ECLI:NL:RBROT:2019:3352

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
C/10/535377 / HA ZA 17-901
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake pandrecht en proceskosten tussen HS Techniek Holding B.V. en Spoorijzer Materieel Management en Onderhoud B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft HS Techniek Holding B.V. (hierna: HS Techniek Holding) een vordering ingesteld tegen Spoorijzer Materieel Management en Onderhoud B.V. (hierna: Spoorijzer) met betrekking tot een pandrecht op vorderingen van HS Techniek B.V. op Spoorijzer. HS Techniek Holding stelt dat er een stil pandrecht is gevestigd op de vorderingen van HS Techniek B.V. op Spoorijzer, voortvloeiend uit een overeenkomst voor het uitvoeren van elektrische ombouw werkzaamheden aan locomotieven. De rechtbank heeft vastgesteld dat HS Techniek B.V. in faillissement is verklaard en dat de pandakte, die op 31 mei 2016 is geregistreerd, niet voldoet aan de vereisten voor het vestigen van een pandrecht op toekomstige vorderingen. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van HS Techniek Holding moeten worden afgewezen, omdat de pandakte alleen geldt voor vorderingen die voortvloeien uit overeenkomsten die op het moment van registratie bestonden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht door HS Techniek Holding, en heeft de proceskosten toegewezen aan Spoorijzer, waarbij HS Techniek Holding in de kosten is veroordeeld. Het vonnis is op 13 maart 2019 uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/535377 / HA ZA 17-901
Vonnis van 13 maart 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HS TECHNIEK HOLDING B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.R.E. Gelok te Roosendaal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPOORIJZER MATERIEEL MANAGEMENT EN ONDERHOUD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.Ph. Nikkels van der Veen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna HS Techniek Holding en Spoorijzer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 september 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie van 7 maart 2018, met producties;
  • de akte overlegging producties tevens vermeerdering van eis zowel in conventie als in reconventie zijdens Spoorijzer van 4 juli 2018, met producties;
  • de brief van 6 juli 2018 van mr. Gelok aan de rechtbank, met productie;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 19 juli 2018;
  • het proces-verbaal van de op 19 juli 2018 gehouden comparitie van partijen, en de daarin genoemde bladzijde 4 van productie 6 van akte overlegging producties en vermeerdering van eis van 4 juli 2018;
  • de brieven van 29 augustus 2018, 5 september 2018 en 3 oktober 2018 van mr. Nikkels van der Veen;
  • de brieven van 30 augustus 2018 en 4 oktober 2018 van mr. Gelok.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
HS Techniek Holding B.V. is voormalig aandeelhouder en bestuurder van HS Techniek B.V.
2.2.
HS Techniek B.V. en Spoorijzer zijn op 15 november 2016 een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) aangegaan ten aanzien van het - kort gezegd - uitvoeren van elektrische ombouw werkzaamheden aan locomotieven door HS Techniek B.V.
2.3.
HS Techniek B.V. heeft ten aanzien van door haar in de periode februari 2017 tot en met juli 2017 uitgevoerde werkzaamheden en/of geleverde goederen aan Spoorijzer facturen toegestuurd voor een bedrag van € 85.085,86.
2.4.
Op 3 augustus 2017 heeft (de raadsman van) HS Techniek Holding een brief (productie 2 bij dagvaarding) aan Spoorijzer gestuurd waarin - voor zover hier van belang - is opgenomen:
‘Uit de administratie van HS Techniek B.V. te Roosendaal blijkt dat deze vennootschap op u naar de stand van heden een vordering heeft ad € 85.085,86.
Vanwege een vordering van mijn cliënte, HS Techniek Holding B.V., is er op 31 mei 2016 een stil pandrecht gevestigd op alle vorderingen van HS Techniek B.V. op derden en ook op de vordering van HS Techniek B.V. op u. De pandakte is op 9 juni 2016 geregistreerd bij de Belastingdienst te Rotterdam.
Door deze doe ik u mededeling van het pandrecht van HS Techniek Holding B.V. op al hetgeen u thans en in de toekomst verschuldigd bent aan HS Techniek B.V. en ik wijs U erop dat u vanaf nu niet meer bevrijdend aan HS Techniek B.V. kunt betalen.
Betalingen dienen binnen de overeengekomen betalingstermijnen op verzoek van HS Techniek Holding B.V. te worden verricht op bankrekeningnummer […] ten name van Derdengelden Haans Advocaten.
[…]’
2.5.
