ECLI:NL:RBROT:2019:8148
Rechtbank Rotterdam
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om ontheffing van het minimaal vereist eigen vermogen door een pensioenfonds
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een pensioenfonds, aangeduid als [eiseres], en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Het pensioenfonds verzocht om ontheffing van het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) dat het op grond van de Pensioenwet (Pw) dient aan te houden. DNB had eerder een verzoek van [eiseres] om ontheffing gedeeltelijk toegewezen, maar het bezwaar van [eiseres] tegen het bestreden besluit van DNB werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 mei 2019, waarbij de gemachtigde van [eiseres] en vertegenwoordigers van DNB aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat [eiseres] een vergunning heeft voor het uitoefenen van het bedrijf van algemeen pensioenfonds en dat het pensioenfonds momenteel meerdere collectiviteitskringen heeft. Het verzoek om ontheffing was specifiek gericht op de DC-kring, waarin alleen beschikbare premieregelingen worden uitgevoerd. DNB had het verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar de rechtbank oordeelt dat de ontheffing niet volledig kan worden verleend, omdat er altijd een risico blijft bestaan dat de (her)verzekering kan worden aangepast of opgezegd.
De rechtbank concludeert dat [eiseres] belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, ondanks dat de periode waarvoor de ontheffing geldt inmiddels is verstreken. De rechtbank oordeelt dat DNB in redelijkheid de verzochte ontheffing niet heeft kunnen weigeren en dat de motivering van DNB voor de gedeeltelijke toewijzing van de ontheffing voldoende is. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van [eiseres] ongegrond en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling.