ECLI:NL:RBROT:2019:7741

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/574025 / FA RK 19-4217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen zorgregeling tijdens lopende ondertoezichtstelling van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling voor de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2006. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Ben Ahmed, heeft een verzoek ingediend om een zorgregeling vast te stellen, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. A.J.C. van Bemmel, gemotiveerd verweer heeft gevoerd. De minderjarige is onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond (JBRR) en kampt met een ernstig loyaliteitsconflict tussen zijn ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk in harmonie voor de minderjarige te zorgen, wat heeft geleid tot de noodzaak van een zorgregeling.

De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige in een week-op-week-af regeling zal verblijven, waarbij hij de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man verblijft. Deze regeling is bedoeld om het loyaliteitsconflict te verminderen en de minderjarige een stabiele opvoeding te bieden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrouw en de man ieder een gelijkwaardig aandeel in de opvoeding van de minderjarige moeten hebben, en dat het belangrijk is dat de minderjarige niet gedwongen wordt om tussen zijn ouders te kiezen.

Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een onderhoudsbijdrage van de man, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw in haar eigen behoefte kan voorzien en heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de regeling inzake de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn: de minderjarige verblijft van 4 juli 2019 tot 30 augustus 2019 bij de vrouw en de man volgens een specifieke tijdsplanning, waarna de week-op-week-af regeling ingaat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/574025 / FA RK 19-4217
Beschikking van 4 juli 2019 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam,
tegen
[naam man], de man,
wonende te [woonplaats man] ,
advocaat mr. A.J.C. van Bemmel te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 15 mei 2019;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift van de man, met bijlagen, ingekomen op 24 juni 2019;
  • het faxbericht van de zijde van de vrouw, met bijlage, gedateerd 25 juni 2019;
  • het faxbericht van de zijde van de man, met bijlage, gedateerd 26 juni 2019.
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 juni 2019.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), ter zitting vertegenwoordigd door: [naam vertegenwoordiger ] ;
- een vertegenwoordigster van Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond
(hierna: JBRR): [naam vertegenwoordigster] , jeugdbeschermer.
1.3.
De minderjarige [naam minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en met de kinderrechter gesproken.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op 8 december 2010 met elkaar gehuwd.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2006 te [geboorteplaats minderjarige] .
2.3.
De vrouw heeft inmiddels een verzoek tot echtscheiding gedaan.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 5 december 2017 is de minderjarige onder toezicht gesteld van JBRR tot 5 december 2018. Bij beschikking van 22 november 2018 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 5 juni 2019 en bij beschikking van 15 mei 2019 is de ondertoezichtstelling wederom verlengd, tot 22 november 2019.

3.De beoordeling

3.1.1.
De rechtbank zal eerst de verzoeken ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) bespreken en daarna de verzoeken ten aanzien van toevertrouwing van de minderjarige.
3.2.
Zorgregeling
3.2.1.
De vrouw verzoekt, voor het geval de minderjarige niet aan haar wordt toevertrouwd, een zorgregeling vast te stellen,
-
primair:inhoudende een co-ouderschap, waarbij de minderjarige om de week een hele week bij de vrouw zal zijn, waarbij het wisselmoment op zondag om 20.00 uur zal plaatsvinden;
-
subsidiair:waarbij de minderjarige iedere donderdagmiddag na school tot en met maandagochtend bij de vrouw verblijft, waarbij de vrouw de minderjarige ophaalt van school en maandag naar school brengt,
alsmede verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte, waarbij de minderjarige in de zomervakantie 2019 drie aaneengesloten weken bij de vrouw verblijft, van 5 augustus tot en met 25 augustus 2019.
3.2.2.
De man voert gemotiveerd verweer. Indien de minderjarige aan de vrouw wordt toevertrouwd, verzoekt de man een zorgregeling vast te stellen, waarbij de minderjarige de ene week bij de man verblijft en de andere week bij de vrouw.
3.2.3.
JBRR heeft ter zitting verklaard dat [naam minderjarige] met een ernstig loyaliteitsconflict kampt. De problemen rond het tot stand brengen van een zorgregeling tussen de vrouw en [naam minderjarige] zijn zodanig groot dat JBRR zich genoodzaakt heeft gezien een schriftelijke aanwijzing aan partijen te geven in de hoop dat dit duidelijkheid zou brengen en partijen zich hieraan zouden houden. Op grond van deze aanwijzing verblijft [naam minderjarige] van zondag 12.30 uur tot en met donderdag 18.00 uur bij de man en van donderdagavond na 18.00 uur tot zondagmiddag 12.30 uur bij de vrouw. De schoolvakanties worden bij helfte gedeeld.
