ECLI:NL:RBROT:2019:8813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
C/10/550450 / HA ZA 18-483
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en vrijheid van meningsuiting in interregionale privaatrechtelijke geschillen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, vorderde Curaçao Port Services B.V. (CPS) een verklaring voor recht dat de stellingen in het rapport van Ecorys Nederland B.V. onjuist waren en dat Ecorys onrechtmatig had gehandeld door deze stellingen openbaar te maken. CPS, de enige stuwadoor in de haven van Curaçao, stelde dat het rapport onjuiste informatie bevatte over de inefficiëntie van de haven en dat dit schadelijk was voor haar reputatie. Ecorys had in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoek gedaan naar de havenfaciliteiten in Curaçao en had bevindingen gepresenteerd die CPS als onterecht beschouwde. De rechtbank oordeelde dat CPS niet had aangetoond dat de bevindingen in het rapport feitelijk onjuist waren en dat Ecorys niet onzorgvuldig had gehandeld. De rechtbank benadrukte het belang van de vrijheid van meningsuiting en het publieke debat, en concludeerde dat de kritiek op CPS niet op een onnodig grievende wijze was geuit. CPS werd veroordeeld in de proceskosten van Ecorys, die op € 1.983,50 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/550450 / HA ZA 18-483
Vonnis van 13 november 2019
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
CURACAO PORT SERVICES B.V.,
gevestigd te Curaçao,
eiseres,
advocaat mr. C. de Bres te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECORYS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. Th.P. ten Brink te Rotterdam.
Partijen zullen hierna CPS en Ecorys genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 april 2018 met producties 1-8;
- de conclusie van antwoord met producties 1-6;
- de oproepingsbrieven van 19 september 2018;
- de zittingsagenda van 27 december 2018;
- de akte ten behoeve van comparitie tevens akte overlegging producties 9A-10F van de zijde van CPS;
- de samenvatting juridische standpunten t.b.v. comparitie van partijen van de zijde van Ecorys;
- de nadere oproepingsbrieven van 5 februari 2019;
- de brief van de advocaat van Ecorys van 14 mei 2019 met de producties 7-10d;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 mei 2019;
- de brief van het kantoor van de advocaat van CPS van 7 juni 2019 met de mededeling dat mr. De Bres de behandeling van de zaak van mr. F.R. Brouwer heeft overgenomen;
- de brief van de advocaat van Ecorys van 17 juni 2019 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CPS is de enige stuwadoor in de haven van Curaçao. Ecorys is een adviesbureau voor mobiliteit dat zich bezighoudt met oplossingen voor beleidsproblemen van bedrijfs- en overheidsinstanties.
2.2.
Ecorys heeft in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoek verricht naar de prijsontwikkelingen en de logistiek in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In het rapport van Ecorys van 22 november 2017 (hierna: het Rapport) is – onder meer – het volgende vermeld ten aanzien van de haven in Curaçao (pagina 40):
“The various interviews conform that the current operation of the port facilities is poor and lagging behind compared to regional competitors. Specific problems which interviewees highlight are:
The low number of container moves- Is indicated before, various interviewees claim that the port often only reaches 12-14 moves per hour (on average), mainly due to a broken crane, but also due to unexperienced staff; it is claimed that this often results in a queue of ships, additional costs due to night work (high tariff) and delays in shipping schedules;
The absence of time slots- The harbour operations are based upon the principle of ‘first-in, first-out’, so without specific time slots. Interviewees claim this results in uncertainty about the schedule and additional costs;
The lack of chassis- Interviewees indicate that the number of chassis to move containers is too limited, which delays the delivery of the containers;
Container release- Interviewees indicate that containers are often released three to four days after arrival, but this can also be six to seven days; this is seen as unnecessary (despite the essential custom controls).”
2.3.
Ecorys heeft het Rapport in november 2017 aan haar opdrachtgever gepresenteerd. Ecorys heeft het Rapport op 27 februari 2018 gepresenteerd aan de overheid van Curaçao.
2.4.
CPS heeft het Rapport in februari 2018 van een derde ontvangen.
2.5.
Op 28 februari 2018 is het volgende bericht in een (niet met name genoemde) krant verschenen:

Ecorys: Haven inefficiënt
‘Aruba en Sint Maarten presteren beter dan Curaçao’
De Curaçaose haven is inefficiënt De faciliteiten zijn verouderd en nieuwe investeringen zijn nodig, zo stelt Ecorys, dat onderzoek heeft gedaan naar de consumentenprijsontwikkeling op de drie Caribische landen in het Koninkrijk. Curaçao. Aruba en Sint Maarten.