Met ingang van 12 september 2017 is HS Techniek B.V. in staat van faillissement verklaard.
2.6.
Op 12 december 2017 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in kort geding vonnis gewezen in een zaak van HS Techniek Holding tegen [naam 1] in hoedanigheid van curator in het faillissement van HS Techniek B.V. In het vonnis (overgelegd als productie 3 bij conclusie van antwoord; hierna: het kortgedingvonnis) is - voor zover hier van belang - opgenomen:
‘[…]
3. De feiten
3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. HS Holding heeft op 31 mei 2016 179 (van de 180 door haar gehouden) aandelen in HS Techniek BV verkocht aan Leijs Beheer BV tegen een koopsom van € 1.080.000,00, te voldoen in 60 maandelijkse termijnen van € 18.000,00.
b. Tot zekerheid van betaling van de koopsom en de rekening courant schuld werd bij separate pandakte op 31 mei 2016, geregistreerd op 9 juni 2016, door HS Holding als verkoper, A.L.A. Leijs Beheer BV als koper en HS Techniek BV een pandrecht gevestigd op de aandelen in HS Techniek BV en op alle huidige en toekomstige vorderingen van HS Techniek BV op derden. De aandelen werden bij notariële akte van 18 juli 2016 door HS Holding aan Leijs Beheer BV overgedragen.
[…]

4.De beoordeling

[…]
4.5.
De bewoordingen in de pandakte van 31 mei 2016, geregistreerd op 9 juni 2016, waarbij een pandrecht is gevestigd op, onder meer, “
alle huidige en toekomstige vorderingen van de Vennootschap op derden”, voldoen niet aan de hiervoor omschreven vereisten, omdat die bewoordingen onvoldoende bepaald zijn. De conclusie luidt dan ook dat het bij akte van 31 mei 2016, geregistreerd op 9 juni 2016, gevestigde pandrecht alleen geldt voor vorderingen die voortvloeien uit overeenkomsten die op 9 juni 2016 bestonden en niet voor toekomstige vorderingen van HS Techniek BV op derden.
4.6.
De brieven die de raadsman van HS Holding op 3 augustus 2017 aan de debiteuren van HS Techniek BV heeft gestuurd, zijn in het kader van dit kort geding juridisch niet relevant omdat die brieven melding maken van een bij akte van 31 mei 2016, geregistreerd op 9 juni2016, gevestigd pandrecht op de toekomstige vorderingen van HS Techniek BV, terwijl, zoals hiervoor is geconcludeerd, bij akte van 9 juni 2016 slechts die vorderingen zijn verpand die voortspruiten uit op 9 juni 2016 reeds bestaande overeenkomsten en dus niet de toekomstige vorderingen, waaronder de vorderingen op alle nu openstaande debiteuren van HS Techniek BV.
Overigens zou door de openbaarmaking op 3 augustus 2017 van het bij akte van 31 mei
2016, geregistreerd op 9 juni 2016, gevestigde stille pandrecht niet, zoals HS Holding stelt,
een openbaar pandrecht ex art. 3:236 BW gevestigd kunnen worden. De mededeling van een
reeds ontstaan stil pandrecht leidt immers niet tot het ontstaan van een nieuw openbaar
pandrecht, maar leidt er ex art 3:239 lid 3 BW toe dat de reeds ontstane stil verpande
vordering alleen nog kwijtend aan de pandhouder kan worden voldaan. Het moment waarop
het stille pandrecht is ontstaan blijft het moment van registratie.
[…]
6. De beslissing
[…]
6.6.
verbiedt HS Holding activiteiten te ondernemen die strekken tot incasso van de debiteuren van HS Techniek BV, in het bijzonder ook haar incasso activiteiten jegens Spoorijzer materiaal Management en onderhoud te Rotterdam, te staken en gestaakt te houden;
[…]

3.Het geschil

in conventie

3.1.
HS Techniek Holding vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
‘gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen een bedrag ad € 88.834,18, te verhogen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure waaronder begrepen de na kosten.’
3.2.
