De rechtbank stelt voorop dat de overeenkomst niet door juristen is aangegaan, maar wel door twee professionele vastgoedpartijen, ondersteund door eveneens professionele makelaars op het gebied van de bedrijfshuisvesting.
De rechtbank neemt bij het uitleggen van de overeenkomst in aanmerking dat op het moment van aangaan van de koopovereenkomst, geen zekerheid bestond over het al dan niet voortduren van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst was op dat moment weliswaar niet opgezegd, maar dat kon nog wel gebeuren tegen 1 oktober 2017, waardoor het rendement voor [gedaagde 1] in dat geval tot een jaar of drie beperkt zou zijn gebleven. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat het voor de koper van vastgoed van belang kan zijn dat het te kopen pand (voor langere tijd) is verhuurd. Dit kan anders zijn als het pand zou moeten worden herontwikkeld of gesloopt, dan wel gerenoveerd, maar van dit soort omstandigheden is niet gebleken. In het licht van deze omstandigheden is tussen partijen onderhandeld. De uitkomst van de onderhandelingen is geweest dat de koopprijs (aanzienlijk) lager is geworden dan de vraagprijs, welke overigens nog onder de WOZ-waarde (€ 1.140.000,--) van het pand lag.
Om Moervast te bewegen in te stemmen met de lagere koopprijs hebben partijen een staffel ontworpen. De staffel impliceert dat Moervast een aanvullende betaling zal verkrijgen onder de in de bijzondere bepaling genoemde omstandigheden. Die omstandigheden zijn dat Moervast een aanvullende betaling ontvangt van € 75.000,-- wanneer de huurder de overeenkomst tegen dezelfde of een hogere huurprijs voortzet. Bij een verlaagde huurprijs tussen € 125.000,-- en € 110.000,-- zou € 50.000,-- aanvullend worden betaald en bij een verlaagde huurprijs tussen € 100.000,-- en € 110.000,-- zou de mogelijkheid van een aanvullende betaling blijven bestaan, zij het voor een lager bedrag omdat Moervast dan de lagere huur zou moeten compenseren aan [gedaagde 1] . Hoewel de overeenkomst dat niet met zoveel woorden benoemt volgt dit uit de overeenkomst, nu het niet goed denkbaar is dat Moervast meer wil compenseren dan het bedrag dat zij aanvullend zou kunnen krijgen.
De achtergrond van deze afspraken is door partijen in de processtukken en tijdens de gehouden comparitie van partijen geduid. Voor [gedaagde 1] was het belangrijk dat hij niet met leegstand zou worden geconfronteerd. Voor hem was het belangrijk dat hij door de verhuur een verzekerd rendement kon verkrijgen. Moervast heeft gesteld tenminste € 925.000,-- te willen ontvangen voor het pand. Zij heeft zich kunnen vinden in een lage koopprijs met een aanvullende betaling, omdat zij er van overtuigd was dat de huurder de huur zou voortzetten. Moervast heeft daarbij aangegeven dat het op het moment van verkoop crisis was, waaruit de rechtbank begrijpt dat het verkopen van kantoorpanden niet eenvoudig was, dan wel alleen voor relatief lage prijzen kon worden gerealiseerd.
De rechtbank stelt verder vast dat de overeenkomst slechts spreekt over de huurder en de voortzetting van de huur na 30 september 2017. Mede gelet op de stellingen van partijen, enerzijds verzekerd te willen zijn van rendement door verhuur en anderzijds het vertrouwen dat de huurder de huur zou voortzetten, is duidelijk dat de bijzondere bepaling ziet op de huur door de op dat moment aanwezige huurder, Prisma-IT.