ECLI:NL:RBROT:2019:8111

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
10/963007-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen, veroordeling voor bankieren zonder vergunning in Hawala-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich bezighield met Hawala-bankieren. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van witwassen, omdat niet kon worden bewezen dat de geldbedragen die hij voorhanden had, afkomstig waren van enig misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die door de officier van justitie waren aangevoerd, weliswaar een vermoeden van witwassen opriepen, maar niet voldoende waren voor een wettige en overtuigende bewijsvoering. De verdachte had verklaard dat hij als Hawala-bankier opereerde en dat de bedragen legaal waren verkregen.

Wel werd de verdachte als medepleger veroordeeld voor het bankieren zonder vergunning. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 102 dagen op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van bijna vijf maanden illegale geldtransacties had verricht zonder de benodigde vergunning van De Nederlandsche Bank. De rechtbank vond het noodzakelijk om een straf op te leggen, gezien de omvang van de bedragen en de duur van de overtredingen. De verdachte had zich onttrokken aan de regels van het financiële toezichtrecht, wat als ernstig werd aangemerkt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/963007-13
Datum uitspraak: 14 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Afghanistan) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
raadsvrouw mr. Ö Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de nadere vordering omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. Timmer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 119.245,-.

4.Ontvankelijkheid

4.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit, omdat sprake is van een ernstig vormverzuim. Daartoe is aangevoerd dat in beslaggenomen aantekeningen van de verdachte zijn vernietigd. Hierdoor is het onmogelijk om een behoorlijke verdediging te voeren. Er is dan ook niet langer sprake van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
4.2.
Beoordeling
Aan de verdediging kan worden toegegeven dat de stukken niet vernietigd hadden mogen worden. De rechtbank kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat de verdachte zich ondanks het ontbreken van die stukken voldoende adequaat heeft kunnen verdedigen. Hierbij wordt meegenomen dat, zoals de officier van justitie terecht naar voren heeft gebracht, de verdachte na de vernietiging nog is gehoord en in die verhoren niet heeft verwezen naar de stukken als onderbouwing van zijn antwoorden. Geoordeeld wordt daarom dat niet kan worden gezegd dat de verdachte zodanig in zijn verdediging is geschaad dat dat moet leiden tot het betoogde, vergaande gevolg. De officier van justitie is dus ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Vrijspraak van het onder 1 en 3 tenlastegelegde
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) gewoontewitwassen. In deze periode heeft de verdachte zich bezig gehouden met het zogenoemde hawala-bankieren. Hij heeft meerdere keren ontmoetingen gehad waarbij hij contante geldbedragen in ontvangst heeft genomen, dan wel heeft overgedragen. Toen de verdachte in het buitenland was heeft hij zijn medeverdachte opdracht gegeven de geldbedragen in ontvangst te nemen en over te dragen. Ten aanzien van de herkomst van de geldbedragen die verdachte en zijn medeverdachte voorhanden hebben gehad, kan niet anders worden gezegd dan dat deze van misdrijf afkomstig zijn geweest en dat verdachte hiervan wist. Dit volgt niet alleen uit de verklaring van de verdachte zelf, maar ook uit de omstandigheden die voldoen aan de typologieën voor witwassen. Het ging immers steeds om grote contante geldbedragen, men maakte geen gebruik van een normale bank, het geld werd overgedragen in plastic tassen en sporttassen op anonieme en openbare plaatsen, en in de telefoongesprekken werd in versluierde taal over de bedragen gesproken.
Beoordeling
Vastgesteld wordt dat in het dossier geen direct bewijs voorhanden is waaruit volgt dat de tenlastegelegde geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan desondanks sprake zijn van witwassen, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. De door de officier van justitie genoemde omstandigheden (witwastypologieën) leveren weliswaar een vermoeden van witwassen op, maar nog geen wettig en overtuigend bewijs daarvoor.
De verdachte erkent de door de officier van justitie genoemde omstandigheden. Voorts erkent hij dat hij, toen hij op vankantie in Afghanistan was, zijn medeverdachte heeft gevraagd zijn zaken waar te nemen. Hij stelt echter dat hij deze geldbedragen op de genoemde wijze onder zich had als hawala-bankier en dat deze bedragen geen criminele herkomst hadden. Hawala-bankieren kan worden gebruikt voor witwassen, maar staat ook bekend als een systeem van ondergronds bankieren dat binnen bepaalde etnische groeperingen wordt gebruikt voor het overboeken van legaal verkregen gelden tussen personen in migratielanden en personen in het land van herkomst. Voor het bewijs dat de gelden uit misdrijf afkomstig zijn, zijn daarom in elk geval extra omstandigheden vereist die daarop duiden. Die omstandigheden doen zich in deze zaak niet voor. De door de officier van justitie genoemde omstandigheden die voldoen aan de typologieën voor witwassen zijn eveneens omstandigheden die passen bij Hawala-bankieren. De verklaring van de verdachte dat hij klanten van andere bevolkinsgroepen dan Afghanen niet vertrouwde en dat hij vermoedde dat zij hun geld mogelijk met drugshandel of overvallen hadden verdiend, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin zo’n bijkomende omstandigheid. Door de verdachte is namelijk verklaard dat, wanneer hij andere klanten dan Afhaanse klanten had, hij de bedragen slechts aan hen heeft afgegeven en dus nooit van hen heeft aangenomen. Niet kan daarom worden bewezen dat de verdachte geldbedragen voorhanden heeft gehad die
afkomstigwaren uit enig misdrijf. Verder kan zijn verklaring niet bijdragen aan het bewijs, omdat uit die verklaring niet kan worden afgeleid om welke in de tenlastelegging genoemde bedragen het zou gaan. Bij dit alles komt dat geen bewijsmiddel aanwezig is waaruit volgt dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten weten dat die bedragen uit eing misdrijf afkomstig waren.
Conclusie
Het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2013 tot en met 25 november 2013 in na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders ten behoeve van en op verzoek van onbekend gebleven begunstigden en onbekend gebleven betalers en/) ander(en) contante geldtransacties) en/of geldtransfers uitgevoerd, te weten
- op 27 juni 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 75.000 euro of daaromtrent en
- in de periode van 1 tot en met 23 oktober 2013 in Nederland een geldbedrag van 212.000 euro of daaromtrent en een geldbedrag van 145.000 euro of daaromtrent en
- op of omstreeks 28 oktober 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 300.030 euro of daaromtrent en
- in de periode van 1 tot en met 3 november 2013 te Duivendrecht een geldbedrag van in totaal 128.800 euro of daaromtrent en
- op 25 november 2013 te Valkenswaard een geldbedrag van 99.980 euro of daaromtrent en
- op 25 november 2013 te Duivendrecht een geldbedrag van 119.245 euro of daaromtrent ;

