Voor wat betreft het herstel van de fundering en het vervangen van de vloer op de begane grond heeft Havensteder, zowel bij dagvaarding als ter mondelinge behandeling, uitgebreid toegelicht door welke omstandigheden de noodzaak van deze werkzaamheden zijn ingegeven. Ter onderbouwing van deze toelichting heeft Havensteder voorts een notitie van IMD, zijnde het bedrijf dat onderzoek naar de fundering van de woningen in Vreewijk heeft gedaan, overgelegd. Op grond van hetgeen door partijen naar voren is gebracht is de kantonrechter voorshands van oordeel dat voornoemde werkzaamheden als dringende werkzaamheden kunnen worden aangemerkt. Van belang daarbij is dat [gedaagde] als zodanig niet heeft betwist dat er vanuit de gemeente Rotterdam een minimale ontwateringseis wordt gesteld van 700 mm, alsmede dat de verwachting is dat in 2042 de ontwateringsdiepte ruim 10 cm minder zal zijn dan deze eis. Uit de overgelegde notitie volgt daarnaast dat op basis van deze constateringen funderingsherstel voor het gehele blok, waaronder ook de door [gedaagde] gehuurde woning, noodzakelijk is, alsmede dat de bestaande betonvloer bij [gedaagde] verwijderd dient te worden. [gedaagde] heeft daartegenover enkel volstaan met de kale stelling dat door middel van funderingswerkzaamheden dit probleem niet wordt opgelost, zonder deze stelling nader te concretiseren of onderbouwen. Niet betwist is daarnaast door [gedaagde] dat de thans bij hem aanwezige betonnen vloer niet is “ingekast”, terwijl door Havensteder anderzijds wel uitgebreid is gemotiveerd dat en waarom het ingekast zijn van de vloer van belang is.
De omstandigheid dat thans nog sprake is van een acceptabele scheefstand en er geen scheuren zijn waargenomen in de woning van [gedaagde] , maakt daarnaast nog niet dat, in het geval niet wordt ingegrepen, in de toekomst geen problemen zullen ontstaan en geen sprake is van dringendheid. Dringende werkzaamheden hebben immers (mede) tot doel om problemen in de toekomst te voorkomen. Havensteder heeft er daarnaast belang bij dat dit soort werkzaamheden in zo veel mogelijk woningen tegelijkertijd worden uitgevoerd, omdat dit minder kosten met zich brengt. Daarbij is mede van belang dat Havensteder heeft verklaard dat zij van de gemeente Rotterdam een korting op de verhuurdersheffing ontvangt in het geval zij alle woningen tijdig, te weten in de zomer van 2024, kan opleveren.
Het dringende karakter van de werkzaamheden zit dus niet in acute noodzaak op dit moment de vloer te vervangen, maar in het belang van Havensteder om alle vloeren op een zo efficiënt mogelijke manier te vervangen. Ter mondelinge behandeling heeft Havensteder voorts toegelicht dat in het onderhavige geval van belang is dat de funderingen van het gehele blok in een keer worden vervangen, nu in het geval de door [gedaagde] gehuurde woning wordt overgeslagen, deze bij een eventuele verzakking aan de andere woningen gaat “hangen”. Daarom kunnen de werkzaamheden niet wachten tot het moment waarop de huurovereenkomst met [gedaagde] eindigt. Nu, zo volgt uit de ter mondelinge behandeling door Havensteder gegeven toelichting, er palen in het midden van de woning in de grond dienen te worden geslagen, is het voorts niet mogelijk om de werkzaamheden aan de vloer vanuit de naastgelegen woningen te verrichten. Ten aanzien van de overige door Havensteder onder randnummer 4 van de dagvaarding als dringende werkzaamheden gekwalificeerde werkzaamheden heeft [gedaagde] de juistheid van deze kwalificatie niet, althans onvoldoende concreet, betwist. Daarnaast is de kantonrechter ook ten aanzien van deze werkzaamheden voorshands van oordeel dat deze als herstelwerkzaamheden en preventief onderhoud kunnen worden aangemerkt, welke niet zijn gericht op een toename van het woongenot. Voorshands gaat de kantonrechter er dan ook vanuit dat ook deze werkzaamheden als dringende werkzaamheden zijn aan te merken.