ECLI:NL:RBROT:2019:8922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
10/691040-19 vordering TUL VV: 13/684107-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht en diefstal met geweld door meerderjarige verdachte

Op 22 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder ontucht en diefstal met geweld. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 februari 2019 in Rotterdam samen met een mededader een mobiele telefoon en een geldbedrag heeft gestolen van [naam slachtoffer 1], waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De verdachte heeft de slachtoffers gedwongen om hun telefoons en bankpassen af te geven, onder bedreiging met een mes. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, [naam slachtoffer 2], die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [naam benadeelde], ter hoogte van € 1.277,07, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691040-19
Parketnummer vordering TUL VV: 13/684107-17
Datum uitspraak: 22 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rijnmond - Stadsgevangenis Rotterdam, locatie Hoogvliet Rotterdam,
raadsvrouw mr K.C. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [naam slachtoffer 1] , [naam medeverdachte] en [naam slachtoffer 2] , een locatiegebod (met elektronische controle), dagbestedingsverplichting, inspanningsverplichting, meewerken aan financiële hulpverlening, vermijden van contact met minderjarigen, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en geen andere huisvesting zonder toestemming;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 13/684107-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van feit 1 en 4
Het onder 1 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is op basis van de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte] . Ondersteuning voor de verklaring van [naam medeverdachte] wordt gevonden in het bewijsmiddel waaruit blijkt dat [naam medeverdachte] degene is geweest die heeft gepind met de bij de beroving buitgemaakte pinpas. [naam medeverdachte] heeft daarover verklaard dat hij in opdracht van de verdachte moest pinnen en dat hij van het gepinde bedrag zelf € 20,00 mocht houden. Verder heeft [naam medeverdachte] verklaard dat hij zich gedwongen voelde door de verdachte om mee te doen met de beroving van [naam slachtoffer 1] .
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat voor een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit alleen aanknopingspunten gevonden zouden kunnen worden in de verklaring van [naam medeverdachte] . Die verklaring vindt de rechtbank echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Daarnaast heeft [naam medeverdachte] verklaard dat hij, toen de verdachte vertelde dat hij iets wilde doen om aan geld te komen, zelf met het idee was gekomen om aangever, met wie hij had afgesproken om te gaan chillen, te beroven. Dat [naam medeverdachte] zich vervolgens gedwongen voelde om aan die beroving mee te doen wil daarnaast nog niet zeggen dat er ook in juridische zin sprake was van dwang.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, aangezien er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Op de camerabeelden van de ABN Amro-bank is te zien dat het juist [naam medeverdachte] was die heeft gepind met de bankpas van de aangever en niet de verdachte. Daarnaast is alleen uit de verklaring van [naam medeverdachte] af te leiden dat hij voor de verdachte zou hebben gepind.
4.3.2.
Beoordeling
De verklaringen van de verdachte en [naam medeverdachte] over de precieze toedracht van de ten laste gelegde feiten lopen uiteen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij degene is geweest die de aangever heeft bestolen en heeft afgeperst met behulp van een mes. Ook heeft hij verklaard dat hij dit plan van te voren heeft besproken met [naam medeverdachte] . Verder heeft de verdachte verklaard dat hij de gestolen telefoon, bankpas en pincode van het slachtoffer aan [naam medeverdachte] heeft afgegeven na afloop van de beroving. Van het pinnen met de bankpas van de aangever door [naam medeverdachte] was de verdachte naar zijn zeggen niet op de hoogte. Door [naam medeverdachte] is echter verklaard dat hij in opdracht van de verdachte € 150,00 heeft gepind met de bankpas van de aangever en dat hij daar zelf € 20,00 van heeft gehouden. De rest van het geld zou hij aan de verdachte hebben gegeven. Ook heeft [naam medeverdachte] verklaard dat hij degene is geweest die aan de verdachte heeft voorgesteld om aangever te beroven, toen de verdachte vertelde over zijn geldproblemen.
Vast staat dat de door de verdachte gestolen bankpas en bijbehorende pincode korte tijd later door [naam medeverdachte] zijn gebruikt om geld op te nemen met de bankpas van de aangever. Dat getracht zou worden om de bankpas met pincode te gebruiken om daarmee geld op te nemen, ligt ook voor de hand omdat het doel van de beroving nu immers was daarmee geld te maken. De rechtbank vindt reeds daarom niet aannemelijk dat de verdachte niet op de hoogte was van het feit dat [naam medeverdachte] met de bankpas ging pinnen. Gelet op de onlosmakelijke samenhang tussen de beroving en het gebruik van de door de beroving verkregen pinpas is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van medeplegen van de de diefstal met valse sleutels door de verdachte.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 27 februari 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon (Huawei) en
eensleutel,
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen genoemde [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en,
en
met het oogmerk om zich eneen anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de
afgifte van een bankpas, toebehorende aan genoemde [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het meermalen
- tonen van een mes aan die [naam slachtoffer 1] envervolgens met dat mes aflopen op die [naam slachtoffer 1] en - achter die [naam slachtoffer 1] aanrennen en tackelen van die [naam slachtoffer 1] en
- tegen die [naam slachtoffer 1] zeggen:
* "Geef jullie telefoon!" en
* "Ontlock jullie telefoons en laat jullie internetbankieren zien" en
* "Maak geen grappen" en
* "Log nu in" en
* "Geef mij jullie inlogcodes en/of bankpassen"
2.
