ECLI:NL:RBROT:2019:8233

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
10/750305-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het aanwezig hebben van drugs in een woning en van drugs en een vuurwapen in een auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van drugs in een woning en van drugs en een vuurwapen in een auto. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Raza. De officier van justitie, mr. L.L. van Delft, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de TCI-informatie voldoende grondslag bood voor de verdenking en dat de machtiging tot binnentreden in de woning rechtmatig was. Tijdens het onderzoek in de woning werden drugs aangetroffen, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat hij daarover beschikkingsmacht had.

Evenzo werd in de auto van de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid heroïne en een vuurwapen aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij de auto op verzoek van een ander op zijn naam had gezet en dat hij niet op de hoogte was van de drugs en het wapen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de drugs en het wapen aanwezig had gehad. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750305-19
Datum uitspraak: 18 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Rechtmatigheid binnentreden

Door de verdediging is aangevoerd dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Dat de verdachte voorkwam in de TCI-informatie in samenhang bezien met het feit dat hij een aantal keer in de nabijheid van de woning aan de [adres ] (hierna: de woning) is aangetroffen, is onvoldoende voor een verdenking in de zin van artikel 27 Sv. Daarom is ten onrechte in de woning binnengetreden.
Dit verweer wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige TCI-informatie voldoende grondslag bood voor een verdenking in de zin van artikel 27 Sv. De TCI-informatie bevat gegevens die voldoende concreet (naar personen, tijd en plaats) en specifiek (ten aanzien van de strafbare gedragingen) zijn.
Daarbij wordt meegewogen dat er ook een verklaring van een anonieme getuige is, waarin een directe koppeling wordt gemaakt tussen de woning en de strafbare gedragingen. De machtiging tot binnentreden in de woning is dan ook rechtmatig gegeven en verleende de betrokken opsporingsambtenaren de bevoegdheid de woning te doorzoeken.

5.Bewijswaardering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van 17,4 kilo heroïne. De drugs lagen open en bloot in de woning en de verdachte is in de woning aangetroffen. Ook het tweede en derde feit acht de officier van justitie bewezen. De heroïne en het wapen zijn aangetroffen in een auto die op naam van de verdachte stond en waarin hij regelmatig reed.
Beoordeling
Feit 1 - de woning
Uit het dossier volgt dat toen de politie de woning was binnengetreden en zich kenbaar had gemaakt, de verdachte uit de badkamer kwam en dat vervolgens in de badkamer een aantal bigshoppers is aangetroffen met zakken en pakketten waarin de drugs bleken te zitten. De vraag is of op basis hiervan kan worden gezegd dat de verdachte de drugs aanwezig heeft gehad. Daarvoor is vereist dat hij wist van de aanwezigheid van de drugs én dat die drugs zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Met dit laatste wordt bedoeld dat de verdachte er enige zeggenschap over had.
Door de verdachte is verklaard dat hij niet bekend was met de inhoud van de tassen, dat hem door iemand van wie hij in verband met zijn eigen veiligheid de naam niet wil noemen, was gevraagd naar de woning te komen, dat hij van die persoon een sleutel had gekregen, dat hij wel vaker in de woning was geweest en dat hij niet wist waarmee die persoon zich bezighield. Deze verklaring is in het licht van het dossier niet zonder meer onaannemelijk. Wel kan worden tegengeworpen dat de verdachte de zakken en pakketten in de bigshoppers moet hebben zien liggen. Dit brengt echter niet vanzelfsprekend mee dat hij de inhoud daarvan ook kende of dat hij die had kunnen vermoeden. Nog los daarvan bevinden zich in het dossier geen aanwijzingen dat de verdachte enige zeggenschap over die inhoud had. Zo zijn op de tassen geen DNA-sporen van hem aangetroffen. Een en ander leidt tot het oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte de drugs op 10 juli 2019 aanwezig heeft gehad. Hij zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Feit 2 en 3 - de auto
In een op naam van de verdachte gestelde Toyota Yaris (hierna: de auto) is in een verborgen ruimte bij de achterbank ruim 1 kilo heroïne en een vuurwapen met munitie aangetroffen. Ook hier is de vraag of de verdachte de drugs en het wapen aanwezig heeft gehad.
De verdachte heeft verklaard dat hij de auto op verzoek van de eerdergenoemde persoon op zijn naam heeft gezet, dat de auto hoofdzakelijk door die persoon en anderen werd gebruikt en dat hij daarvan slechts zo nu en dan gebruik maakte. Op basis van de bevindingen in het dossier kan deze verklaring niet als onaannemelijk worden afgedaan. Er is namelijk gebleken dat de verdachte ook regelmatig rondreed in een Honda Jazz.
Gelet op zijn verklaring en het ontbreken van enige aanwijzing in het dossier dat hij wel wetenschap had van de drugs en het wapen in de auto, moet de verdachte alleen al daarom van deze verdenkingen worden vrijgesproken. Hierbij is meegewogen dat de drugs en het wapen zich bevonden in een verborgen ruimte en dat daarop ook geen DNA de verdachte is aangetroffen.

6.Voorlopige hechtenis

Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is al opgeheven bij afzonderlijke beslissing van 7 oktober 2019.

7.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. B. Krijnen en D.I. Hendriks-Van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 juni 2019 tot en met 10 juli 2013 Rotterdam, in een woning gelegen aan de [adres ] , opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelhe(i)d(en) heroïne, met een totaal gewicht van ongeveer
17,4 kilogram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 10 juli 2019 te Rotterdam, in een auto met kenteken 2-TTV-24,
opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 1 kilogram heroïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 10 juli 2019 te Rotterdam, in een auto met kenteken 2-TTV-24,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet Wapens en Munitie, te weten
- een pistool (merk Clock 19, type 19X, kaliber 9mm Parabellum) en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III, te weten
- 16, althans een of meer S&B kogelpatronen van het kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.