De praktijk leert echter dat ondanks deze aanwijzing partijen maar blijven strijden en dat [naam minderjarige] hierdoor tussen partijen wordt geplaatst. [naam minderjarige] heeft hier heel veel last van. JBRR ziet eigenlijk alleen nog als mogelijkheid parallel ouderschap, waarbij [naam minderjarige] de ene week bij de ene ouder verblijft en de andere week bij de andere ouder, aangezien dit nog de enige manier lijkt om het getouwtrek tussen partijen over [naam minderjarige] te stoppen. Partijen brengen dan immers ieder evenveel tijd door met [naam minderjarige] .
3.2.4.
De raad sluit zich aan bij het standpunt van JBRR. Volgens de raad was in de zittingszaal bijna fysiek voelbaar dat er aan [naam minderjarige] wordt getrokken door partijen.
[naam minderjarige] bevindt zich vanaf zijn geboorte al in een situatie waarin zijn ouders het nagenoeg altijd oneens zijn, ook over de kleinste dingen en hij verlangt naar rust.
3.2.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Vanaf de geboorte van [naam minderjarige] zijn de verschillen tussen ouders al zodanig op de voorgrond aanwezig dat het partijen niet gelukt is [naam minderjarige] in harmonie gezamenlijk op te voeden. Zelfs de kleinste dingen leiden tot ruzies over en weer. [naam minderjarige] heeft hierover verklaard dat partijen het bij zijn geboorte al niet eens waren over zijn naam. Hij is jaloers op zijn neefje en nichtje, waarvan de ouders ook gescheiden zijn, maar daar is geen ruzie. Zijn grootste wens is dat er een einde komt aan de ruzies tussen zijn ouders.
Uit de verklaringen van JBRR en van [naam minderjarige] tijdens het kindgesprek is gebleken dat [naam minderjarige] enorm lijdt onder deze situatie. De spanningen die [naam minderjarige] hiervan ondervindt hebben er onder andere toe geleid dat zijn schoolprestaties in het afgelopen schooljaar zodanig slecht zijn geweest, dat het niet zeker is of hij zal overgaan. Dit terwijl het eerder gegeven schooladvies en de resultaten uit de CITO hebben uitgewezen dat hij op een school zit die aansluit bij zijn niveau (mavo). Een vervelende consequentie daarbij is dat als [naam minderjarige] niet overgaat, hij de school zal moeten verlaten en een niveau lager zal moeten gaan volgen (kader). De voorzieningenrechter vindt het triest om dit te horen, maar zoals ook ter zitting door de voorzieningenrechter is gezegd kan de tijd niet worden teruggedraaid en moet worden afgewacht of [naam minderjarige] de komende toetsweek voldoende resultaten zal behalen om van drie onvoldoendes in ieder geval één voldoende te maken. Dan zal hij namelijk wel overgaan. De vrouw heeft ter zitting toegezegd dat ook zij een maximale inzet op dit punt zal geven. Haar schoonzus (docente op het MBO) heeft zich bereid verklaard met [naam minderjarige] te oefenen. Dit zal de dag na de mondelinge behandeling starten.
3.2.6.
Door JBRR is ter zitting naar voren gebracht dat de verstandhouding tussen ouders de afgelopen jaren zo problematisch is geweest dat zij in september 2018 hebben overwogen om [naam minderjarige] uit huis te plaatsen. Na deze mededeling zijn partijen in staat gebleken om hun verstandhouding iets te verbeteren, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een schriftelijke aanwijzing van JBRR over een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De man heeft in een eerdere procedure verzocht de aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. Dit verzoek is door de kinderrechter afgewezen. JBRR heeft ter zitting naar voren gebracht dat nu gebleken is dat ook de aanwijzing niet de beoogde rust heeft gebracht, zij geen andere mogelijkheid meer zien dan parallel ouderschap. Dit houdt in dat de ene week de ene ouder voor [naam minderjarige] zorgt en de andere week de andere ouder. Partijen hebben dan ieder een gelijkwaardig aandeel in de verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] en moeten zich strikt aan de verdeling houden. Hierdoor wordt [naam minderjarige] uit het loyaliteitsconflict gehaald, waarin hij zich gedwongen voelt tussen zijn ouders te kiezen.
3.2.7.