4.

hij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013 in na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders ten behoeve van en op verzoek van begunstigden en betalers en anderencontante geldtransacties of geldtransfers uitgevoerd , te weten
- op of omstreeks 10 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 70.000 euro of daaromtrent en-
op of omstreeks 18 augustus 2013 te Beverwijk een geldbedrag van 53.000 euro of daaromtrent en
- op of omstreeks 21 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 27.660 euro of daaromtrent en
- op of omstreeks 23 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 52.000 euro of daaromtrent ( en
- op of omstreeks 27 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 43.000 euro of daaromtrent
en
- op of omstreeks 1 oktober 2013 te Hilversum een geldbedrag van 125.000 euro of daaromtrent
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 2:
medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
feit 4:
medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 5 maanden schuldig gemaakt aan het verrichten van illegale geldtransacties. Door hem zijn veelvuldig grote contante geldbedragen buiten het formele geldcircuit ontvangen, verplaatst en overgedragen.
Hij heeft deze geldtransacties bedrijfsmatig als betaaldienstverlener verricht, zonder dat hij beschikte over een daartoe verleende vergunning van De Nederlandsche Bank, dan wel een door die instelling geregelde vrijstelling. Door zo te handelen heeft de verdachte zich onttrokken aan de regels van het financiële toezichtrecht. Dit wordt hem aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten, die vooral samenhangt met de duur van de periode en de omvang van de bedragen, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd. Verder is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is namelijk op 25 november 2013 in verzekeing gesteld. Op die datum is de redelijke termijn gaan lopen. Deze factoren en de vrijspraak voor de witwasverdenkingen maken dat de rechtbank tot een veel lagere straf zal komen dan gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte is een geldbedrag van € 119.245,-- in beslaggenomen. Dit bedrag zal worden verbeurd verklaard, omdat het aan hem toebehoorde en door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen is gelet op de artikelen 33, 33a, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 102 (honderd en twee) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 2 en 4;
het geldbedrag van € 119.245,-- (honderdnegentienduizend tweehonderd en
vijfenveertig euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. C. Vogtschmidt en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Smid, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2019.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op na te noemen tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 juni 2013 tot en met 25 november 2013 in na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen, van meerdere, in elk geval één of meer, (gro(o)t(e) contant(e) geldbedrag(en), althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd geldbedrag, was of voornoemd geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, zulks terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) van bovenomschreven feit al dan niet een gewoonte heeft/hebben gemaakt, te weten:
- op of omstreeks 27 juni 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 75.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- in of omstreeks de periode van 1 tot en met 23 oktober 2013 in Nederland een geldbedrag van 212.000 euro of daaromtrent en/of een geldbedrag van 145.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 28 oktober 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 300.030 euro of daaromtrent (ZD-04) en/of
- in of omstreeks de periode van 1 tot en met 3 november 2013 te Duivendrecht een geldbedrag van in totaal 128.800 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 25 november 2013 te Valkenswaard een geldbedrag van 99.980 euro of daaromtrent (ZD-06) en/of
- op of omstreeks 25 november 2013 te Duivendrecht een geldbedrag van 119.245 euro of daaromtrent (Map 2, beslagdossier);
artikel 420BIS/TER/QUATER Wetboek van Strafrecht
2.
hij op na te noemen tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 juni 2013 tot en met 25 november 2013 in na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten behoeve van en/of op verzoek van (een onbekend gebleven) begunstigde(n) en/of (een onbekend gebleven) betaler(s) en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) één of meer (contante) geldtransactie(s) en/of (één of meer (contante) geldtransfer(s) uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of aan een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) beschikbaar gesteld en/of
voor een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) gehouden, te weten
- op of omstreeks 27 juni 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 75.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- in of omstreeks de periode van 1 tot en met 23 oktober 2013 in Nederland een geldbedrag van 212.000 euro of daaromtrent en/of een geldbedrag van 145.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 28 oktober 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 300.030 euro of daaromtrent (ZD-04) en/of
- in of omstreeks de periode van 1 tot en met 3 november 2013 te Duivendrecht een geldbedrag van in totaal 128.800 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 25 november 2013 te Valkenswaard een geldbedrag van 99.980 euro of daaromtrent (ZD-06) en/of
- op of omstreeks 25 november 2013 te Duivendrecht een geldbedrag van 119.245 euro of daaromtrent (Map 2, beslagdossier);
Artikel 2:3a lid 1 Wet op het financieel toezicht
Artikelen 1, 2 en 6 Wet op de Economische Delicten
3.
