ECLI:NL:RBROT:2019:3354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
C/10/563877 / JE RK 18-3810 en C/10/563879 / JE 18-3811
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en vervanging van de gecertificeerde instelling in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam minderjarige], geboren in 2007, en de vervanging van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R). De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [naam minderjarige], die momenteel bij de moeder woont. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, maar de moeder heeft aangegeven bereid te zijn om hulpverlening in het vrijwillige kader te accepteren.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vader om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 15 december 2019 en om JBRR te vervangen door LJ&R in overweging genomen. JBRR heeft aangegeven niet langer in staat te zijn om de ondertoezichtstelling uit te voeren, terwijl LJ&R twijfelt aan de effectiviteit van de ondertoezichtstelling zonder een machtiging tot uithuisplaatsing. De Raad voor de Kinderbescherming heeft gepleit voor gezagsbeëindiging van beide ouders, maar dit verzoek is afgewezen omdat het disproportioneel werd geacht.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel er geen concrete aanwijzingen zijn dat de opvoedsituatie bij de moeder onveilig is, er wel zorgelijke signalen zijn geweest. De rechtbank heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 15 december 2019 en JBRR te vervangen door LJ&R, in de hoop dat deze instelling met een frisse blik de ontwikkelingsbedreiging van [naam minderjarige] kan verminderen. De rechtbank heeft ook specifieke opdrachten gegeven aan LJ&R, waaronder het bieden van behandeling aan [naam minderjarige] en het ondersteunen van de ouders in hun communicatie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/563877 / JE RK 18-3810 en C/10/563879 / JE 18-3811
datum uitspraak: 9 april 2019

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en vervanging GI

in de zaken van

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2007 te Vlaardingen, hierna te noemen [naam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,hierna te noemen LJ&R,
gevestigd te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen JBRR,
gevestigd te Rotterdam,

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 7 december 2018, ingekomen bij de griffie op 07 december 2018;
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 11 december 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 26 maart 2019 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld gelijktijdig met de het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen de Raad) (C/10/561705 / JE RK 18-3450) om het gezag van primair de ouders te beëindigen subsidiair het gezag van de moeder te beëindigen.
Gehoord zijn:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat mr. R.T.A.G. Keller,
- de vader bijgestaan door zijn advocaat mr. M. M. Menheere,
- mw. [naam vertegenwoordigster 1] , zittingsvertegenwoordigster van de Raad,
- mw. [naam vertegenwoordigster 2] , mw. [naam vertegenwoordigster 3] en mw. [naam vertegenwoordigster 4] ,
vertegenwoordigsters van JBRR,
- mw. [naam vertegenwoordigster 5] , vertegenwoordigster van LJ&R.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [naam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 11 december 2018 is de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige]
verlengd tot 15 mei 2019.

De aangehouden verzoeken

De vader heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [naam minderjarige] tot 15 december 2019. Voorts heeft de vader verzocht om JBRR, die de ondertoezichtstelling uitvoert, te vervangen door LJ&R, gevestigd te Rotterdam.