De vrouw heeft ter zitting ingestemd met het voorstel van JBRR, de man niet. De man noemt onder meer als bezwaar dat de vrouw niet beschikbaar is voor [naam minderjarige] als hij bij haar verblijft. De vrouw heeft dit ter zitting echter gemotiveerd betwist en de toezegging gedaan dat voor zover zij kapperswerkzaamheden heeft, quod non, dat zij die in ieder geval niet zal uitvoeren in de week dat [naam minderjarige] bij haar is. Haar sociale contacten zal zij ook niet plannen in de week dat [naam minderjarige] bij haar zal zijn, zodat zij maximaal beschikbaar is voor [naam minderjarige] . De vrouw zal wel de bijeenkomsten van Jehova’s getuigen bezoeken, maar zij verlangt niet dat [naam minderjarige] daar mee naar toe gaat en respecteert zijn wens om geen Jehova’s getuige te willen zijn.
Verder heeft de vrouw verklaard dat als zij wegens haar schoonmaakwerkzaamheden of een bijeenkomst van Jehova’s getuigen afwezig is, de halfzus van [naam minderjarige] (die 25 jaar oud is) in huis aanwezig zal zijn om, voor zover nodig, de zorg voor [naam minderjarige] op zich te nemen.
De door de man genoemde bezwaren tegen een verblijf bij de vrouw heeft de vrouw daarmee voldoende gemotiveerd betwist.
3.2.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het belang van [naam minderjarige] het meest belangrijk. Het is in het belang van [naam minderjarige] dat zijn ouders een gelijke positie krijgen als het gaat om zijn opvoeding. [naam minderjarige] moet niet kiezen tussen zijn ouders. Alleen bij een verdeling bij helfte en in de vorm van parallel ouderschap, is het wellicht mogelijk dat het ernstige loyaliteitsprobleem waar [naam minderjarige] mee kampt wordt weggenomen. De tweede jeugdbeschermer die [naam minderjarige] vanuit de vechtscheidingsmethodiek begeleidt, zal [naam minderjarige] hierin verder begeleiden. Bovendien wordt met deze regeling tegemoet gekomen aan de wens van de man om ook in het weekend tijd te kunnen doorbrengen met [naam minderjarige] . Bij parallel ouderschap geven de ouders, vanuit een gelijkwaardige positie als ouders, de noodzakelijke informatie aan elkaar, maar bemoeien zij zich niet met de manier waarop het ouderschap bij de andere ouder wordt ingevuld. Dit ouderschap vraagt erom dat ouders zich strikt houden aan in dit geval de opdrachten van de jeugdbeschermer en gerechtelijke uitspraken. Duidelijke grenzen en kaders worden vastgesteld om conflicten te verminderen of te voorkomen. De GI zal ook toezicht houden op de naleving van afspraken.
Ter zitting heeft de man nog naar voren gebracht dat hij ervan overtuigd is dat [naam minderjarige] meer tijd bij hem wil verblijven dan bij zijn moeder. Met de man is ter zitting besproken dat het juist door het loyaliteitsconflict waarin [naam minderjarige] verkeert, het voor hem heel lastig is om tegen de oprechte en goedbedoelde wensen van een ouder in te gaan. Het beste wat de man kan doen is in het belang van [naam minderjarige] zich neerleggen bij deze (volgens hem niet ideale) situatie, zodat [naam minderjarige] eindelijk kan genieten van een jeugd zonder de spanningen van ruziënde ouders. De man dient zich te realiseren dat deze ruzies en het getrek aan [naam minderjarige] veel schadelijker voor [naam minderjarige] zijn dan mogelijk verschillende opvoedsituaties van zijn ouders, zelfs al zou dat betekenen dat de schoolresultaten hierdoor worden beïnvloed.
3.2.9.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat [naam minderjarige] de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man zal verblijven. Deze regeling zal ingaan na de zomervakantie.
Gelet op het feit dat al eerder tussen partijen en de jeugdbeschermer is besproken dat de vrouw al op haar werk heeft vastgelegd dat zij in de zomervakantie drie aaneengesloten weken (van 5 tot en met 25 augustus) vrij zal zijn zal de voorzieningenrechter (zoals ter zitting reeds is aangegeven) bepalen dat [naam minderjarige] in de zomervakantie eerst twee weken bij de man verblijft, daarna drie weken bij de vrouw en vervolgens nog één week bij de man. Daarna zal de week-op/week-afregeling, aanvangen, te beginnen bij de vrouw. Gelet op het werkrooster van de vrouw wordt het wisselmoment bepaald op vrijdag om 18.00 uur.