Spoorijzer voert gemotiveerd verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van HS Techniek Holding in de daadwerkelijk gemaakte kosten van het geding zoals aangegeven in 3.4 hierna.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Spoorijzer vordert - na wijziging van eis - veroordeling van HS Techniek Holding om
‘HS Techniek Holding te veroordelen om binnen twee dagen, althans binnen een termijn van 14 dagen, althans binnen 30 dagen, na het in dezen te wijzen vonnis aan Spoorijzer tegen behoorlijke bewijs van kwijting te voldoen:
I. de daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand, waaronder tot heden het griffierecht ad € 1.924,00 en verder gespecificeerde kosten rechtsbijstand tot en met 4 juli 2018 totaal bedragend € 19.053,00 en verder P.M. (exclusief BTW), althans de daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand vanaf 12 december 2017, bedragend € 12.089,00 (exclusief BTW) en verder P.M. nader op te geven en te specificeren gedurende c.q. voor het verdere verloop van de procedure, althans een bedrag c.q. bedragen die U Edelachtbare Rechtbank in conventie respectievelijk reconventie in goede justitie zal menen te behoren; inclusief de eventueel daarop volgende executiekosten alsmede de nakosten. De nakosten bedragen € 131,- zonder betekening in conventie of reconventie of € 205 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen. Deze kosten worden verhoogd met € 68,- indien betekening moet volgen.
II. althans subsidiair een redelijke vergoeding van de proceskosten aan de zijde van Spoorijzer, te begroten op de griffierechten ad € 1.924,00 vermeerderd met 4 procespunten, althans een bedrag c.q. bedragen die U Edelachtbare Rechtbank in conventie respectievelijk reconventie dat U Edelachtbare Rechtbank in goede justitie zal menen te behoren; inclusief de eventueel daarop volgende executiekosten alsmede de nakosten. De nakosten bedragen € 131,- zonder betekening in conventie of reconventie of € 205 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen. Deze kosten worden verhoogd met € 68,- indien betekening moet volgen.
III. althans meer subsidiair, HS Techniek Holding, voor zover deze bedragen niet gedekt worden door een verderstrekkende veroordeling zoals hierboven gevorderd, in ieder geval te veroordelen in de wettelijke kosten van het geding, zowel in conventie als in reconventie, inclusief de kosten van rechtsbijstand en eventueel daarop volgende executiekosten alsmede de nakosten. De nakosten bedragen € 131,- zonder betekening in conventie of reconventie of € 205 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen. Deze kosten worden verhoogd met € 68,- indien betekening moet volgen.’
3.5.
HS Techniek Holding voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Spoorijzer in de proceskosten in reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie

4.1. (
De advocaat van) Spoorijzer heeft (onder andere) in haar brief van 3 oktober 2018 de rechtbank verzocht om een deelvonnis te wijzen. Spoorijzer heeft daarbij aangegeven dat dit ter comparitie zo is afgesproken. HS Techniek Holding schrijft in haar reactie(s) geen prijs te stellen op een deelvonnis en dat - hoewel de mogelijkheid van een deelvonnis ter comparitie ter sprake is gekomen - niet is afgesproken dat het te wijzen vonnis een deelvonnis zou zijn.
De rechtbank zal een eindvonnis wijzen. Ter zitting is namens Spoorijzer inderdaad naar voren gebracht dat zij eerst een oordeel wilde over de vraag of er sprake is van een pandrecht, maar er is daarover geen toezegging gedaan door de rechtbank. De rechtbank kan thans een eindvonnis wijzen. Er bestaat dan ook geen aanleiding om een deelvonnis te wijzen.
4.2.
Bij haar akte overlegging producties tevens vermeerdering van eis zowel in conventie als in reconventie heeft Spoorijzer haar eis gewijzigd. Nu HS Techniek Holding geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze wijzigingen en de rechtbank evenmin gronden aanwezig acht om de wijziging van eis ambtshalve buiten beschouwing te laten, zal recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
in conventie
4.3.
HS Techniek Holding vordert betaling van vorderingen van HS Techniek B.V. op Spoorijzer. Zij stelt daartoe dat HS Techniek B.V. in opdracht en voor rekening van Spoorijzer werkzaamheden heeft uitgevoerd en/of goederen heeft geleverd in de periode van februari tot en met juli 2017, waarvoor HS Techniek B.V. facturen heeft gezonden voor een bedrag van € 85.085,86. Daarnaast was HS Techniek B.V. rente en incassokosten verschuldigd. Voorts voert HS Techniek Holding aan dat bij brief van 3 augustus 2017 namens HS Techniek Holding mededeling is gedaan van een op vorderingen van HS Techniek B.V. rustend pandrecht van HS Techniek Holding.
4.4.
