ECLI:NL:RBROT:2019:8560
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis en de vraag van bekendheid met het vonnis
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een verstekvonnis van 15 september 2004. De eiseres, de naamloze vennootschap Nationale-Nederlanden Bank N.V. (hierna: NN), had [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.009,94, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde] heeft verzet ingesteld tegen dit verstekvonnis, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet te laat was ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] op 4 april 2019 bekend was met het verstekvonnis, waardoor de verzettermijn van vier weken was verstreken op het moment dat de verzetdagvaarding op 25 mei 2019 werd uitgebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet-ontvankelijk is in zijn verzet, omdat hij niet tijdig heeft gereageerd op het verstekvonnis. De rechtbank heeft het verstekvonnis van 15 september 2004 bekrachtigd en [gedaagde] veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.