Voor het overige dienen de vakanties en feestdagen bij helfte tussen partijen in onderling overleg te worden verdeeld.
Genoemde regeling acht de voorzieningenrechter het meest in het belang van [naam minderjarige] .
3.3.
Toevertrouwing van de minderjarige
3.3.1.
De vrouw verzoekt de minderjarige aan haar toe te vertrouwen.
3.3.2.
De man voert gemotiveerd verweer. De man verzoekt tevens zelfstandig de minderjarige aan hem toe te vertrouwen.
3.3.3.
Zoals hiervoor is overwogen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat [naam minderjarige] de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man verblijft. In deze situatie is het niet passend om hem aan één van beide partijen toe te vertrouwen. De voorzieningenrechter zal daarom de verzoeken van partijen afwijzen en gaat er daarbij wel van uit dat de inschrijving van [naam minderjarige] in de Basisregistratie Personen op het adres van de man ongewijzigd blijft.
3.4.
Onderhoudsbijdrage
3.4.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man moet bijdragen in de kosten van haar levensonderhoud met een bedrag van € 527,- per maand.
3.4.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
De behoefte
3.4.3.
De vrouw stelt, op basis van een behoeftelijst, dat zij een behoefte heeft van
€ 1.994,71 netto per maand. Aangezien de vrouw een inkomen van € 1.550,- netto per maand heeft, resteert volgens de vrouw een aanvullende behoefte van € 444,71 netto per maand, ofwel € 527,- bruto per maand.
De man voert - onder meer - aan dat op de behoeftelijst diverse posten zijn opgenomen die betrekking op [naam minderjarige] en daarom niet in de behoefte van de vrouw dienen te worden meegenomen. De vrouw heeft hierover ter zitting verklaard dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt dat de behoeftelijst enkel betrekking zou moeten hebben op de uitgaven van de vrouw en niet op die ten behoeve van [naam minderjarige] . Als de vrouw van mening is dat hiertoe aanleiding bestaat, ligt het op haar weg om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] te verzoeken, maar voor dergelijke kosten is geen plaats in de berekening van de behoefte van de vrouw. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de behoeftelijst dient te worden gecorrigeerd met de kosten die op [naam minderjarige] betrekking hebben. De man heeft gesteld dat de kosten die op [naam minderjarige] betrekking hebben bestaan uit:
- ouderbijdrage school € 12,-
- benodigdheden school € 154,65
- leermiddelen school € 227,-
- eigen bijdrage sport € 8,55
- benodigdheden sport € 65,-
Totaal € 467,20.
De vrouw heeft niet betwist dat deze uitgaven betrekking hebben op [naam minderjarige] .
Indien de door de vrouw gestelde behoefte van € 1.994,71 wordt verminderd met
€ 467,20 resteert een bedrag van € 1.528,- (afgerond) netto per maand. Aangezien de vrouw een inkomen heeft van (zoals zij zelf stelt) € 1.550,- netto per maand, kan zij in haar behoefte voorzien en resteert geen aanvullende behoefte. Dit heeft tot gevolg dat het verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
3.5.
Proceskosten
3.5.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
de minderjarige verblijft
  • van 4 juli 2019 om 18.00 uur tot 7 juli 2019 om 12.30 uur bij de vrouw;
  • van 7 juli 2019 om 12.30 uur tot 11 juli 2019 om 18.00 uur bij de man;
  • van 11 juli 2019 om 18.00 uur tot 14 juli 2019 om 12.30 uur bij de vrouw;
  • van 14 juli 2019 om 12.30 uur tot 18 juli 2019 om 18.00 uur bij de man;
  • van 18 juli 2019 om 18.00 uur tot 19 juli 2019 om 18.00 uur bij de vrouw;
  • van 19 juli 2019 om 18.00 uur tot 2 augustus 2019 om 18.00 uur bij de man;
  • van 2 augustus 2019 om 18.00 uur tot 23 augustus 2019 om 18.00 uur bij de vrouw;
  • van 23 augustus 2019 om 18.00 uur tot 30 augustus 2019 om 18.00 uur bij de man;
  • vanaf 30 augustus 2019 om 18.00 uur geldt de week-op/week-afregeling te beginnen bij de vrouw, waarbij als het wisselmoment geldt vrijdag om 18.00 uur.
Ten aanzien van de verdere vakanties en feestdagen wordt bepaald dat partijen deze bij helfte in onderling overleg verdelen;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.P.L. van Overveld op 4 juli 2019.