Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[naam gedaagde] ,
[handelsnaam],
1.De procedure
- de gelijkluidende exploten van dagvaarding van 7 en 9 januari 2019 met producties 1 tot en met 29 van ING;
- de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met producties 1 tot en met 8 van [naam gedaagden] .;
- de brief van 19 juni 2019 waarbij de rechtbank mededeelde dat een comparitie van partijen zou worden gehouden;
- de zittingsagenda van 30 juli 2019;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 30 tot en met 33 van ING;
- productie 9 van [naam gedaagden] .;
- de aantekeningen comparitie vanwege [naam gedaagden] .;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2019;
- de brief van mr. D.J. Posthuma namens ING van 15 oktober 2019;
- de brief van mr. Van Dam van 24 oktober 2019.
2.De vorderingen en verweren in conventie en in reconventie
in conventie
3.De beoordeling
in conventie en in reconventie
- a) indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
- b) indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
- c) indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
- dagvaardingskosten € 273,90
- griffierecht € 1.992,00
- salaris advocaat