De standpunten

JBRR
JBRR vindt de ondertoezichtstelling niet langer de geëigende maatregel. JBRR kan geen uitvoering meer geven aan de ondertoezichtstelling. Al het mogelijke is reeds geprobeerd. JBRR kan geen interventies meer bedenken die tot een doorbraak van de huidige impasse zouden kunnen leiden.
LJ&R
LJ&R heeft ter zitting aangegeven weinig heil te zien in een ondertoezichtstelling zonder een machtiging uithuisplaatsing. De afgelopen jaren ondertoezichtstelling hebben niet tot enige verbetering van de situatie geleid. LJ&R ziet niet in wat zij ten opzichte van JBRR voor toegevoegde waarde zouden hebben. [naam minderjarige] heeft behandeling nodig om zijn verleden te verwerken. LJ&R betwijfelt of deze behandeling vanuit de opvoedsituatie bij de moeder van de grond zal komen.
De Raad
De Raad heeft ter zitting de gezagsbeëindiging van beide ouders bepleit en de benoeming van LJ&R verzocht tot voogdes van [naam minderjarige] . Een ondertoezichtstelling is volgens de Raad niet langer de geëigende maatregel.
De moeder
Namens en door de moeder is aangevoerd dat zij zich niet verzet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder is echter ook bereid hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is naar voren gekomen dat de Raad, JBRR en LJ&R het er over eens zijn dat er ten aanzien van [naam minderjarige] sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, maar dat zij niet op een lijn zitten qua toekomstperspectief van [naam minderjarige] . Bij gelijktijdige, maar separate beschikking is het verzoek van de Raad om het gezag van de ouders, dan wel het gezag van de moeder te beëindigen afgewezen, omdat die verderstrekkende maatregel onder de gegeven omstandigheden disproportioneel wordt geacht.
De zorgen omtrent de ontwikkeling van [naam minderjarige] gelden echter onverkort.
Alhoewel er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat het pedagogische klimaat van de moeder onveilig is en de moeder blijkens het NIKA-verslag over voldoende pedagogische en affectieve vaardigheden lijkt te beschikken, constateert de rechtbank dat er de afgelopen jaren wel steeds zorgelijke signalen met betrekking tot de opvoedsituatie bij de moeder zijn geweest. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank des te meer nu de situatie van halfzus [naam zus minderjarige] feitelijk dezelfde is als die van [naam minderjarige] . Ook zij ziet haar vader niet meer en ook ten aanzien van haar worden er kenmerken van ouderverstoting gezien.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het van belang is om zicht te blijven houden op de ontwikkeling van [naam minderjarige] . Bovendien bestaat het risico dat de vader zonder ondertoezichtstelling definitief uit het leven van [naam minderjarige] zal verdwijnen, nu gebleken is dat de moeder weinig steunend en mogelijk frustrerend is geweest bij het vormgeven van contact tussen de vader en [naam minderjarige] terwijl zij ook uitdrukkelijk eenhoofdig gezag wenst. Dit wordt niet in het belang van [naam minderjarige] geacht.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] voor de verzochte duur verlengen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting, is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat JBRR, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, moet worden vervangen door de LJ&R, gevestigd te Rotterdam.
JBRR heeft duidelijk te kennen gegeven dat zij niet langer uitvoering kunnen en willen geven aan de ondertoezichtstelling. Zonder af te willen doen aan de jarenlange betrokkenheid van JBRR, hoopt de rechtbank dat LJ&R met een frisse blik en voortvarend beleid de ontwikkelingsbedreiging van [naam minderjarige] kan doen afnemen.
Helder is ieders standpunt dat contactherstel tussen [naam minderjarige] en de vader vanuit de opvoedsituatie bij de moeder hoogst onwaarschijnlijk is. De rechtbank acht de kans dat alsnog op afzienbare termijn deze situatie verandert ook zeer gering. Het bewerkstelligen van contact tussen [naam minderjarige] en de vader is dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen primair doel meer van de ondertoezichtstelling. Hoe cru dit ook voor de vader moge klinken, dit betreft voor hem niet meer dan een vaststelling van een status quo van de huidige situatie, terwijl alternatieve opties, zoals de voorgestelde uithuisplaatsing, onder de huidige omstandigheden voor [naam minderjarige] zeer ingrijpende en (meer) schadelijke gevolgen zal hebben.
Als opdracht aan LJ&R geeft de rechtbank voor de komende periode mee:
-Het inzetten van de benodigde behandeling voor [naam minderjarige] . [naam minderjarige] moet hulp krijgen om met de ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden om te gaan;
-Het informeren van de vader over [naam minderjarige] ;
-De ouders steunen in het verbeteren van hun onderlinge communicatie;
-Het informeren van [naam minderjarige] over de vader. De rechtbank acht het van groot belang dat [naam minderjarige] altijd een lijntje zal behouden naar de vader. Naar mate hij ouder wordt, zal [naam minderjarige] mogelijk tot het besef komen dat hij wel degelijk behoefte heeft aan contact met de vader en LJ&R zou dat kunnen faciliteren en begeleiden.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] tot 15 december 2019;
vervangt met ingang van heden de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gevestigd te Rotterdam door de gecertificeerde instelling stichting Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering gevestigd te Rotterdam;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. A.M.I. van der Does en E.J. Stalenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.