In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel. Tijdens de terechtzitting op 4 oktober 2019 werd het bewijs besproken dat was verkregen na een doorzoeking van de woning van de verdachte, waar een automatisch vuurwapen en munitie werden aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, maar de rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de politie op basis van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) de woning mocht doorzoeken.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van het wapen in zijn woning, aangezien hij zelf de verstopplek had aangewezen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 28 juni 2019 te Schiedam een pistoolmitrailleur en munitie voorhanden had. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen grote risico's met zich meebrengt, vooral in een woning waar ook een minderjarig kind verblijft. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank benadrukte het belang van hulpverlening en begeleiding voor de verdachte, die gemotiveerd leek om zijn rol als vader goed vorm te geven. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.