ECLI:NL:RBROT:2019:8897

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
C/10/572687 / HA ZA 19-380
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarend exoneratiebeding in overeenkomst van aanneming voor rieten dak

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de uitvoering van een overeenkomst van aanneming voor het plaatsen van een rieten dak. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A. Gobbens, heeft de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.G. van den Biezenbos, aangeklaagd wegens vermeende tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden. De overeenkomst werd op 3 augustus 2010 ondertekend, waarbij de gedaagde zich verplichtte om een rieten dak te plaatsen. Na oplevering van de werkzaamheden in mei 2011, heeft de eiser in 2016 en 2018 klachten geuit over de kwaliteit van het riet, dat zou leiden tot alg- en zwamvorming. De eiser heeft een deskundige ingeschakeld die concludeerde dat het gebruikte riet een te hoog zoutgehalte had, wat de levensduur van het dak negatief beïnvloedde. De gedaagde heeft de aansprakelijkheid afgewezen, onder verwijzing naar een exoneratiebeding in de algemene voorwaarden, dat volgens de eiser onredelijk bezwarend zou zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het exoneratiebeding inderdaad onredelijk bezwarend is en dat de gedaagde aansprakelijk is voor de gevolgen van het gebruik van ondeugdelijk materiaal. De rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen om de kwaliteit van het riet en de schade te onderzoeken, en heeft verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/572687 / HA ZA 19-380
Vonnis van 20 november 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. C.A. Gobbens te Breda,
tegen
[gedaagde],
H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.G. van den Biezenbos te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 april 2019;
  • de 19 producties van [eiser] ;
  • de conclusie van antwoord;
  • de 4 producties van [gedaagde] ;
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2019;
  • de spreekaantekeningen van [eiser] ;
  • de brief van [gedaagde] van 22 oktober 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij offerte van 2 juni 2010 heeft [gedaagde] , voor zover relevant, het volgende aanbod gedaan aan [eiser] :
“(…)
Omschrijving werk:
Uw rietendak van het woonhuis is aan vervanging toe.
Hierbij dient het oude riet en de nokvorsten verwijderd en opgeruimd te worden.
Het dak zal dan met plaatmateriaal worden betimmerd waarbij de nodige veranderingen kunnen worden aangepakt.
De veranderingen zijn:
  • Het dakkapel vergroten met aan twee kanten een deel erbij.
  • Het aanbrengen van wolfseinden aan beide topgevels.
  • Een elektrisch dakraam plaatsen, (…) inclusief zonwering.
Na de veranderingen en het aanbrengen van de platen dient het dak gedekt te worden met een nieuwe rieten dakbedekking en afgewerkt met nokvorsten.
De prijzen voor de werkzaamheden staan hieronder apart vermeld:
  • Verwijderen en afvoeren van de oude dakbedekking€ 3480,-
  • Het totale dak betimmeren met platen inclusief de kozijnen plaatsen en daarbij de veranderingen van het dakkapel en de wolfseinden€ 5860,-
  • De nieuwe kozijnen ( zie tekeningen) inclusief glas en lood€ 4059,-
  • Plaatmateriaal en benodigd balkhout voor deze werkzaamheden€ 1850,-
  • Velux dakraam P08, inclusief plaatsen en afwerken binnen€ 2065,-
  • Een nieuwe rietendak bedekking met eerste kwaliteit dekriet€ 18.564,-
  • Nokafwerking en onder het nieuwe dakkapel nokvorsten€ 1525,-
De totaal prijs voor al deze werkzaamheden bedraagt€ 37.403,-,al deze prijzen zijn inclusief 19% BTW.
(…)
Op de offerte zijn van toepassing de door de vereniging van de Vakfederatie Rietdekkers gehanteerde en gedeponeerde voorwaarden. Een exemplaar treft u hierbij aan.
(…)”
2.2.
Partijen hebben een overeenkomst van 3 augustus 2010 ondertekend. In die overeenkomst is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
De offerte over de timmer- en rietdekwerkzaamheden van 02 Juni 2010, dient te worden uitgevoerd met als richt datum eind Maart of begin April 2011.