hij op 27 februari 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag (150 Euro),
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededader, dat weg te nemen
geldbedrag onder hun bereik hadden gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een pinpas met bijbehorende pincode, waar van zij niet
de rechtmatige eigenaren of gebruikers waren;
4.
hij
in de periode van11 maart 2018
tot en met12 maart 2018 te Rotterdam,
met [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2005), die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het
- brengen van zijn penis in haar vagina.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
4.
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een in vereniging gepleegde beroving en afpersing. Om de telefoon, de pincode en de bankpas van het slachtoffer afhandig te maken heeft de verdachte samen met zijn mededader geweld toegepast en het slachtoffer bedreigd met een mes. Daarnaast heeft de verdachte samen met zijn mededader geldbedragen gestolen van het slachtoffer door met de gestolen pinpas en pincode te gaan pinnen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort berovingen – ook nog lang nadat deze zich hebben voorgedaan – grote psychische schade nalaten bij slachtoffers. De verdachte heeft slechts gedacht aan zijn eigen voordeel en is volstrekt voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor zijn slachtoffer, wiens gevoel van veiligheid in ieder geval voor enige tijd is weggenomen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een 12-jarig slachtoffer. Het slachtoffer was zes jaar jonger dan de verdachte. Kinderen van deze jonge leeftijd bevinden zich nog volledig in de fase van hun (psycho)seksuele ontwikkeling. Om deze reden moeten zij nog niet in staat worden geacht tot het maken van verantwoorde keuzes, ook op seksueel gebied, waarvan zij de mogelijke gevolgen op juiste wijze kunnen inschatten. De rechtbank legt de verantwoordelijkheid voor het al dan niet hebben van seksueel contact met een minderjarige volledig bij de verdachte en wijst erop dat de leeftijd in artikel 245 Sr een geobjectiveerd bestanddeel is. In zoverre is het feit dat de seksuele handelingen met instemming van het minderjarige slachtoffer plaatsvonden, niet relevant.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog drs. M.L. de Groot heeft twee rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
5 juni 2019 en 12 september 2019. De rapporten houden het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in antisociale richting, gekenmerkt door agressieregulatieproblemen, een zekere ‘verharding’ ten aanzien van het doorvoelen van meer kwetsbare emoties, een beperkte gewetensontwikkeling, en een onverantwoordelijke impulsieve levensstijl. Hij is een ontkennende verdachte ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, waardoor zijn motieven en gedragskeuzes in aanloop naar en tijdens de ten laste gelegde feiten (mits bewezen) niet konden worden beoordeeld. De rapporteur onthoudt zich dan ook van een advies ten aanzien van de mate van toerekening voor deze feiten. Er worden geen aanwijzingen gevonden voor het bestaan van seksuele problematiek. Op basis van het onderzoek door de rapporteur wordt geen reden gezien om te adviseren om het onder 4 ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Door de rapporteur wordt geen behandeling binnen een justitieel kader geadviseerd. Begeleiding bij praktische en sociaal-maatschappelijke problemen lijkt momenteel het hoogst haalbare en wordt wel als zinvol gezien.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
27 september 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Uit het gesprek met de reclassering, de justitiële en hulpverlenings- (voor)geschiedenis en het recente NIFP-rapport blijkt volgens de reclassering dat er specifieke aandachtspunten op vrijwel elk leefgebied zijn. Meest zorgelijk is dat er ook geen echte beschermende factoren aan te wijzen zijn in de persoonlijkheid en de huidige leefomstandigheden van de verdachte. De reclassering ziet geen aanknopingspunten voor een behandeling. De slagingskans wordt laag ingeschat. Ook adviseert de reclassering geen behandeling gericht op seksuele problemen en/of ontwikkeling. Omdat de verdachte onder de “High Impact Target (HIT)”-aanpak valt, wordt bij een persoonsgerichte aanpak het toezicht verscherpt en middels dadelijke uitvoerbaarheid uitgevoerd. Omdat de verdachte ook onder de Jonge Volwassenen (JoVo)-aanpak valt, wordt daarnaast een dagbestedingsverplichting geadviseerd. Omdat het voor de veroordeelde nog niet duidelijk is waar hij na detentie zou willen en kunnen verblijven, wordt in eerste instantie begeleid wonen of maatschappelijke opvang geadviseerd. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade hoog in.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
­ meldplicht bij reclassering;
­ contactverbod met [naam medeverdachte] , [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ;
­ locatiegebod (met elektronisch toezicht);
­ dagbestedingsverplichting;
­ inspanningsverplichting;
­ meewerken aan financiële hulpverlening;
­ vermijden contact met minderjarigen;
­ begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
­ geen andere huisvesting zonder toestemming.
