Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 10.000,-.
Rechtbank Rotterdam
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2019, staat de curator van een bedrijf terecht voor het overbrengen van basisolie naar Duitsland, bestemd voor de productie van scheepsbrandstof. De officier van justitie, mr. L.W. Boogert, eiste een geldboete van € 10.000,- en stelde dat de basisolie als afvalstof moet worden aangemerkt volgens de Europese Verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen (EVOA). De rechtbank oordeelt dat de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat basisolie geen afvalstof is, niet van toepassing is op deze zaak. De rechtbank benadrukt dat de basisolie in dit geval is afgezet als grondstof voor brandstof, en niet voor smeerolie zoals in de eerdere uitspraak. De rechtbank concludeert dat de overbrenging van de basisolie niet onder de EVOA valt, en dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van de tenlastelegging.