ECLI:NL:RBROT:2019:8921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
10/089006-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting, diefstal, mishandeling en belediging met TBS en dwangverpleging

Op 22 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op Aruba, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder verkrachting, diefstal, mishandeling en belediging. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 april 2019 de aangeefster heeft mishandeld, bedreigd en gedwongen tot seksuele handelingen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar heeft geslagen, bedreigd en beledigd, en dat hij haar onder dwang heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en heeft de verdachte op basis van deze verklaringen en aanvullend bewijs veroordeeld.

De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor een van de ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank heeft de verdachte voor de feiten 1, 3, 4 en 5 schuldig bevonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen. De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, maar gezien de ernst van de feiten was een gevangenisstraf en TBS noodzakelijk om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/089006-19
Datum uitspraak: 22 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te Aruba (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiarie Inrichting Rijnmond, De Schie, locatie Rotterdam,
raadsman mr. W.A.J. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van feit 3 en 4
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van de feiten 1 en 5
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 5 ten laste gelegde feiten. De verdediging is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster [naam aangeefster] onbetrouwbaar is en dat deze verklaring dus niet als bewijs kan worden gebruikt. Ten aanzien van de verkrachting voert de verdediging verder aan dat de aangeefster pas in een laat stadium melding heeft gemaakt van de verkrachting en dat door de verschillende verbalisanten die nadat de aangeefster de politie had gealarmeerd, ter plaatse zijn gegaan en met haar hebben gesproken, niets is genoteerd over een eventuele verkrachting. Ten aanzien van de mishandeling voert de verdediging aan dat de verdachte een verklaring heeft gegeven voor de dikke wang van de aangeefster. De verdachte zou tijdens het rollebollen met zijn ellenboog per ongeluk in het gezicht van de aangeefster terecht gekomen zijn.
4.3.2.
Beoordeling
De kernvraag is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de aangeefster [naam aangeefster] op 13 april 2019 met geweld, met andere feitelijkheden en onder bedreiging van geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster] . De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 13 april 2019 heeft de aangeefster [naam aangeefster] aangifte gedaan van mishandeling, bedreiging en diefstal door de verdachte. Ze heeft daarbij een uitvoerige verklaring afgelegd over wat er die nacht is gebeurd in haar woning. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar heeft geslagen, bedreigd,beledigd en bestolen. Ook heeft de aangeefster verklaard dat de verdachte erg dronken was, dat hij zei dat zij haar broek uit moest doen, dat hij met zijn hand in haar broek zat en dat hij zei dat hij wilde controleren of zij met andere mannen was geweest. Ook zat hij aan haar in haar broek. Enkele dagen later is de aangeefster gehoord door de zedenpolitie in een informatief gesprek zeden. De verklaring die aangeefster tijdens dit gesprek heeft afgelegd, te weten dat de verdachte met zijn hand in haar (onder)broek en met zijn vinger in haar vagina is geweest en dat hij zei dat hij wilde weten of zij seks had met een andere man, sluit aan bij wat zij eerder aan de politie heeft verklaard. Op 24 april 2019 heeft de aangeefster aangifte gedaan van verkrachting. Bij deze tweede aangifte heeft de aangeefster een uitgebreide, maar wederom op hoofdlijnen gelijkluidende, verklaring afgelegd ten aanzien van de handelingen van de verdachte.
De verklaringen van de aangeefster zijn niet alleen consistent, zij vinden bovendien steun in de volgende processen-verbaal:
­ op 13 april 2019 heeft de verdachte een bericht via WhatsApp gestuurd aan de aangeefster waarin hij het volgende schrijft: “omdat je andere lul hebt goroe!” ( [nummer] );
­ de getuige [naam getuige] heeft op 14 april 2019 verklaard dat hij midden in de nacht van 12 op 13 april 2019 veel herrie heeft gehoord vanuit de woning van de aangeefster. Hij heeft hard gestamp, hard gebonk en geloop door de woning gehoord
( [procesverbaalnummer 1] );
­ de aangeefster heeft op 13 april 2019 meerdere malen contact genomen met de meldkamer op 13 april 2019. Tijdens deze gesprekken heeft de aangeefster gehuild, sloeg haar stem over en heeft zij schokkend adem gehaald ( [procesverbaalnummer 2] );
­ verbalisant [naam agent] heeft geverbaliseerd dat de aangeefster op 13 april 2019 erg emotioneel was, maar dat ze dit niet wilde uiten. Hij heeft gezien dat ze terughoudend was en natte ogen kreeg terwijl zij het hadden over de zaak. De verbalisant heeft aan de aangeefster gezien dat het geheel haar veel had gedaan ( [procesverbaalnummer 3] );
­ op 13 april 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij seks heeft gehad met de aangeefster in de nacht van 12 op 13 april 2019 ( [procesverbaalnummer 4] ).
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster zeker ten aanzien van het punt of sprake is geweest van verkrachting, onbetrouwbaar zijn. De rechtbank gaat hier gelet op wat hiervoor is overwogen niet in mee.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hieronder bewezen verklaard.
De rechtbank komt tevens tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, die in de bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen zijn de onder 1 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 13 april 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door:
- de keel van die [naam slachtoffer] vast te pakken en vast te houden en
- te slaan tegen het gezicht van die [naam slachtoffer] ;
3.
hij op 13 april 2019 te Rotterdam
een portemonnee (met inhoud) en
fotolijstjes,
diegeheel of ten dele aan een ander
toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 13 april 2019 te Rotterdam
opzettelijk
[naam slachtoffer] ,
in haar tegenwoordigheid,
mondeling,
heeft beledigd
door haar de woorden toe te voegen: "vieze vuile hoer", ;
5.
hij op 13 april 2019 te Rotterdam
door geweld en
/ofbedreiging met geweld, [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het
brengen en houden van zijn vinger in
de vagina van die [naam slachtoffer] , bestaande het geweld en de bedreiging
met geweld uit het
- op dwingende en dreigende toon toevoegen van de woorden: "Doe
je broek uit" en "Ga op de bank zitten" en, terwijl hij, verdachte,
zijn hand op de mond van die
[naam slachtoffer] had geplaatst: "Ik zal je laten zien wie hier de man is" en
"Ik wijs je wie de man is, je bent een hoer", en
- met kracht plaatsen van zijn, verdachtes, knie op het (boven)been van
die [naam slachtoffer] en
- pakken bij de keel en/of dichtdrukken van de keel van die [naam slachtoffer]
en
- met kracht duwen op de bank en op het bed en vervolgens
- bovenop die [naam slachtoffer] gaan zitten en
- met kracht knijpen in de (linker)borst van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