Omdat de havenkosten uiteindelijk ook de consumentenprijzen in de winkels beïnvloeden, is dit onderdeel door Ecorys onderzocht. Tijdens de interviews zijn verschillende suggesties gedaan om de algehele prestaties van de haven te verbeteren, zo staat in de rapportage. Deze variëren van het doen van investeringen in dc kranen, tot het verhogen van de chassiscapaciteit en de concurrentie bij het stuwadoorsbedrijf: het bedrijf dat schepen laadt en lost (Curaçao Port Services, red.). In het rapport worden de eilanden met elkaar vergeleken. Op Sint Maarten zijn er 17 tot 18 containerbewegingen per uur, op Aruba 15 tot 16 per uur en bij weinig wind zelfs 22 tot 23. Deze eilanden worden door het rapport als ‘relatief goed’ gezien, terwijl Curaçao achter blijft met 12 tot 14 bewegingen per uur. Ter vergelijking wordt gesteld dat grote overslaghavens als Jamaica 30 bewegingen per uur
hebben.
Uit de op Curaçao gehouden interviews blijken een aantal problemen naar voren te komen. Zo is het aantal containerbewegingen laag vanwege een kapotte kraan, maar ook als gevolg van onervaren werknemers. Het is om deze reden dat er vaak een file is van schepen. Er worden meer kosten gemaakt omdat er ‘s nachts (overtime)
gewerkt wordt, wat duurder is, en omdat er vertraging komt in de vaarschema’s van de schepen”, aldus Ecorys. Verder blijkt dat er niet gewerkt wordt met tijdschema’s, wat onzekerheid met zich meebrengt bij de schepen
die als gevolg van vertraging hogere kosten maken. “De havenactiviteiten zijn gebaseerd op het principe van ‘first-in, first-out’, dus er zijn geen specifieke tijdstippen voor binnenkomst van de schepen”, zo wordt nader uitgelegd.
Ook wordt gemeld dat er te weinig onderstellen zijn, waarop containers geplaatst en vervoerd worden. Ook hier is het gevolg vertraging in de aflevering. De containers worden vaak drie tot vier dagen na aankomst door de
douane vrijgegeven, maar dit is vaak genoeg ook zes of zeven dagen. De geïnterviewden vonden dit onnodig lang duren, En hoewel de afhandeling van een container ongeveer 1.000 dollar kost, stellen de respondenten dat dit vaak meer is als gevolg van onvoorziene en ‘verscholen’ kosten.
In het rapport wordt nog uitgelegd dat in september 2016 een nieuwe concessie is getekend tussen CPS en Curaçao Ports Authority (CPA) van twintig jaar waarbij CPS verantwoordelijk is gesteld voor het verbeteren van de kwaliteit van dc containerhaven door bijvoorbeeld binnen twee jaar nieuwe kranen aan te schaffen. “Daarnaast is afgesproken dat er in de nabije toekomst meer stuwadoorsbedrijven actief mogen worden in de haven.”

3.De vordering en het verweer

3.1.
CPS vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
I. Voor recht verklaart dat de gewraakte stellingen uit het Ecorys rapport van 22 november 2017, zoals weergegeven in onderdeel 2.2 van deze dagvaarding, zonder feitelijke grondslag zijn;
II. Voor recht verklaart dat Ecorys door het opmaken, uitbrengen, openbaar maken en weigeren van correctie van haar rapport met daarin de gewraakte stellingen, onrechtmatig jegens CPS heeft gehandeld;
III. Ecorys veroordeelt tot vergoeding van de door CPS geleden schade in natura, middels een schriftelijk rectificatie van de gewraakte stellingen binnen twee (2) weken na de datum van, en ook overigens met inachtneming van, het in deze te wijzen vonnis, middels een addendum op het rapport, welk addendum tevens door Ecorys aan haar opdrachtgever dient te worden gezonden en op haar website openbaar moet worden gemaakt, althans een
rectificatie op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen andere
wijze;
IV. Ecorys veroordeelt in de kosten van dit geding, het nasalaris voor de advocaat daarbij conform het liquidatietarief te begroten, onder de bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan, daarover vanaf de 15e dag wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
CPS legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen ten grondslag aan haar vordering:
  • het rapport bevat stellingen die onjuist zijn en feitelijke grondslag missen.