Spoorijzer betwist dat op de door HS Techniek Holding gestelde vorderingen op Spoorijzer een rechtsgeldig pandrecht ten gunste van HS Techniek Holding is gevestigd. Bovendien betwist Spoorijzer dat HS Techniek Holding uit hoofde van openbaarmaking van een pandrecht de rechthebbende zou zijn op de gestelde vorderingen. Ter comparitie heeft de heer [naam 2] (directeur van Spoorijzer) verklaard een gedeelte van het gevorderde bedrag aan HS Techniek B.V. voldaan te hebben.
4.5.
HS Techniek Holding heeft de pandakte waarop zij zich beroept niet overgelegd. Onder meer gezien de verwijzingen daarnaar in het door Spoorijzer overgelegde kortgedingvonnis acht de rechtbank het bestaan van die pandakte aannemelijk en zal zij bij de verdere beoordeling - voor zover het bestaan of inhoud van de pandakte wordt betwist door Spoorijzer: veronderstellenderwijs - uitgaan van de juistheid van hetgeen door de voorzieningenrechter over de inhoud van de pandakte is opgenomen in zijn vonnis, meer in het bijzonder dat ten behoeve van HS Techniek Holding bij akte van 31 mei 2016 een pandrecht is gevestigd op alle huidige en toekomstige vorderingen van HS Techniek B.V. op derden, welke akte is geregistreerd op 9 juni 2016.
4.6.
HS Techniek Holding heeft gesteld dat het bij akte van 31 mei 2016 gevestigde pandrecht zich mede uitstrekt over de vorderingen van HS Techniek B.V. op Spoorijzer uit hoofde van de overeenkomst. Ter comparitie heeft HS Techniek Holding gesteld dat ‘wanneer een stille pandakte die geregistreerd is maar niet wordt ververst door het overleggen van pandlijsten, later openbaar wordt gemaakt, dat als gevolg heeft dat dan alles wat daarvoor is gebeurd daaronder valt. Dat is dezelfde situatie als het geval dat diezelfde dag de pandakte zou zijn geregistreerd. Ik stel de openbaarmaking van een pandrecht gelijk aan het opnieuw registreren. Door het schrijven van de brief over het pandrecht aan Spoorijzer is het pandrecht openbaar gemaakt.’
4.7.
De rechtbank oordeelt dat die stelling geen steun vindt in het recht. Voor een stil pandrecht geldt op grond van artikel 3:239 lid 1 BW dat het pandrecht zich alleen kan uitstrekken tot de op het tijdstip van de vestiging van het pandrecht reeds bestaande vorderingen en tot de toekomstige vorderingen die rechtstreeks worden verkregen uit een ten tijde van de vestiging reeds bestaande rechtsverhouding. De openbaarmaking (door de brief van 3 augustus 2017) had - zoals ook gesteld in die brief - wel tot gevolg dat de inningsbevoegdheid van de stil verpande vorderingen overging van de pandgever naar HS Holding als pandnemer (zie artikel 3:246 lid 1 BW), maar breidde de groep van verpande (toekomstige) vorderingen niet uit. De uit artikel 3:239 lid 1 BW volgende beperking tot ten tijde van de vestiging van de pandakte bestaande vorderingen en vorderingen die voortvloeien uit een toen reeds bestaande rechtsverhouding wordt door openbaarmaking niet aangetast. Een openbaarmaking vestigt evenmin een nieuw pandrecht.
4.8.
Niet is gebleken dat de betreffende vorderingen op 9 juni 2016 reeds bestonden of dat zij rechtstreeks voortvloeiden uit een op die datum reeds bestaande rechtsverhouding. Tussen partijen is niet in geschil dat de (gestelde) vorderingen van HS Techniek B.V. op Spoorijzer betrekking hebben op werkzaamheden die zijn uitgevoerd in de periode februari tot en met juli 2017, terwijl tussen partijen evenmin in geschil is dat die vorderingen voortvloeiden uit de overeenkomst. Nu evenmin is gebleken van een latere pandlijst zijn de door HS Techniek Holding gestelde vorderingen - wat er ook zij van de hoogte daarvan - niet door een (openbaar gemaakt) stil pandrecht aan HS Techniek Holding verpand.
4.9.
Van een openbaar pandrecht op de door HS Techniek Holding gestelde vorderingen is evenmin sprake. Uit de brief van 3 augustus 2017 en de stellingen van HS Techniek Holding - waaronder de hierboven in 4.6 geciteerde - blijkt dat beoogd was met de pandakte alleen een stil pandrecht te vestigen. In dat geval biedt de akte geen grondslag voor vestiging van (ook) een openbaar pandrecht (zie HR 22-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:268), en kan de brief van 3 augustus 2017 dus geen openbaar pandrecht tot stand hebben gebracht.