mishandeling;

3.

diefstal;

4.

eenvoudige belediging;

5.
verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Via een datingapp hebben de verdachte en het slachtoffer elkaar leren kennen. Na een paar dates besloot het slachtoffer het contact te verbreken. De verdachte was het hier niet mee eens. In beschonken toestand heeft de verdachte het slachtoffer opgezocht. Vanaf het moment dat hij de woning binnen is gekomen, heeft de verdachte zich achterdochtig, boos en agressief gedragen. Uiteindelijk heeft de verdachte het slachtoffer mishandeld en beledigd. De verdachte heeft het slachtofer vanuit zijn overtuiging dat zij met andere mannen seksueel contact had gehad, met geweld en bedreiging van geweld onderworpen aan een denigrerend ‘onderzoek’ waarbij hij tegen de wil van het slachtoffer met zijn vinger in haar vagina is binnengedrongen. Het slachtoffer heeft zich daarna door een list in veiligheid weten te brengen en heeft naar eigen zeggen doodsangsten uitgestaan. Tot slot heeft de verdachte de portemonnee en fotolijstjes van het slachtoffer meegenomen bij het verlaten van de woning van het slachtoffer.
De verdachte heeft door zijn gewelddadig handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft haar aanzienlijke angst aangejaagd. Naar de ervaring leert kunnen slachtoffers van dergelijke seksuele misdrijven nog jaren later de nadelige gevolgen hiervan ondervinden.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij gedurende de behandeling van zijn strafzaak op geen enkele wijze heeft laten merken te beseffen wat hij het slachtoffer heeft aangedaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater dr. D.J. Vinkers en psycholoog drs. M.J.H. Legra hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd 2 juli 2019 en 8 juli 2019. Deze rapporten zien echter niet op het onder 5 ten laste gelegde feit, welk feit pas in een later stadium aan de voorlopige hechtenis ten grondslag is gelegd. De rapporten houden het volgende in.
Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psychiater rapporteert dat als het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, er een relatie is met de antisociale en narcistische persoonlijkheidsproblematiek, de stoornis in het gebruik van alcohol en zwakbegaafdheid van de verdachte.
De psychiater en de psycholoog concluderen in hun rapporten beiden dat een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden onvoldoende soelaas zal bieden voor de verdachte, gezien het hoge recidiverisico, de eerdere onttrekking aan en lage responsiviteit op behandeling. Een tbs-maatregel zou het meest passend zijn, want hiermee kan worden voorkomen dat de het genoemde scenario van zich onttrekken en daarna recidiveren wederom optreedt. Geadviseerd wordt om de verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Deze maatregel zou in eerste instantie klinisch moeten plaatsvinden. Vervolgens kan er worden toegewerkt naar een ambulant kader. Abstinentie van alcohol en drugs en een structurele daginvulling en agressieregulatie zouden andere voorwaarden kunnen zijn. De psychiater rapporteert dat, gezien de huidige bereidwilligheid van de verdachte om zich onder behandeling en begeleiding te stellen, een TBS met dwangverpleging minder effectief zal zijn om het beoogde resultaat te behalen. De psycholoog rapporteert dat, nu de verdachte voorafgaand aan het ten laste gelegde blijk heeft gegeven zijn leven op orde te willen brengen, hiertoe zelf ook al hulp had gezocht met enig resultaat in de vorm van werk en woning, TBS met voorwaarden enige voorkeur heeft boven TBS met dwangverpleging.
Antes, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
26 september 2019. Ook dit rapport ziet niet op het onder 5 ten laste gelegde feit en houdt het volgende in.