De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is groot.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In het nadeel van de verdachte wordt meegewogen dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de verdachte bij de beroving/afpersing gebruik heeft gemaakt van een wapen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een locatiegebod met elektronisch toezicht op te leggen, omdat onduidelijk is of dit kan worden georganiseerd op het beoogde verblijfadres van de verdachte.
De rechtbank vindt de in de rapportages beschreven situatie van de verdachte zeer zorgelijk en ziet, mede gelet op het strafblad van de verdachte, daarin aanleiding de aan de voorwaardelijke straf te verbinden proeftijd te stellen op drie jaar.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel – [naam benadeelde]

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd: ter zake van de onder
1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 417,07 aan materiële schade en een vergoeding van € 860,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering volledig kan worden toegewezen met daarbij de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering kan worden toegewezen. De verdediging merkt daar bij op dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk dient te worden gesteld.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten materiële schade en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 februari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.277,07, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging - 13/684107-17

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 14 jun 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam is de verdachte ter zake van diefstal met geweld veroordeeld voor zover van belang tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, waarvan een gedeelte groot 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 29 juni 2017.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 245, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met:
[naam medeverdachte] , geboren op [geboortedatum medeverdachte] ;
[naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ;
[naam slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2005,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
dat de veroordeelde een zinvolle dagbesteding heeft middels (vrijwilligers-) werk of opleiding voor ten minste 26 uur per week;
dat de veroordeelde meewerkt aan de HIT-aanpak;
dat de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden en dat de veroordeelde een legitieme bron van inkomsten overlegt, dan wel een aanvraag daartoe. De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van eventuele schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit meewerken aan schuldhulpverlening inhoudt;
dat de veroordeelde verblijft bij zijn moeder [naam] op het adres [adres] . Zodra de veroordeelde geplaatst kan worden in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang in de regio Deventer, verblijft hij daar. Het verblijf in de instelling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Hieronder valt ook het aanwezig zijn op zijn verblijfadres op de door de reclassering vastgestelde tijdstippen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 1.277,07 (zegge: twaalfhonderdzevenenzeventig euro en zeven cent), bestaande uit € 417,07 aan materiële schade en € 860,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 1.277,07 (zegge: twaalfhonderdzevenenzeventig euro en zeven cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.277,07 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
22 (tweeëntwintig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 30 (dertig) uur, van de bij vonnis van 14 juni 2017 (13/684107-17) van de meervoudige kamer van rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en F. Wegman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.W.J. Cramer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon (Huawei) en/of sleutel, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de
afgifte van een bankpas, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen)
- tonen van een mes aan die [naam slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met dat mes aflopen op die [naam slachtoffer 1] en/of - achter die [naam slachtoffer 1] aanrennen en/of tackelen van die [naam slachtoffer 1] en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] zeggen:
* "Geef jullie telefoon!" en/of
* "Ontlock jullie telefoons en laat jullie internetbankieren zien" en/of
* "Maak geen grappen" en/of
* "Log nu in" en/of
* "Geef mij jullie inlogcodes en/of bankpassen"
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag (150 Euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een pinpas met bijbehorende pincode, waar van hij/zij niet
de rechtmatige eigena(a)r(en) en/of gebruiker(s) was/waren;
3.
hij op of omstreeks 27 februari 2019 te Rotterdam,
een ander, te weten [naam medeverdachte] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of
enige andere feitelijkheid gericht tegen die [naam medeverdachte]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden,
te weten
- het (meewerken aan het) beroven van [naam slachtoffer 1] en/of
- het pinnen met de van [naam slachtoffer 1] weggenomen pinpas, door
- aan die [naam medeverdachte] te vragen of hij iemand wist om te beroven en/of
- een mes aan die [naam medeverdachte] te tonen en/of (daarbij) te zeggen dat hij, verdachte, niet bang was om het mes te gebruiken en/of
- aan die [naam medeverdachte] te vertellen dat
* hij, verdachte, in een motorbende zit en/of
* die [naam medeverdachte] alleen zijn spullen terugkrijgt als hij gaat pinnen met de van
[naam slachtoffer 1] weggenomen pinpas;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 11 maart 2018 en/of
12 maart 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
(meermalen) (telkens) met [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2005), die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis in haar vagina en/of
- ( tong)zoenen van die [naam slachtoffer 2] .