ECLI:NL:RBROT:2019:8923
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Uitstel van voorwaardelijke invrijheidstelling in complexe zedenzaken met bijzondere zorgbehoeften
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die een gevangenisstraf van 36 maanden had gekregen. De veroordeelde, geboren in Marokko en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, kwam in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling op 21 oktober 2019. Echter, het Openbaar Ministerie diende op 20 september 2019 een vordering in tot uitstel van deze invrijheidstelling voor de duur van 120 dagen, onderbouwd door rapporten van Reclassering Nederland en een advies van de inrichting waar de veroordeelde verblijft.
Tijdens de openbare terechtzitting op 8 oktober 2019 werd de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. O. Albayrak. De officier van justitie, mr. E. van Veen, was telefonisch aanwezig. De rechtbank constateerde dat er geen geschikte zorg- en woonvormen beschikbaar waren voor de veroordeelde, die een complexe zorgbehoefte had, waaronder 24-uurs zorg. De reclassering had geadviseerd tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat er geen passende zorg kon worden geboden.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van het Openbaar Ministerie ontvankelijk was en dat het uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling noodzakelijk was totdat er een geschikte plek beschikbaar was. De rechtbank heeft de vordering tot uitstel toegewezen en bepaald dat de voorwaardelijke invrijheidstelling met maximaal vier maanden wordt uitgesteld. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de oudste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.