4.2.Op grond van artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt in deze wet verstaan onder herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
Op grond van artikel 5:31d van de Awb wordt onder last onder dwangsom verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
5. Niet in geschil is dat eiseres op 24 augustus 2017 een netwerkrepeater aangelegd aanwezig en in gebruik heeft gehad, terwijl zij daarvoor niet de benodigde vergunning of toestemming had. Daarmee staat de overtreding al vast omdat het in gebruik hebben van een netwerkrepeater zonder vergunning of toestemming op grond van artikel 10.15 van de Tw verboden is. Nu vast staat dat eiseres de overtreding heeft begaan, was verweerder bevoegd om haar een last onder dwangsom op te leggen. In dit geval heeft de herstelsanctie immers betrekking op een overtreding die al heeft plaatsgevonden en is, anders dan eiseres heeft betoogd, geen sprake van een preventieve last onder dwangsom. Zoals onder meer volgt uit de door verweerder aangehaalde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 juli 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX1022) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College) van 22 november 2012 (ECLI:NL:CBB:2012:BY4236) is in dit geval gegronde vrees voor herhaling dan ook geen voorwaarde voor het opleggen van een last onder dwangsom. De stelling dat er op het moment van het voornemen en op het moment van het primaire besluit geen sprake (meer) zou zijn van een overtreding, doet evenmin af aan de bevoegdheid van verweerder. De last onder dwangsom strekt er namelijk (mede) toe een herhaling van de eerdere overtreding te voorkomen. In dat geval is voor het aannemen van de bevoegdheid om de last op te leggen niet vereist dat klaarblijkelijk gevaar voor overtreding bestaat, maar volstaat – voor het aannemen van die bevoegdheid – dat de eerdere overtreding heeft plaatsgevonden (zie de uitspraak van het College van 27 oktober 2009, ECLI:NL:CBB:2009:BK1424). Anders dan eiseres heeft betoogd, volgt uit de uitspraak van het College van 9 maart 2016 (ECLI:NL:CBB:2016:55) niet iets anders, nu in dit geval de last is opgelegd naar aanleiding van een vastgestelde overtreding (een in werking zijnde netwerkrepeater), terwijl in het door eiseres aangehaalde geval de last berustte op een al (ruim een jaar) eerder geconstateerde overtreding, waarvan niet is komen vast te staan dat die overtreding nog aan de orde was bij de controle die aanleiding heeft gegeven voor het opleggen van de betreffende last. 6. Verweerder heeft toegelicht dat er een grote maatschappelijke urgentie is om tegen het illegaal gebruik van netwerkrepeaters op te treden, aangezien netwerkrepeaters tot ernstige verstoringen op het mobiele netwerk kunnen leiden. Daardoor kan communicatie worden verstoord of niet tot stand komen, als gevolg waarvan economische schade kan ontstaan en de veiligheid van personen in gevaar kan komen. Verweerder heeft daarnaast toegelicht dat het aantal storingen door netwerkrepeaters de afgelopen jaren fors is toegenomen, waardoor zij een steeds groter probleem vormen voor de maatschappij. Mede gelet op deze toelichting is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken om eiseres een last onder dwangsom op te leggen.
7. Verder heeft verweerder toegelicht dat het betreffende persbericht van 27 juni 2017 niet zijn sanctiebeleid betreft, maar een informatief bericht over de aanscherping van zijn toezicht op het aanbod en gebruik van netwerkrepeaters. Volgens de toelichting van verweerder is het zijn beleid dat er bij storingen als gevolg van netwerkrepeaters, waarmee het gebruik van de netwerkrepeater en daarmee de overtreding van artikel 10.15 van de Tw voldoende vaststaat, altijd sanctionerend wordt opgetreden door middel van een last onder dwangsom en dat aan de categorie overtreders die door hem reeds was geïnformeerd over de geldende gebruiksvoorschriften, tevens een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Er zijn geen aanknopingspunten om eiseres te volgen in haar standpunt dat verweerder in dit geval in strijd met zijn beleid heeft gehandeld. Aan het persbericht heeft eiseres ook niet het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat haar geen last onder dwangsom zou worden opgelegd, omdat zij nog niet (eerder) was geïnformeerd en/of gecontroleerd met betrekking tot de gebruikseisen en gebruiksvoorwaarden van netwerkrepeaters. Uit het persbericht blijkt namelijk niet expliciet dat bij het constateren van een overtreding van een (nog) niet geïnformeerde gebruiker, niet handhavend zou worden opgetreden door verweerder. Daarbij komt dat de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft erkend dat eiseres pas naderhand kennis heeft genomen van het persbericht en dus niet vóór de constatering van de overtreding. Het door eiseres gedane beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan ook niet.
8. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.