ECLI:NL:RBROT:2019:7653
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake bijstandsverlaging
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlaging van de bijstandsuitkering van de verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, dat zijn bijstandsuitkering met 30% had verlaagd voor de duur van één maand. Dit besluit was genomen op 19 maart 2019 en het bezwaar werd op 24 april 2019 ongegrond verklaard. De verzoeker trok zijn beroep in nadat het primaire besluit was ingetrokken, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker werd vertegenwoordigd door een bewindvoerder, die wettelijk bevoegd was om in deze zaak op te treden. De rechtbank overwoog dat de kosten die de bewindvoerder maakte niet gelijkgesteld kunnen worden met de kosten van een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat de bewindvoerder in zijn rol als wettelijk vertegenwoordiger van de verzoeker de kosten van de procedure al dekt met zijn salaris. De rechtbank heeft wel bepaald dat het griffierecht van € 47,- door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.