  • door deze stellingen openbaar te (doen) maken handelt Ecorys onrechtmatig jegens CPS.
  • CPS lijdt hierdoor schade.
  • Ecorys heeft haar zorgplicht geschonden. Het aan het Rapport ten grondslag liggende onderzoek heeft niet zorgvuldig plaatsgevonden. Er zijn geen objectieve bronnen geraadpleegd.
  • Ecorys heeft niet gehandeld naar haar eigen Code of Business Ethics and Conduct.
  • Ecorys heeft CPS niet in de gelegenheid gesteld vooraf op het rapport te reageren.
  • Ecorys heeft CPS niet vooraf geïnformeerd over publicatie van het Rapport.
  • Ecorys heeft er geen rekening mee gehouden dat Curaçao een kleine gemeenschap is.
Later in de procedure heeft CPS gesteld dat zij drie verwijten maakt aan Ecorys:
er is geen sprake geweest van een deugdelijk en objectief onderzoek; kennelijk was er te weinig budget en zijn daarom alleen interviews afgenomen en is zonder enige onderbouwing of objectieve toetsing gekozen bepaalde meningen zwaarder te laten wegen dan andere;
er was geen noodzaak de bevindingen te openbaren;
Ecorys had CPS de kans moeten geven commentaar te geven op de conclusies voordat die nader werden gepresenteerd, zeker toen CPS aangaf daar behoefte aan te hebben.
CPS stelt dat Ecorys onrechtmatig heeft gehandeld en niet de zorg van een redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer in acht heeft genomen. Volgens CPS is het aanwijzen van een verantwoordelijke voor hoge prijzen een maatschappelijk en politiek zeer beladen thema op Curaçao en had daarom het rapport beperkt moeten blijven tot een - niet naar buiten gebracht - beleidsadvies.
3.3.
Ecorys voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van CPS in haar vorderingen, althans ontzegging daarvan, met veroordeling van CPS, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede in de nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
CPS is gevestigd op Curaçao en Ecorys in Nederland. Dit zijn verschillende landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Daarmee is sprake van een geschil van interregionale aard. De Nederlandse rechter is ambtshalve gehouden om te toetsen of hem/haar rechtsmacht toekomt. Er bestaat geen regeling - ex 38 lid 3 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden - ter bepaling van de rechterlijke bevoegdheid in privaatrechtelijke zaken van interregionale aard. De Nederlandse rechter dient daarom te onderzoeken of overeenkomstige toepassing kan worden gegeven aan de in verdragen en EU-verordeningen neergelegde bevoegdheidsbepalingen, en zo nee of dan aansluiting kan worden gezocht bij de artikelen 1-14 Rv (HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063).
4.2.
In dit geval kan aansluiting worden gezocht bij de Brussel I-bis-Vo. (Verordening (EU) Nr. 1215/2012), die een regeling kent voor de rechtsmacht in burgerlijke en handelszaken. Volgens de hoofdregel van de Brussel I-bis-Vo. komt in beginsel rechtsmacht toe aan de rechter in het land van de vestigingsplaats van gedaagde. Dat is Nederland. Daarmee is de rechtsmacht van de Nederlandse rechter gegeven.
4.3.
Over het toepasselijke recht wordt als volgt geoordeeld. CPS grondt haar vordering op een gestelde onrechtmatige daad. De Nederlandse rechter dient aan de hand van de verordening Rome II (Verordening (EU) Nr. 864/267) te bepalen welk recht toepasselijk is. Naar nationaal Nederlands recht is deze verordening in beginsel ook toepasselijk in gevallen waarin de gedragingen die als een onrechtmatige daad kunnen worden aangemerkt (eigenlijk) buiten de werkingssfeer van deze verordening vallen (art. 10:159 BW).
Op grond van verordening Rome II is een rechtskeuze geoorloofd. Die keuze moet uitdrukkelijk geschieden of voldoende duidelijk blijken uit de omstandigheden van het geval (art. 14 lid 1 Rome II). In de onderhavige zaak blijkt de rechtskeuze voor Nederlands recht voldoende uit de omstandigheden van het geval. Beide partijen beroepen zich op bepalingen uit het Nederlandse Burgerlijk Wetboek en op jurisprudentie van de Nederlandse rechter. Nederlands recht is dus toepasselijk.
4.4.
