr. A.M. van der Leeden en mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode 04 september 2017 tot en met 24 september 2017,
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
ongeveer 35, althans 17 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde cocaïne een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] en/of andere (onbekende) mededaders in of omstreeks de periode
29 augustus 2017 tot en met 24 september 2017 te Rotterdam, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht,
ongeveer 35, althans 17 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid van een van
een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
bij het plegen van welk bovengenoemd misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks
de periode 4 september 2017 tot en met 24 september 2017 te Rotterdam, althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door het (laten) maken van een kopie van een
sleutel welke toegang verschaft(e) tot (een van de loodsen van) het bedrijf
[naam bedrijf] / [naam bedrijf] gevestigd te Rotterdam en/of
(vervolgens) het verstrekken van deze sleutel danwel een kopie van deze
sleutel aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] en/of het verschaffen van pakbonnen
aan medeverdachte [naam medeverdachte 1]
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 mei 2017 tot
en met 24 september 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te
doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn
en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij
bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):
- pakbon(nen) en/of bill(s) of lading geregeld en/of verstrekt,
- ' versluierd' gecommuniceerd met (een) medeverdachte(en),
- ( na zijn werk) (een) ontmoeting(en) gepland met (een) medeverdachte(en),
- inlichtingen verschaft waarover hij beschikte vanuit zijn rol als medewerker
bij het bedrijf [naam bedrijf] / [naam bedrijf] en/of,
- een kopie van een sleutel (laten) maken welke toegang verschaft(e) tot (een
van de loodsen van) het bedrijf [naam bedrijf] / [naam bedrijf]
gevestigd te Rotterdam en/of (vervolgens) het verstrekken van deze sleutel
danwel een kopie van deze sleutel aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] .