(…)
Donderdag 29 Juli zijn we overeengekomen dat alle werkzaamheden die in de offerte staan uitgevoerd dienen te worden. De werkzaamheden worden uitgebreid met het meenemen van de luifel aan de achterkant.
(…)
De totaal prijs die we vaststellen bedraagt € 35.000,- inclusief BTW.
(…)
Alle andere voorwaarden vermeld op de offerte blijven van toepassing.
(…)”
2.3.
In de Algemene voorwaarden van de Vakfederatie Rietdekkers (hierna: “de algemene voorwaarden”) is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
5.1 (…)
De aard van de rietdekwerkzaamheden brengt met zich dat het rietdekkersbedrijf geen invloed kan uitoefenen op hellingshoeken van reeds bestaande c.q. door een derde ontworpen onderconstructie, terwijl de opdrachtgever zich heeft te realiseren dat die hellingshoeken in verband met de afvoer van hemelwater in grote mate de levensduur van het riet kunnen bepalen, terwijl opdrachtgever zich heeft te realiseren dat die hellingshoeken kleiner dan 40 graden, in verband met de afvoer van hemelwater, in grote mate de levensduur van het riet in negatieve zin kunnen bepalen.
(…)
ARTIKEL 11 GARANTIE
(…)
11.3
Uitdrukkelijk niet onder de garantie valt de kwaliteit van de verwerkte bouwstof, het riet zelve, om redenen dat riet een natuurproduct is, waarvan de kwaliteit niet overeenkomstig vaststaande technische normen kan worden gekeurd en de levensduur in belangrijke mate afhankelijk is van het uitvoeren van jaarlijks preventief onderhoud, de ligging van de onroerende zaak en het gebruik van chemicaliën. Daarnaast kan geen garantie worden gegeven op dakvlakken met hellingshoeken van minder dan 40 graden om redenen als gemeld in artikel 5.1 slot.
(…)”
2.4.
De overeengekomen werkzaamheden zijn afgerond en opgeleverd op 10 mei 2011.
2.5.
In 2016 was op een achttal plaatsen in het rieten dak sprake van alg- en zwamvorming. Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagde] in opdracht van [eiser] het rieten dak plaatselijk behandeld in augustus 2016 voor een bedrag van € 300,08.
2.6.
In 2018 heeft [eiser] Riet ABC B.V. (hierna: “Riet ABC”) ingeschakeld om het door [gedaagde] gebruikte riet te onderzoeken. Voor het onderzoek is een monster genomen van een tijdens de bouw achtergehouden en sindsdien droog opgeslagen bos riet.
De bevindingen van de door Riet ABC ingezette onderzoeker, dhr. [naam] (hierna: “ [naam] ”), zijn neergelegd in een rapportage van 6 april 2018. De conclusie uit het onderzoek luidt kort gezegd dat het onderzochte riet een te hoog zoutgehalte heeft.
2.7.
Op 7 juni 2018 heeft [naam] nogmaals een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van het riet aan de hand van een monster van een droog opgeslagen bos riet en twee monsters afkomstig van het riet op het dak (één van de westkant en één van de oostkant van het dak). De bevindingen daarvan zijn vastgelegd in een rapportage van 28 juni 2018. In die rapportage is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Conclusies over de staat van het dak na 7 jaar en de kwaliteit van het riet:
Het dak is gedekt met Roemeens, door zout beïnvloed, riet. Dit riet zal sneller bealgen en ook sneller afgebroken worden door micro-organismen dan “echt” zoet water riet dat niet door zout beïnvloed is. Er is een behoorlijk verschil in kwaliteit tussen het achtergehouden riet, het dak monster uit de westkant en het dak monster van het lange grovere riet op de oostkant van het dak.