Stelplicht en eventuele bewijslast dat Ecorys onrechtmatig heeft gehandeld, rusten op CPS. Het is aan CPS om duidelijk te maken dat de bevindingen in het rapport van Ecorys feitelijk onjuist zijn. Van Ecorys mag worden verwacht dat zij haar verweer deugdelijk onderbouwt.
4.5.
Ecorys beschrijft de door haar gehanteerde onderzoeksmethode als volgt:
• Een onderzoek door middel van publieke bronnen (literatuur, publicaties, informatie op internet), maar ook face-to-face en telefonische interviews met stakeholders, waaronder CPS zelf;
• het afnemen van enquêtes onder de lokale stakeholders (ondernemingen en vertegenwoordigers van de overheid) door de Nederlandse ambassades in Colombia, Panama, Trinidad & Tobago en de Dominicaanse Republiek;
• een analyse van statistische gegevens verkregen van de lokale statistiekbureaus; en
• een analyse van de data over de handelsstromen naar Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Daarnaast verklaart Ecorys:
- dat zij met een representatieve groep heeft gesproken,
- bijvoorbeeld ten aanzien van het deelonderwerp “Efficiëntie van de havens” [
en dat is de kwestie waar het hier om gaat, toevoeging rechtbank] heeft zij vier van de vijf grote vervoerders geïnterviewd,
- deze vijf zijn: [naam bedrijf 1], [naam bedrijf 2], [naam bedrijf 3], [naam bedrijf 4] en (indirect) [naam bedrijf 5] en deze vijf vormen tezamen veruit het grootste gedeelte van de markt in de haven van Curaçao,
- de uitlatingen van de vier geïnterviewde vervoerders zijn afgezet tegen de (weliswaar beperkte) informatie die afkomstig is uit de objectieve bronnen, zodat er een afgewogen beeld is verkregen van het functioneren van de haven van Curaçao.
4.6.
De rechtbank acht het door Ecorys verrichte onderzoek, en het rapport dat daarvan het resultaat is, niet onzorgvuldig. Het interviewen van betrokkenen is een onderzoeksmethode die op zich geen bevreemding wekt. En het interviewen van (met name) de genoemde vier van de vijf grote vervoermaatschappijen die samen het merendeel van de markt in de haven van Curaçao in handen hebben, kan als bepaald representatief worden aangemerkt. Gelet op hun marktaandeel zijn deze vervoerders in staat om te beoordelen of de haven van Curaçao goed functioneert waardoor hun mening gewicht in de schaal legt.
Overigens bestaat er geen verbod om een onderzoek te houden dat van beperkte aard/niet representatief is, al verdient het vanzelfsprekend wel aanbeveling om in het onderzoeksrapport te vermelden wat voor soort onderzoek er is gehouden.
Als klanten van CPS minder tevreden zijn over CPS dan staat het hen vrij dat naar buiten te brengen en staat het Ecorys vrij om dat in een rapport vast te leggen. Het gaat hier om kritiek in de zakelijke sfeer en die kritiek wordt niet op een onnodig grievende wijze naar buiten gebracht.
4.7.
De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat Ecorys de verklaringen van de genoemde vier vervoerders op onjuiste wijze heeft vastgelegd. Het ligt niet direct voor de hand dat Ecorys de mening van de geïnterviewden op een onjuiste of aangedikte wijze zou (willen) weergeven. Ecorys is een zakelijk onderzoeksbureau. Uit de stellingen van CPS valt niet of althans onvoldoende af te leiden dat CPS de feiten, al dan niet opzettelijk, verdraaid zou hebben. CPS legt een aantal verklaringen over (haar producties 10a-10f) van, met name, bedrijven die wel tevreden zijn over de prestaties van CPS. Deze verklaringen zijn echter, op één uitzondering na, niet afkomstig van de vier geïnterviewde vervoerders die het grootste deel van de markt in de haven van Curaçao in handen hebben. De enige uitzondering is [naam bedrijf 1]. In de verklaring van [naam bedrijf 1] valt echter niet te lezen dat Ecorys iets anders zou hebben gerapporteerd dan [naam bedrijf 1] heeft verklaard. Er valt in deze verklaring slechts te lezen dát [naam bedrijf 1] met Ecorys een aantal onderwerpen heeft besproken.
4.8.