4.10.
De conclusie van het bovenstaande is dat de vorderingen van HS Techniek Holding moeten worden afgewezen.
4.11.
Spoorijzer heeft primair veroordeling van HS Techniek Holding in de werkelijke proceskosten gevorderd. Zij voert aan dat zijdens HS Techniek Holding sprake is van misbruik van procesrecht en van onrechtmatig handelen. Ten eerste had het instellen van de onderhavige vorderingen, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan zoals die ook blijkt uit het kortgedingvonnis, in verband met de belangen van Spoorijzer achterwege behoren te blijven. Ten tweede blijft (de raadsman van) HS Techniek Holding weigerachtig om te voldoen aan het kortgedingvonnis nu hij/zij na heeft gelaten deze rechtbank te informeren dat de onderhavige procedure dient te worden gestaakt en doorgehaald. In dat verband heeft Spoorijzer betoogd dat het kortgedingvonnis onder 6.6 een kennelijke schrijffout bevat en de zinsnede “in het bijzonder ook haar incasso activiteiten” als volgt moet worden aangevuld: “
enin het bijzonder
gebiedt HS Holdingook haar incasso activiteiten”.
4.12.
HS Techniek Holding betwist dat er op haar een plicht rustte om deze rechtbank te informeren dat de procedure diende te worden gestaakt. Aan Spoorijzer komt geen beroep toe op het tussen HS Techniek Holding en de curator gewezen kortgedingvonnis, en bovendien onderhandelt HS Techniek Holding met de curator om de procedure ten behoeve van de boedel en op kosten van HS Techniek Holding voort te zetten.
4.13.
De rechtbank ziet geen grond voor toekenning van de volledige kosten van de procedure en heeft daarbij het volgende overwogen.
Gelet op het recht op toegang tot de rechter, dat besloten ligt in het in artikel 6 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) verankerde recht op een eerlijk proces, past terughoudendheid bij het aannemen van misbruik van procesrecht door het aanspannen van een procedure. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door een procedure te voeren is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als een eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516 en Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Uit hetgeen in de procedure naar voren is gekomen, kan dit ten aanzien van HS Techniek Holding niet worden vastgesteld.
4.14.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat in een bodemprocedure van het oordeel van de voorzieningenrechter kan worden afgeweken. Dat in het kortgedingvonnis is geoordeeld dat er geen pandrecht ten gunste van HS Techniek Holding rustte op de bewuste vorderingen, maakt dus niet de stelling van HS Techniek Holding dat zij een dergelijk pandrecht had, en daarmee haar vorderingen, evident ongegrond. Om dezelfde reden leidt ook een eventuele verplichting van HS Techniek Holding jegens de curator, voortvloeiende uit het kortgedingvonnis, om deze rechtbank te informeren dat de onderhavige procedure moest worden doorgehaald - wat er ook zij van die verplichting - niet tot misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door HS Techniek Holding jegens Spoorijzer.
4.15.
Subsidiair heeft Spoorijzer een ‘redelijke vergoeding van de proceskosten’ gevorderd, gebaseerd op de griffierechten, vermeerderd met vier procespunten. Spoorijzer heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd waarom er bij de begroting van het salaris advocaat zou moeten worden uitgegaan van vier procespunten, zodat de rechtbank genoemd salaris, zal begroten op basis van twee procespunten (één voor de conclusie van antwoord en één voor het bijwonen van de comparitie) en verder op de wijze zoals hierna, onder 4.16 aangegeven.
4.16.
HS Techniek Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de (gebruikelijke) proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Spoorijzer worden begroot op:
- griffierecht € 1.924,00
- salaris advocaat €
2.148,00(2,0 punt × tarief € 1.074)
Totaal € 4.072,00
in reconventie
4.17.
Spoorijzer heeft in reconventie eveneens, op dezelfde wijze en op dezelfde gronden als in conventie, veroordeling van HS Techniek Holding in de proceskosten gevorderd. Gezien de toewijzing van de proceskosten in conventie zal deze vordering in reconventie worden afgewezen.
4.18.
In de beperking van de vordering in reconventie tot de proceskosten van Spoorijzer in conventie, ziet de rechtbank aanleiding de in reconventie gemaakte proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt HS Techniek Holding in de proceskosten, aan de zijde van Spoorijzer tot op heden begroot op € 4.072,00,
5.3.
veroordeelt HS Techniek Holding in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat HS Techniek Holding niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Volker en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.
[2221/1729]