De complexiteit van de psychosociale problematiek van de verdachte (met name zijn agressie problematiek, voortkomend vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis) en de afwezigheid van probleeminzicht maakt dat de kans op (gewelds)recidive hoog wordt ingeschat en de responsiviteit laag. Zijn lange behandelgeschiedenis heeft in het verleden niet tot gedragsverandering geleid, daar hij zich veelal onbehandelbaar en eigengereid opstelde. Ondanks het eerdere advies van het NIFP ziet de reclassering geen mogelijkheden om de verdachte binnen een TBS met voorwaarden te begeleiden. De reclassering is van mening dat de verdachte vanuit behandelings- en toezichtoogpunt in een zeer strikt kader intensieve klinische behandeling nodig heeft. De verdachte zal meer externe druk nodig hebben om deze behandeling aan te gaan dan het kader TBS met voorwaarden kan bieden. Ondanks dat de verdachte aangeeft bereid te zijn om mee te werken aan voorwaarden, heeft de verdachte een lange geschiedenis van het zich onttrekken aan behandelingen en reclasseringstoezichten. Gelet op zijn houding en het beperkte inzicht ten aanzien van zijn problematiek is de kans aanwezig dat ook het kader TBS met voorwaarden hem niet zal weerhouden om zich te onttrekken aan de behandeling en het toezicht. Kortom, de reclassering adviseert negatief over TBS met voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de verdachte bestond blijkens de rapporten van de psychiater en de psycholoog een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. De rechtbank komt tot de conclusie dat diezelfde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens eveneens aanwezig moet zijn geweest ten tijden van het plegen van het onder 5 bewezen verklaarde feit. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de reclassering dat oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. De rechtbank sluit hiermee niet volledig aan aan bij de adviezen van de psychiater en de psycholoog. Daartoe is naast de inhoud van het reslasseringsadvies onder meer redengevend dat de adviezen van de psychiater en de psycholoog zijn geschreven op basis van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, die minder ernstig van aard zijn dan de eveneens bewezen verklaarde verkrachting (feit 5).
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten onder 3 en 5, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr.
Vastgesteld wordt dat een van de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 37a, 37b, 57, 242, 266, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en F. Wegman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.W.J. Cramer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door:
- de keel van die [naam slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- te slaan en/of te stompen tegen het gezicht van die [naam slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je af"
en/of "ik heb vrienden en schiet je dood", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- met opgeheven arm dreigend een stuk glas voor die [naam slachtoffer] te
houden en/of daarbij die [naam slachtoffer] bij de keel vast te houden;
3.
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Rotterdam
een portemonnee (met inhoud) en/of meerdere, althans een
fotolijstje(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Rotterdam
opzettelijk
[naam slachtoffer] ,
in haar tegenwoordigheid,
mondeling,
heeft beledigd
door haar de woorden toe te voegen: "vieze vuile hoer", althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5.
hij
op of omstreeks 13 april 2019
te Rotterdam
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het
meermalen, althans eenmaal brengen en/of houden van zijn vinger(s) in
de vagina van die [naam slachtoffer] , bestaande het geweld en/of de bedreiging
met geweld uit het
- op dwingende en/of dreigende toon toevoegen van de woorden: "Doe
je broek uit" en/of "Ga op de bank zitten" en/of, terwijl hij, verdachte,
een stuk glas in zijn hand had en zijn andere hand op de mond van die
[naam slachtoffer] had geplaatst: "Ik zal je laten zien wie hier de man is" en/of
"Ik wijs je wie de man is, je bent een hoer", althans telkens woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met kracht plaatsen van zijn, verdachtes, knie op het (boven)been van
die [naam slachtoffer] en/of
- pakken bij de keel en/of dichtdrukken van de keel van die [naam slachtoffer]
en/of
- met kracht duwen op de bank en/of op het bed en/of (vervolgens)
- bovenop die [naam slachtoffer] gaan zitten en/of
- met kracht knijpen in de (linker)borst van die [naam slachtoffer] .