Het dak heeft op de oostzijde niet echt geleden (al is het op dit moment zwaar bealgd). Dit is geheel conform wat men mag verwachten. Het gebruikte riet op deze zijde is voor Roemeens riet bovengemiddeld van kwaliteit. Het is heel laag gesneden en heeft daardoor aan de stoppel een hoog lignine gehalte. Het is lang en redelijk grof met een initieel laag stikstofgehalte en daardoor een hoge weerstand tegen aantasting. Bij adequaat (= normaal) onderhoud mag een levensduur verwacht worden van meer dan 25 jaar en gedurende deze periode een goed uiterlijk.
Het dak op de westzijde verkeerd op dit moment in een veel slechtere staat. Ook dit is conform wat men mag verwachten bij deze rietkwaliteit en overige omstandigheden. Het riet wat op de westkant verwerkt is heeft een hoger zoutgehalte en is tevens hoger gesneden waardoor de kwaliteit van dit riet duidelijk minder is dan het riet op de oostzijde. Bovendien is dit zwakkere riet toegepast onder voor riet veel zwaardere omstandigheden.
  • Het riet ligt op de dakkapel onder een hellingshoek van 30 graden. Dit is de minimale hellingshoek waaronder riet kan worden toegepast. Ten opzichte van een dakvlak met een hellingshoek van 45 graden zal de potentiele levensduur van dit rieten dakvlak ongeveer de helft bedragen omdat regenwater verder in het rietpakket door zal dringen.
  • Het riet ligt op een westkant. Deze kant krijgt veel later zon dan de oostkant waardoor het dakvlak later zal drogen dan het riet op de westkant van het dak. Dus dit vlak is gemiddeld langer vochtig dan het riet op de oostkant en zal daardoor sneller in kwaliteit achteruit gaan.
Het is dan ook de combinatie van zout én zware omstandigheden die de ontwikkeling van zwam in 5 a 6 jaar in dit riet mogelijk heeft gemaakt.
Hoe verder:
Toen het dak gemaakt werd (april 2011) was niet bekend bij de rietdekkersbedrijven dat de riethandel door zout beinvloed riet (en zelfs zout water riet) in Nederland op de markt bracht. Het zoutgehalte is ook door de rietdekker zelf op geen enkele manier vast te stellen.
Het is pas eind 2015 gebleken dat de riethandel in het verleden te grote risico’s heeft genomen bij de inkoop van het riet en daarna dus ook bij de levering van dit riet aan de rietdekkersbedrijven. Dat er op het rieten dak (…) door zout beïnvloed riet verwerkt is, is dus niet het rietdekkersbedrijf te verwijten maar de rietleverancier die materiaal heeft geleverd wat niet conform is.
(…)”
2.8.
Bij brief van 18 juli 2018 aan [gedaagde] heeft [eiser] het volgende medegedeeld:
“(…)
Ik heb U gevraagd om aan een oplossing te werken maar U wilt hier niet op ingaan.
Ik heb aangegeven dat ik het rapport wil volgen die aanbeveelt dat het rieten dak aan de oostkant schoongemaakt (vroeger als normaal gepland) dient te worden en aan de westkant geheel vervangen dient te worden met een goede kwaliteit riet soort als wat nu (Roemeens riet) op het dak ligt. Ook hier wilt U niet aan meewerken.
Ik heb aangegeven dat ik bereid ben hiervan ook een duit in het zakje te doen en wel 50% van de markt conform kosten wil dragen.
Via deze brief bied ik U voor de laatste keer de mogelijkheid om dit probleem op te lossen. Ik vraag U daarom om binnen 2 weken na de datum van deze brief met een passende oplossing te komen.
(…)”
2.9.
[gedaagde] heeft iedere aansprakelijkheid afgewezen.
2.10.
Bij e-mail van 23 augustus 2018 aan (de gemachtigde van) [gedaagde] heeft (de gemachtigde van) [eiser] schadevergoeding gevorderd in plaats van nakoming van de overeenkomst.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 34.599,35, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagde] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, tegen deugdelijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.120,99 althans € 907,50 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst is in geschil de vraag hoe de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd. Daar waar [eiser] stelt dat sprake is van een gemengde overeenkomst van koop en aanneming, meent [gedaagde] dat enkel sprake is van een overeenkomst van aanneming.
