Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis van de officier van justitie
- bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en de inspanningsverplichting tot het krijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid van de feiten
2.primair oplichting in vereniging
6.Strafbaarheid van de verdachte
7.Motivering van de straf
8.Vordering van de benadeelde partij
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
€ 1.018,96 (zegge: duizend achttien euro en zesennegentig eurocent),bestaande uit € 368,96 aan materiële schade en € 650,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.018,96(hoofdsom,
zegge:duizend achttien euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.018,96 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;