ECLI:NL:RBROT:2019:6741

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
577965 / HA RK 19-812
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter mr. M. Verkerk in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2019 een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door een verzoeker die ten tijde van de zitting gedetineerd was. Het verzoek was gericht tegen rechter mr. M. Verkerk, die betrokken was bij een civielrechtelijke procedure in kort geding. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was en dat hij niet de kans had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen. Tijdens de zitting op 9 juli 2019 had de rechter de verzoeker en de tegenpartij in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten. De verzoeker voerde aan dat de rechter de advocaat van de eisende partij te veel aan het woord had gelaten en dat hij zelf te vaak was onderbroken. Hij uitte ook ernstige beschuldigingen van corruptie tegen de rechter, maar deze werden door de rechter weersproken.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek voor zover dit rustte op nadere gronden die ter zitting waren aangevoerd. Het verzoek tot wraking van mr. M. Verkerk werd afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de griffier aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking voor de nadere gronden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 577965 / HA RK 19-812
Beslissing van 8 augustus 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
ten tijde van de zitting uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam en plaats PI] ,
verzoeker,
advocaat mr. D. Matadien,
strekkende tot wraking van:
mr. M. Verkerk,rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Ter zitting van 9 juli 2019 is door de rechter behandeld de tegen verzoeker ingestelde civielrechtelijke vordering in kort geding.
Die procedure draagt als kenmerk 7789753 VV EXPL 19-245.
Per brief bij de griffie binnengekomen op 10 juli 2019 heeft verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
1.2
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
1.3
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 17 juli 2019.
1.4
Ter zitting van 31 juli 2019, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en zijn gemachtigde. De verzoeker heeft zijn standpunt nader toegelicht.
Bij de start van de zitting heeft de gemachtigde aangegeven dat het wrakingsverzoek niet mede namens hem is ingediend. In het vervolg van de zitting is de gemachtigde door de voorzitter van de wrakingskamer in de gelegenheid gesteld om het woord te voeren. Hij heeft daarbij te kennen gegeven daaraan geen behoefte te hebben.
Nadat de voorzitter het onderzoek op de zitting had gesloten, heeft verzoeker de rechters van de wrakingskamer gewraakt, omdat zij het spreekrecht aan zijn advocaat hadden ontnomen.
Hierop is de gemachtigde van verzoeker nogmaals gevraagd of hij gebruik wilde maken van de gelegenheid om het woord te voeren. De gemachtigde verklaarde opnieuw hieraan geen behoefte te hebben.
De wrakingskamer heeft de zitting hierop onderbroken en zich teruggetrokken voor beraad. Na hervatting van de zitting heeft de voorzitter namens de wrakingskamer aan verzoeker medegedeeld dat zijn verzoek buiten behandeling zal worden gelaten omdat zij van oordeel is dat sprake is van evident misbruik van recht, nu de advocaat van verzoeker zelf heeft verklaard niet het woord te willen voeren. Het wrakingsverzoek kan immers, gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden, in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven (welk toetsingskader volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770).
Hierop heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek meerdere keren herhaald en heeft hij vervolgens de voorzitter van de wrakingskamer gewraakt. Ook deze verzoeken zijn buiten behandeling gelaten vanwege evident misbruik van recht.
Na de zitting heeft verzoeker de wrakingskamer per brief van diezelfde dag opnieuw en op dezelfde gronden gewraakt. Ook dit verzoek laat de wrakingskamer op dezelfde voornoemde grond buiten behandeling.
Ten slotte heeft verzoeker per brief van 31 juli 2019, ingekomen op 2 augustus 2019, alsmede per brief van 31 juli 2019, ingekomen op 6 augustus 2019, de voorzitter van de wrakingskamer opnieuw gewraakt. Ook deze verzoeken laat de wrakingskamer wegens evident misbruik van het wrakingsmiddel buiten behandeling.
