Uitspraak
1.[eiser 1] ,
en
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderden eisers, beiden woonachtig in Vlaardingen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde, woonachtig in Spijkenisse, te veroordelen tot betaling van schadevergoeding voor inbreuk op hun auteurs- en persoonlijkheidsrechten. De eisers vorderden een bedrag van € 600,00 per eiser, alsmede € 385,88 voor kosten ter vaststelling en invordering van de schade, vermeerderd met rente en kosten, zoals omschreven in de dagvaarding. De dagvaarding was gedateerd op 24 september 2018 en gedaagde had niet gereageerd, waardoor verstek werd verleend.
De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen, maar de vordering tot verklaring voor recht werd afgewezen omdat eisers geen afzonderlijk belang hadden gesteld. De proceskosten werden ambtshalve gematigd tot het liquidatietarief, gezien de eenvoudige aard van de zaak. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid, alsook de buitengerechtelijke incassokosten, voor een deel toewijsbaar waren. De gevorderde rente over de proceskosten werd eveneens toegewezen, met uitzondering van de informatiekosten, die niet toewijsbaar waren.
De beslissing van de kantonrechter hield in dat gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan beide eisers voor de schadevergoeding, € 358,88 voor de kosten van vaststelling en invordering van de schade, en € 180,00 voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast werd gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die in totaal op € 324,01 aan verschotten en € 180,00 aan salaris voor de gemachtigde werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde werd afgewezen.