ECLI:NL:RBROT:2019:937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
8 februari 2019
Zaaknummer
10/167363-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering na vrijspraak in strafzaak

Op 23 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 10/167363-16. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie, mr. L. Visser, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die vrijgesproken was in een eerdere strafzaak. De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en betrof een bedrag van maximaal € 653.815,80. Tijdens de zitting op 23 januari 2019 heeft de officier van justitie verzocht om de ontnemingsvordering af te wijzen, in lijn met zijn eerdere verzoek tot integrale vrijspraak van de betrokkene. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. T. Sandrk, heeft zich bij dit standpunt aangesloten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de betrokkene op dezelfde datum vrijgesproken was van de hem ten laste gelegde feiten, wat de basis vormde voor de ontnemingsvordering. Gezien deze vrijspraak was de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie diende te worden afgewezen. De rechtbank heeft de vordering dan ook afgewezen, en dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, J.P. van der Wijden. De beslissing is genomen in een openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank de belangen van de betrokken partijen zorgvuldig heeft afgewogen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer 10/167363-16
Datum uitspraak: 23 januari 2019
Tegenspraak

VONNIS (ontneming) (mk)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de betrokkene:

[naam betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats betrokkene] op [geboortedatum betrokkene] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Dordrecht.

Het onderzoek op de terechtzitting.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2018, 28 september 2018 en 23 januari 2019. De behandeling van de vordering heeft aansluitend plaatsgevonden op de behandeling van de aan de vordering ten grondslag liggende strafzaak tegen de betrokkene onder bovenvermeld parketnummer.

De vordering.

De (schriftelijke) vordering van de officier van justitie, mr. L. Visser, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de betrokkene van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 653.815,80.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.

Standpunt van de officier van justitie.

In het verlengde van zijn ter terechtzitting van 23 januari 2019 gedane vordering tot integrale vrijspraak van de betrokkene in de voorafgaande strafzaak en aan de vordering ten grondslag liggende feiten, heeft de officier van justitie verzocht de ontnemingsvordering af te wijzen.

Standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie om de ontnemingsvordering af te wijzen.

Voorafgaand vonnis.

Bij vonnis van deze rechtbank van 23 januari 2019 is de betrokkene vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beoordeling van de vordering.

Nu de betrokkene blijkens voormeld vonnis is vrijgesproken van de hem in daarin verweten -aan de onderhavige vordering ten grondslag liggende- feiten, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de onderhavige vordering dient te worden afgewezen.

Beslissing.

De rechtbank:
- wijst af de vordering van de officier van justitie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.