Voor de kwalificatie van de overeenkomst acht de rechtbank de aard van de prestatie doorslaggevend. Uit de overeenkomst tussen partijen (zie 2.1. en 2.2.) blijkt voldoende dat de nadruk van de prestatie ligt op het te verrichten arbeid. De opdracht ziet immers op het vervangen c.q. plaatsen van een (nieuw) rieten dak alsmede overige timmerwerkzaamheden aan het dak en de dakkapel van [eiser] . Het leveren door [gedaagde] van het riet voor het nieuwe dak dient ter realisering van het tot stand brengen en opleveren van een werk van stoffelijke aard (namelijk het rieten dak met een grotere dakkapel) en is daaraan ondergeschikt. De zaak van de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2017:1184) waar [eiser] naar verwijst, betrof een geschil tussen een rietdekkersbedrijf en een riethandelaar, waarbij duidelijk sprake was van een koopovereenkomst. Die zaak is niet vergelijkbaar met de onderhavige procedure tussen een rietdekkersbedrijf en een particulier. Aldus wordt de overeenkomst tussen partijen aangemerkt als een overeenkomst van aanneming in de zin van artikel 7:750 lid 1 BW.
4.2.
Op grond van artikel 7:760 lid 1 BW komen de gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering van het werk, die te wijten is aan gebreken of ongeschiktheid van door de aannemer gebruikte materialen of hulpmiddelen, voor rekening van de aannemer.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een ondeugdelijke uitvoering van het werk. Doordat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van riet met een te hoog zoutgehalte, is de levensduur van het rieten dak wezenlijk verkort en verkeert het rieten dak (eerder dan verwacht had mogen worden) thans in een zeer slechte staat. Daarmee is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, aldus [eiser] .
Daartegenover heeft [gedaagde] primair aangevoerd dat aansprakelijkheid voor de kwaliteit van het riet is uitgesloten op grond van de algemene voorwaarden. Subsidiair betwist [gedaagde] dat hij riet van slechte kwaliteit heeft gebruikt.
4.3.
In reactie op het beroep van [gedaagde] op de algemene voorwaarden, in het bijzonder artikel 11.3, heeft [eiser] ten eerste betwist dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst. Daarnaast heeft hij de buitengerechtelijke vernietiging van dit beding ingeroepen, enerzijds omdat de algemene voorwaarden niet aan hem ter hand zouden zijn gesteld, anderzijds omdat het beding onredelijk bezwarend zou zijn. Overwogen wordt als volgt.
4.4.
Gelet op de inhoud van de offerte van 2 juni 2010, waarin de algemene voorwaarden op de offerte van toepassing zijn verklaard, en de ondertekening van de overeenkomst van 3 augustus 2010, waarin is vermeld dat de offerte van 2 juni 2010 wordt uitgevoerd en dat alle andere voorwaarden vermeld op de offerte van toepassing blijven, wordt [eiser] geacht de algemene voorwaarden in zijn geheel te hebben aanvaard.
De redenering van [eiser] dat de algemene voorwaarden slechts betrekking hadden op de offerte en niet op de overeenkomst, wordt niet gevolgd, nu de offerte met de ondertekening van de overeenkomst is aanvaard en derhalve daarvan niet los kan worden gezien. Voor zover partijen niet over de algemene voorwaarden hebben gesproken, zoals [eiser] stelt, doet ook dat (ingevolge artikel 6:232 BW) niet af aan de gebondenheid aan de algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden zijn daarom van toepassing op de overeenkomst.
4.5.
Vervolgens ligt de vraag voor of [eiser] zich kan beroepen op de buitengerechtelijke vernietiging van artikel 11.3 van de algemene voorwaarden.