CPS stelt in de dagvaarding dat zij niet gehoord is voordat het rapport is aangeboden aan de opdrachtgever van Ecorys. Deze stelling is feitelijk onjuist. CPS heeft op 22 juni 2017, tijdens het onderzoek, met Ecorys gesproken. CPS erkent in haar latere processtukken dan ook dat zij heeft gesproken met Ecorys (al was dat volgens CPS maar een half uurtje). In het rapport van Ecorys staat dat CPS zich niet kan vinden in de bevindingen van Ecorys. Ook dat wijst erop dat CPS wel is gehoord. De stelling van CPS dat geen hoor en wederhoor is toegepast staat daarmee op gespannen voet met de plicht van een procespartij om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid naar voren te brengen.
4.9.
De stelling dat Ecorys onrechtmatig heeft gehandeld door het rapport te openbaren, faalt eveneens. Ecorys heeft het rapport niet geopenbaard. Ecorys heeft het rapport aangeboden aan haar opdrachtgever en het is die opdrachtgever geweest die het rapport naar buiten heeft gebracht.
4.10.
Voor zover Ecorys zelf heeft bijgedragen aan (verdere) openbaarmaking van het rapport, bijvoorbeeld door het rapport nadien te presenteren aan de overheid van Curaçao, noopt dat niet tot een ander oordeel. Ecorys komt, net als haar opdrachtgever, vrijheid van meningsuiting toe. Deze vrijheid gaat niet zover dat de eer en goede naam van een ander mogen worden aangetast. De vraag of sprake is van een dergelijke aantasting dient te worden beoordeeld op basis van het algemene onrechtmatige daadartikel in artikel 6:162 BW. Ook aantasting in de beroepseer kan een aantasting in de eer en goede naam vormen. De beoordeling dient te geschieden door afweging van verschillende belangen, waarbij tegen over elkaar staan enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting en anderzijds het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is zeer streng ten aanzien van beperkingen van de uitingsvrijheid als de verboden of gesanctioneerde uitingen een bijdrage leveren aan het publieke debat. Dat zijn uitingen die volgens het EHRM de vrijheid van meningsuiting bij uitstek dienen. Het gaat hier (mede) om de vraag of de prijzen op Curaçao niet te hoog zijn omdat de haven inefficiënt (en daarmee duur) is voor de schepen die de haven aandoen. Dat is een discussie die een bijdrage levert aan het publieke debat.
4.11.
Evenmin bestaat aanleiding om de vordering tot rectificatie toe te wijzen. Het is een discretionaire bevoegdheid van de rechter om te bepalen of er gerectificeerd moet worden. Voor rectificatie is op zich niet vereist dat sprake is van een onrechtmatige daad. Recht op rectificatie kan ook bestaan indien aansprakelijkheid ontbreekt omdat de publicatie aan de dader wegens diens onbekendheid met de onjuistheid of onvolledigheid niet als een onrechtmatige daad is toe te rekenen. Gelet op het voornoemde oordeel dat en waarom het onderzoek en het rapport van Ecorys niet onzorgvuldig zijn, is rectificatie niet op zijn plaats.
4.12.
Volgens CPS heeft Ecorys niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen (schending art. 7:401 BW). Deze stelling komt geen zelfstandige betekenis toe. CPS is niet de opdrachtgever van Ecorys. Op Ecorys rust niet tegenover CPS, maar slechts tegenover haar opdrachtgever de plicht om zich als een goed opdrachtnemer te gedragen. CPS kan daar als derde geen rechten aan ontlenen. Wel is mogelijk dat een opdrachtnemer bij de uitvoering van haar opdracht handelt op een wijze die onzorgvuldig is tegenover een derde, ongeacht of de opdrachtnemer zijn taak tegenover de opdrachtgever wel/niet goed heeft uitgevoerd. Maar van onzorgvuldigheid van Ecorys tegenover CPS is, zoals gezegd, geen sprake.
4.13.
CPS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Ecorys. Deze kosten worden begroot op € 1.983,50, zijnde:
- € 1.357,50 aan salaris advocaat (aan de hand van de Liquidatietarieven, 2 ½ punt, tarief II ad € 543 per punt voor een zaak van onbepaalde waarde)
- € 626 aan griffierecht.
Eveneens toewijsbaar zijn de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de gevorderde nakosten, deze laatstgenoemde post overeenkomstig de daarvoor thans geldende tarieven.
De proceskostenveroordeling zal, zoals Ecorys verlangt, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt CPS in de proceskosten van Ecorys, tot op heden begroot op € 1.983,50, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en voorts vermeerderd met € 157,- voor nasalaris zonder betekening, en, in geval betekening van het vonnis plaatsvindt, met € 82,- en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2019.
[2517/1573]