1.5
De wrakingskamer zal daarom enkel een inhoudelijke beslissing nemen op het op 10 juli 2019 door verzoeker tegen de rechter mr. Verkerk ingediende wrakingsverzoek.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter heeft aannames en veronderstellingen gedaan die niet met de werkelijkheid kloppen. De rechter heeft de advocaat van de eisende partij constant aan het woord gelaten en ellenlange insinuerende verhalen laten vertellen, terwijl zij verzoeker bijna niet aan het woord heeft gelaten en steeds heeft onderbroken. Dit alles ondanks het feit dat de rechter daar door verzoeker op aangesproken werd en dat zij ook werd aangesproken op het feit dat de advocaat van de eisende partij is aangeklaagd bij de Deken van de Orde van Advocaten omdat hij geen integere advocaat is. De rechter is ook vooringenomen omdat zij het door verzoeker verzamelde camerabewijs als niet relevant heeft afgedaan, zij geen andere getuigen heeft gehoord en zij niet is in gegaan op meerdere aanhoudingsverzoeken. Zij hoort de kans te geven op een bodemprocedure.
Op de zitting heeft verzoeker voorts de volgende nadere gronden aangevoerd.
Verzoeker heeft het vermoeden dat de rechter corrupt is, dat zij gevoelig is voor het aannemen van steekpenningen. Na afloop van de zitting is de advocaat van de tegenpartij bij de rechter in de zittingszaal gebleven. Daar zijn dingen besproken. Wellicht zit de rechter in een complot met de advocaat van de eisende partij. Verzoeker heeft ook het vermoeden dat de rechter achter het feit zit dat hij zijn eerdere voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf juist op dit moment ten uitvoer wordt gelegd.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Beide partijen zijn op de zitting in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten. Daar waar voor de rechter onduidelijkheid bestond heeft zij vragen gesteld. De procedure betrof een kort geding en deze leent zich naar haar aard niet voor het aanhouden van de zaak. Zij heeft geen voorlopig oordeel gegeven over de zaak. Ook voor het overige zijn er geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd waaruit vooringenomenheid en/of partijdigheid kan volgen.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Voorts moet een wrakingsverzoek gedaan worden zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond, aan de verzoeker bekend zijn geworden. Wrakingsgronden moeten dus – kort gezegd - direct worden voorgedragen. Zij moeten ook alle tegelijk worden voorgedragen.
Dit brengt met zich dat de wrakingskamer hetgeen verzoeker op de zitting aan nadere gronden naar voren heeft gebracht, niet bij zijn oordeel zal betrekken. In zoverre is verzoeker niet-ontvankelijk. De wrakingskamer zal slechts de in het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 juli 2019 aangevoerde gronden beoordelen.
3.3
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.4
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.5
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.5.1
Uit het proces-verbaal van de zitting van 10 juli 2019 volgt dat de rechter beide partijen over en weer in de gelegenheid heeft gesteld hun standpunt naar voren te brengen en toe te lichten en te reageren op elkaars standpunten. De wrakingskamer ziet hierbij geen enkele aanwijzing waaruit zou moeten volgen dat de rechter blijk heeft gegeven van (een schijn van) vooringenomenheid. Het in dit kader door verzoeker aangevoerde levert daarom geen grond voor wraking op.
3.5.2
Ten aanzien van de aangevoerde grond dat de rechter niet is ingegaan op een of meerdere aanhoudingsverzoeken en/of verzoeken tot het horen van getuigen wordt het volgende overwogen.
De wrakingskamer begrijpt uit het proces-verbaal dat deze verzoeken zijn afgewezen.
De afwijzing van aanhoudingsverzoeken en verzoeken om getuigen te horen betreffen tussenbeslissingen. Tussenbeslissingen kunnen, zo volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413), op zichzelf geen grond voor wraking opleveren. Ook blijkt noch uit (de begrijpelijkheid van) de onderhavige beslissingen op zichzelf noch uit de motivering daarvan, dat de rechter zich reeds een oordeel heeft gevormd omtrent vragen die eerst bij eindbeslissing aan de orde dienen te komen.
Ook deze grond kan daarom niet leiden tot toewijzing van het verzoek.
3.6
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. M. Verkerk voor zover dit verzoek rust op de nadere gronden aangevoerd ter zitting van de wrakingskamer;
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. M. Verkerk voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.A. Kalk, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en
mr. W.J. Roos-van Toor, in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom griffier.
De beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 augustus 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
De griffier mr. Van Mullekom is afwezig en derhalve buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. M. Verkerk
- mr. D. Matadien
- mr. R. Willemsen