Vooropgesteld wordt dat [eiser] de overeenkomst is aangegaan als natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Artikel 6:237 BW is dan van toepassing. Artikel 11.3 van de algemene voorwaarden bepaalt kort gezegd dat de kwaliteit van het riet en situaties waarin sprake is van dakvlakken met hellingshoeken van minder dan 40 graden buiten de garantie van [gedaagde] vallen. Deze bepaling heeft de strekking [gedaagde] geheel of ten dele te bevrijden van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding (op grond van artikel 6:74 lid 1 BW jo. 7:760 lid 1 BW) en is daarom aan te merken als een beding in de zin van artikel 6:237 aanhef en onder f BW. Dat betekent dat dit beding wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn en dat het op de weg van [gedaagde] ligt om dit vermoeden te weerleggen.
[gedaagde] heeft op dit punt aangevoerd dat de uiteindelijke kwaliteit van het riet slechts een klein onderdeel is van de overeengekomen werkzaamheden. Verder heeft hij gewezen op de toelichting in het artikel zelf, namelijk dat riet een natuurproduct is, dat de kwaliteit ervan niet overeenkomstig vaststaande technische normen kan worden gekeurd en dat de levensduur ervan in belangrijke mate afhankelijk is van het uitvoeren van jaarlijks preventief onderhoud, de ligging van de onroerende zaak en het gebruik van chemicaliën. Voor dakvlakken met hellingshoeken van minder dan 40 graden heeft, blijkens het slot van artikel 5.1 van de algemene voorwaarden, te gelden dat die hellingshoeken, in verband met de afvoer van hemelwater, in grote mate de levensduur van het riet in negatieve zin kunnen bepalen, aldus [gedaagde] .
Anders dan [gedaagde] meent, vormt de kwaliteit van het riet naar het oordeel van de rechtbank een belangrijk onderdeel van het opleveren van een rieten dak met een grotere dakkapel.
Het ligt voor de hand dat de levensduur van een rieten dak afhankelijk is van verschillende (in artikel 11.3 van de algemene voorwaarden genoemde) factoren, maar van een rietdekkersbedrijf mag worden verwacht dat zij bij het plaatsen van een rieten dak geen gebruik maakt van riet waarvan de kwaliteit zodanig slecht is dat de levensduur van een rieten dak daardoor wezenlijk wordt verkort. Bovendien zijn partijen, conform de offerte van 2 juni 2010, uitdrukkelijk overeengekomen dat [gedaagde] gebruik zal maken van eerste klas dekriet. Deze afspraak valt niet goed te rijmen met de algemene voorwaarden waarin is vermeld dat de kwaliteit van het riet niet volgens technische normen kan worden vastgesteld. [gedaagde] heeft nog gesteld dat partijen over de kwaliteit van het riet c.q. de levensduur van het rieten dak alsmede de hellingshoek als levensduurbeperkende factor hebben gesproken tijdens de onderhandelingen, maar daarmee is niet gezegd dat [eiser] uitdrukkelijk door [gedaagde] is gewezen op de uitsluiting van garantie op het riet en dat hij, met die wetenschap, de overeenkomst sloot.
Voorts valt niet in te zien waarom de door [gedaagde] aangehaalde levensduurbeperkende factoren zouden moeten leiden tot een algehele uitsluiting van garantie op het gebruikte riet, terwijl een garantie onder voorwaarden of een beperkte garantieduur tevens tot de mogelijkheden behoren. Ook is voorstelbaar dat [gedaagde] de risico’s van de gevolgen van het gebruik van slecht riet heeft afgedekt door middel van een (aansprakelijkheids)verzekering en/of dat hij op grond van de koopovereenkomst op zijn beurt regres heeft op zijn rietleverancier. [gedaagde] heeft daarover niets gesteld, zodat niet uitgesloten kan worden dat die wegen voor [gedaagde] openstaan.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat artikel 11.3 van de algemene voorwaarden, omtrent de uitsluiting van de garantie op de kwaliteit van het gebruikte riet, onredelijk bezwarend is en dat [eiser] op grond van artikel 6:233 sub a jo. 6:237 sub f BW terecht de buitengerechtelijke vernietiging van het beding heeft ingeroepen.
De vraag of de algemene voorwaarden al dan niet ter hand zijn gesteld, behoeft voor de beoordeling van het geschil geen bespreking meer.
Het primaire beroep van [gedaagde] op artikel 11.3 van de algemene voorwaarden kan hem dan ook niet baten.
