Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[verzoeker tevens eiser] , te [woonplaats] , verzoeker, tevens eiser (hierna: eiser)
de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Bevoegdheid
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 september 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van eiser, die het bedrijfspand aan de [adres] te Rotterdam verhuurt. De burgemeester van Rotterdam had op 2 april 2019 besloten het pand te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, na het aantreffen van een hennepkwekerij en een vuurwapen tijdens een controle op 29 november 2018. Eiser had eerder een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op 9 mei 2019 was toegewezen, maar het bestreden besluit van 8 augustus 2019 verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser stelde dat hij voldoende toezicht had gehouden op het pand en dat de sluiting onevenredig was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting van het pand. De rechter stelde vast dat eiser tussen april 2016 en maart 2019 zes keer het pand had bezocht voor reparaties, maar dat er geen bewijs was dat er onregelmatigheden waren aangetroffen tijdens deze bezoeken. Bovendien had eiser de huurovereenkomst ontbonden en had de huurder het pand verlaten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen noodzaak was voor een sluiting van zes maanden, aangezien er geen aanwijzingen waren dat het pand een gevaar voor de openbare orde vormde. De rechter verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit.
De voorzieningenrechter bepaalde dat de burgemeester het griffierecht van € 345,- aan eiser moest vergoeden en veroordeelde de burgemeester in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.072,-. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de rechter zelf in de hoofdzaak had voorzien.