hij op na te noemen tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013 in na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen, van meerdere, in elk geval één of meer, (gro(o)t(e) contant(e) geldbedrag(en), althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd geldbedrag, was of voornoemd geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwij1 hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, zulks terwij1 verdachte en/of verdachtes mededader(s) van bovenomschreven feit al dan niet
een gewoonte heeft/hebben gemaakt, te weten:
- op of omstreeks 10 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 70.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 18 augustus 2013 te Beverwijk een geldbedrag van 53.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 21 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 27.660 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 23 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 52.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 27 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 43.000 euro of daaromtrent (ZD-02)
- op of omstreeks 1 oktober 2013 te Hilversum een geldbedrag van 125.000 euro of daaromtrent (ZD-03);
althans, indien het vorenstaande onder 3. Ten laste gelegde niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
dat [naam medeverdachte] op na te noemen tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013 in na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen, van meerdere, in elk geval één of meer, (gro(o)t(e) contant(e) geldbedrag(en), althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd geldbedrag, was of voornoemd geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwij1 hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, zulks terwij1 verdachte en/of verdachtes mededader(s) van bovenomschreven feit al dan niet een gewoonte heeft/hebben gemaakt, te weten:
op of omstreeks 10 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 70.000 euro of daaromtrent (ZD-0 I ) en/of
op of omstreeks 18 augustus 2013 te Beverwijk een geldbedrag van 53.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
op of omstreeks 21 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 27.660 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
op of omstreeks 23 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 52.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
op of omstreeks 27 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 43.000 euro of daaromtrent (ZD-02)
op of omstreeks 1 oktober 2013 te Hilversum een geldbedrag van 125.000 euro of daaromtrent (ZD-03) bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, toen aldaar en/of in Beverwijk en/of in Afghanistan opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, toen aldaar en/of in Beverwijk en/of in Afghanistan opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [naam medeverdachte] instructies te geven waar, wanneer en bij wie die [naam medeverdachte] dat/die geldbedrag(en) moest ophalen en/of afgeven;
4.
hij op na te noemen tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013 in na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten behoeve van en/of op verzoek van (een onbekend gebleven) begunstigde(n) en/of (een onbekend gebleven) betaler(s) en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) één of meer (contante) geldtransactie(s) en/of (één of meer (contante) geldtransfer(s) uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of aan een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) beschikbaar gesteld en/of
voor een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) gehouden, te weten
- op of omstreeks 10 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 70.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 18 augustus 2013 te Beverwijk een geldbedrag van 53.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 21 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 27.660 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 23 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 52.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 27 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 43.000 euro of daaromtrent (ZD-02)
- op of omstreeks 1 oktober 2013 te Hilversum een geldbedrag van 125.000 euro of daaromtrent (ZD-03);
althans, indien het vorenstaande onder 4. ten laste gelegde niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
dat [naam medeverdachte] op na te noemen tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013 in na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten behoeve van en/of op verzoek van (een onbekend gebleven) begunstigde(n) en/of (een onbekend gebleven) betaler(s) en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) één of meer (contante) geldtransactie(s) en/of (één of meer (contante) geldtransfer(s) uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of aan een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) beschikbaar gesteld en/of
voor een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) gehouden, te weten
- op of omstreeks 10 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 70.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 18 augustus 2013 te Beverwijk een geldbedrag van 53.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 21 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 27.660 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
op of omstreeks 23 augustus 2013 te Hilversum een geldbedrag van 52.000 euro of daaromtrent (ZD-01) en/of
- op of omstreeks 27 augustus 2013 te Amsterdam een geldbedrag van 43.000 euro of daaromtrent (ZD-02)
- op of omstreeks 1 oktober 2013 te Hilversum een geldbedrag van 125.000 euro of daaromtrent (ZD-03);
bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, toen aldaar en/of in Beverwijk en/of in Afghanistan opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, toen aldaar en/of in Beverwijk en/of in Afghanistan opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [naam medeverdachte] instructies te geven waar, wanneer en bij wie die [naam medeverdachte] dat/die geldbedrag(en) moest ophalen en/of afgeven.