4.6.
Subsidiair heeft [gedaagde] betwist dat hij riet van slechte kwaliteit heeft gebruikt.
Hij voert aan dat het zoutgehalte een onjuiste maatstaf is voor de beoordeling van de rietkwaliteit en dat de door [eiser] ingeschakelde deskundige ( [naam] ) het zoutgehalte op onjuiste wijze heeft vastgesteld. Zelfs indien het riet van onvoldoende kwaliteit zou zijn ten gevolge van het hoge zoutgehalte, levert dat geen toerekenbare tekortkoming aan de kant van [gedaagde] op. [naam] concludeert zelf in zijn rapport dat het dak door [gedaagde] in 2011 goed is geplaatst en dat ten tijde van de werkzaamheden in april 2011, de rietdekker niet kon vermoeden dat het zoutgehalte van invloed was op de kwaliteit van het riet, aldus [gedaagde] .
4.7.
Artikel 7:760 lid 1 BW brengt met zich dat [gedaagde] dient in te staan voor de deugdelijkheid van de door hem gebruikte materialen en dat hij aansprakelijk is voor de gevolgen indien ondeugdelijk materiaal is gebruikt. Indien komt vast te staan dat sprake is van een te hoog zoutgehalte in het gebruikte riet en dat dit te hoge zoutgehalte de oorzaak is van de slechte staat van het rieten dak, komt dit voor rekening en risico van [gedaagde] . In dat geval is [gedaagde] aansprakelijk voor de gevolgen van het gebruik van het riet met een te hoog zoutgehalte. Het gegeven dat in 2011 de discussie over het zoutgehalte in riet nog niet speelde in de rietdekkersbranche, hetgeen tussen partijen niet in geschil is, maakt niet dat [gedaagde] daarmee onder zijn aansprakelijkheid van artikel 7:760 lid 1 BW uit kan komen.
4.8.
Het is in beginsel aan [eiser] om te stellen en te bewijzen dat het door [gedaagde] gebruikte dekriet ongeschikt is. Ter onderbouwing daarvan heeft [eiser] verwezen naar twee rapportages van [naam] van april en juni 2018. [gedaagde] heeft de conclusies van [naam] en de wijze waarop zijn onderzoek is uitgevoerd evenwel gemotiveerd betwist aan de hand van overgelegde verklaringen van andere onderzoekers. Met de voorliggende stukken kan onvoldoende worden vastgesteld of het gebruikte dekriet ongeschikt is.
4.9.
Voor de beoordeling van de door [eiser] gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank het noodzakelijk een deskundige te benoemen, die kan onderzoeken of het zoutgehalte in dekriet een (wezenlijk) negatieve invloed heeft op de kwaliteit van dekriet, zo ja, of het riet op het dak van [eiser] een te hoog zoutgehalte heeft en, zo ja, in hoeverre de huidige verslechterde staat van het dak (mede gelet op mogelijke, andere levensduurbeperkende factoren) het gevolg is van het te hoge zoutgehalte in het riet en hoe de schade van [eiser] moet worden begroot.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich op de hierna te melden rol uit te laten over de vraag wie als deskundige benoemd zou moeten worden en over de aan de deskundige voor te leggen (sub)vragen. Daarbij dienen zij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank geeft partijen in overweging om in dat kader met elkaar in overleg te treden.
4.10.
Op voorhand wordt bepaald dat, nu de bewijslast in deze bij [eiser] ligt en hij ook te kennen heeft gegeven bereid te zijn een deskundige te laten aanstellen, het voorschot op de kosten van de deskundige door [eiser] zal dienen te worden gedeponeerd. Dit laat onverlet dat de door de rechtbank vastgestelde kosten van het deskundigenonderzoek zullen worden gedragen door de partij die uiteindelijk in het ongelijk wordt gesteld.
4.11.
Gelet op het voorgaande, wordt verder iedere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 8 januari 2020voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over het gevraagde onder punt 4.9.;
5.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op
20 november 2019.
2091 / 2921