Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 oktober 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie van 17 januari 2018, met producties;
- de brief van de rechtbank van 7 februari 2018, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 14 juni 2018, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van de op 14 juni 2018 gehouden comparitie van partijen.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
- gedaagde te veroordelen binnen 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis aan eiser te vergoeden het thans opeisbare bedrag van € 45.657,97;
- gedaagde te veroordelen binnen 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis aan eiser te voldoen de buitengerechtelijke kosten ad € 1.231,58;
- gedaagde te veroordelen binnen 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis aan eiser te voldoen primair de wettelijke handelsrente over het bedrag dat gedaagde volgens het ten deze te wijzen vonnis verschuldigd wordt, zulks primair vanaf 14 dagen na dagtekening van de betreffende factuur, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding;
- alsmede gedaagde te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.’
4.De beoordeling
in conventie
2.148,00(2,0 punt × tarief € 1.074,00)
overgangvolledig is geborgd’ (zie 2.4; onderstreping rechtbank) mocht Salure ervan uit gaan dat de Staat wist en er mee akkoord was dat de rol van [naam 1] met name in de eerste periode gelegen zou zijn.