ECLI:NL:RBROT:2019:8384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
10/152162-19 / TUL: 10/661119-17 en 22/000011-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van voorhanden hebben van een vuurwapen en opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 9 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 31 mei 2019 te Rotterdam een vuurwapen en cocaïne voorhanden had. De verdachte, die preventief gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.A. Groenendijk. De officier van justitie, mr. C.J. Kroon, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bekend was met de feiten en heeft deze zonder nadere motivering bewezen verklaard. De verdachte had een revolver van het merk Mam type Super 777 kaliber .22 en ongeveer 3,5 gram cocaïne in zijn bezit.

De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht van de verdediging verworpen. De verdachte had eerder al een veroordeling voor vergelijkbare feiten en was op de hoogte van de gevolgen van het bezit van een vuurwapen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een gebruiksklaar illegaal vuurwapen voorhanden gehad, wat een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij met zich meebrengt. Daarnaast is het voorhanden hebben van harddrugs schadelijk voor de volksgezondheid en draagt het bij aan criminaliteit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en gelast dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. Ook is besloten dat het in beslag genomen vuurwapen en de munitie onttrokken worden aan het verkeer. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke gedeelten van eerdere veroordelingen, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. De uitspraak is gedaan door mr. V.F. Milders, voorzitter, en mrs. J. van Dort en M. Smit, rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/152162-19
Parketnummers TUL: 10/661119-17 en 22/000011-16
Datum uitspraak: 9 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
nu preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. I.A. Groenendijk, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaken met de parketnummers 10/661119-17 en 22/000011-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 31 mei 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een revolver
van het merk Mam type Super 777 kaliber .22,
voorhanden heeft gehad
2
hij op 31 mei 2019 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 3,5 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Ten aanzien van feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 (voorhanden hebben van een vuurwapen) aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld onder psychische overmacht, zodat hij voor dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte al geruime tijd werd bedreigd, omdat hij heeft gebroken met vroegere vrienden die zich bezig houden met criminele activiteiten. Dat zijn vrees niet ongegrond was, blijkt wel uit het feit dat hij op 31 mei 2019 in totaal 12 keer is beschoten, waarbij hij ternauwernood aan de dood kon ontvluchten.
6.2.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht dient sprake te zijn van een van buiten komende sterke drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Hetgeen door de verdachte is aangevoerd, kan niet tot het door de verdediging bepleite rechtsgevolg leiden. Immers, ook van personen die met de dood bedreigd worden kan en mag verwacht worden dat zij weerstand bieden aan de drang om een illegaal vuurwapen te bezitten ter bescherming van zichzelf, ook als die dreiging reëel is. Het door de verdediging gedane beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft een gebruiksklaar illegaal vuurwapen voorhanden gehad in de auto waarin hij reed. Het aanwezig hebben van een vuurwapen leidt vaak al te gemakkelijk tot het gebruik daarvan met ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Dit blijkt wel uit het groot aantal schietincidenten dat zich het afgelopen jaar alleen al heeft voorgedaan in de regio Rotterdam. Ook het wapen dat de verdachte in zijn bezit had, is gevonden naar aanleiding van een schietpartij waar hij zelf slachtoffer van was en die hij ternauwernood heeft overleefd. Het komt bovendien meer dan eens voor dat niet alleen het doelwit van de schutter, maar ook willekeurige omstanders slachtoffer worden van dit soort vuurwapengeweld. Dit alles levert dan ook in de maatschappij een onaanvaardbaar risico en gevoelens van maatschappelijke onveiligheid en onrust op. Het bezit van dergelijke wapens moet daarom zwaar worden bestraft.
Daarnaast heeft de verdachte een hoeveelheid harddrugs voorhanden gehad. Harddrugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid en hangen samen met diverse vormen van (ook zeer zware) criminaliteit. Met het voorhanden hebben van harddrugs, levert de verdachte daar (al dan niet indirect) een bijdrage aan. Ook dit moet worden bestraft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder meermalen voor de Wet wapens en munitie.
De verdachte is onder meer op 10 augustus 2017 (parketnummer 10/661119-17) door deze rechtbank veroordeeld voor het voorhanden hebben van vuurwapens. Ook toen heeft hij, op dezelfde gronden als in deze zaak, een beroep gedaan op psychische overmacht. Dat beroep is toen ook verworpen. De verdachte wist dus dat hij – ook onder de gegeven omstandigheden – geen illegaal vuurwapen bij zich mocht dragen. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden ook op 31 mei 2019 met een vuurwapen op pad te gaan. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
Het Leger des Heils, afdeling jeugdbescherming en reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 september 2019. De rechtbank heeft kennis genomen van dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen vuurwapen en de daarin aangetroffen munitie zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij het hiervoor genoemde vonnis van 10 augustus 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte onder parketnummer 10/661119-17 ter zake van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte te weten 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 23 november 2017.
Bij arrest van 15 februari 2017 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte onder parketnummer 22/000011-16 ter zake van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan een gedeelte te weten 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 13 mei 2017.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de proeftijden van de voorwaardelijke veroordelingen verlengd dienen te worden, teneinde te kunnen dienen als stok achter de deur voor de verdachte.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van de vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarden, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Voor het louter verlengen van de proeftijd ziet de rechtbank geen enkele aanleiding, omdat de verdachte in het verleden al vele kansen heeft gehad en hij desondanks steeds opnieuw de fout in gaat, terwijl hij weet wat de consequenties daarvan zijn.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de voorwaardelijke gedeeltes van de bij die vonnissen aan de verdachte opgelegde straffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
artikel 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: een vuurwapen in de vorm van een revolver van het merk Mam type Super 777 kaliber .22 en de daarin aangetroffen munitie;
gelast de
tenuitvoerleggingonder parketnummer 10/661119-17 van het voorwaardelijk gedeelte, te weten gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, van de bij vonnis van 10 augustus 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingonder parketnummer 22/000011-16 van het voorwaardelijk gedeelte, te weten gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, van de bij arrest van 15 februari 2017 van het gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2019.
Zijnde de jongste rechter buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een revolver
van het merk Mam type Super 777 kaliber .22,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 3,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )