ECLI:NL:RBROT:2019:9906

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
10/812009-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige nicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende meer dan drie jaar handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn minderjarige nichtje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn behandeling voor seksverslaving, niet kon worden vrijgesproken van de ernstige feiten die hij heeft gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent waren, voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdachte heeft bekend dat hij seksuele handelingen heeft verricht, maar ontkende enkele specifieke handelingen. De rechtbank achtte de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar, maar legde hem toch een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een contactverbod met het slachtoffer opgelegd en werd de verdachte verplicht zich te melden bij de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot materiële schade gedeeltelijk toegewezen en de immateriële schade vastgesteld op € 8.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/812009-18
Datum uitspraak: 12 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde seksueel binnendringen van iemand jonger dan 12 jaar;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering (inclusief een meldplicht) en geen contact zal (laten) opnemen met de minderjarige [naam slachtoffer] , alsmede de dadelijk uitvoerbaarheid daarvan.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feitelijkheden die zien op het leggen van haar hand op zijn penis en het binnendringen van het lichaam van [naam slachtoffer] , anders dan het brengen van zijn tong tussen haar schaamlippen. Voor deze handelingen is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. De verklaringen hierover komen namelijk van één en dezelfde bron, [naam slachtoffer] , en de verdachte ontkent die handelingen te hebben gepleegd.
Beoordeling
Op 2 november 2016 heeft [naam slachtoffer] tegenover de politie verklaard dat zij vanaf haar zevende door de verdachte is misbruikt, dat dit gebeurde als zij bij hem logeerde, dat hij bij haar in bed kwam liggen en dat hij met zijn vinger en tong overal en nergens ging. Op de vraag van de politie wat zij daarmee bedoelde, verklaarde ze:
“Hij gaat dan met zijn vinger hier naar binnen”, waarbij zij naar haar geslachtsdeel wees. De moeder van [naam slachtoffer] heeft tijdens een informatief gesprek bij de politie op 11 november 2016 verklaard dat haar dochter op 2 november 2016 spontaan vertelde dat de verdachte haar misbruikt heeft en dat ze daarna erg begon te huilen. Op de vraag van de moeder wat zij bedoelde met misbruikt, heeft [naam slachtoffer] verteld dat de verdachte aan haar had gezeten op plekken die niet mochten, dat hij met zijn tong bij haar vagina had gezeten, dat hij ook met zijn vingers bij haar vagina had gezeten en er ook in heeft gezeten en dat hij ook met zijn penis bij haar billen was, niet erin, maar dat ze wel zijn penis moest vasthouden. Deze handelingen heeft [naam slachtoffer] , uit zichelf en meerdere keren, herhaald tijdens het studioverhoor op 16 maart 2017. De verklaringen van [naam slachtoffer] hierover zijn concreet en gedetailleerd.
De verdachte heeft bekend dat hij meermaals over een langere periode seksuele handelingen heeft verricht bij [naam slachtoffer] . De eerste keer was rond 2012 á 2013. Het gebeurde een paar keer per jaar, meestal als zij een weekend kwam logeren. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met zijn tong tussen haar schaamlippen heeft gezeten; “
Ik raakte haar aan onder haar kleding op haar lichaam. Ik trok het broekje uit en ik befte haar”. De andere hem verweten handelingen, te weten het brengen van zijn tong in haar vagina, van zijn penis bij of tussen haar billen, van zijn vingers in haar vagina en van haar hand op zijn penis, heeft hij ontkend. Door hem is verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij deze handelingen heeft verricht. Hij kan in zijn ogen [naam slachtoffer] niet hebben gepenetreerd omdat daar voor hem een grens lag die hij nooit zou overschrijden.
De verklaring van [naam slachtoffer] van het seksueel misbruik vindt op belangrijke onderdelen steun in de verklaring van de verdachte. Ondanks dat de verdachte specifieke seksuele handelingen (waaronder het binnendringen in de vagina met zijn vinger en tong) heeft ontkend, acht de rechtbank ook deze handelingen wettig en overtuigend bewezen. De verschillende verklaringen die [naam slachtoffer] heeft afgelegd tegenover haar moeder en bij de politie zijn, ook ten aanzien van de door de verdachte betwiste handelingen, consistent en gedetailleerd. Dat de verdachte geen herinnering heeft aan het binnendringen van [naam slachtoffer] en dat voor hem hier een grens ligt die hij nooit zou overgaan, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam slachtoffer] in zijn volledigheid.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van een minderjarige, die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2012 tot en met 10 mei 2015 te Hoogvliet Rotterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005), handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het, meermalen, (telkens)
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [naam slachtoffer] , althans tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer] en
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] , althans tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer] en
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tussen de blote billen van die [naam slachtoffer] , althans bij de billen van die [naam slachtoffer] en
- brengen van de hand van die [naam slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis en leggen van die hand op zijn, verdachtes, penis.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan drie jaar handelingen gepleegd die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn toenmalige minderjarige nichtje. De verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van haar kwetsbaarheid en ook het vertrouwen dat zij in hem als familielid, naar eigen zeggen haar ‘lievelingsoom’, had gesteld. De verdachte heeft door het plegen van deze handelingen zijn seksuele lustgevoelens willen bevredigen, ten koste van zijn minderjarige nichtje. Daarmee heeft de verdachte absoluut geen rekening gehouden met haar belangen en gevoelens. Dit gebeurde ook nog in een omgeving waarin zij veilig had moeten zijn, in het huis van haar oom en tante.
Dergelijke handelingen kunnen een ongewenste en schadelijke invloed hebben op de seksuele ontwikkeling van jonge kinderen. In de op zitting voorgelezen slachtofferverklaring is beschreven dat de handelingen bij het slachtoffer gevoelens van verdriet, onveiligheid, angst en boosheid hebben veroorzaakt. Nu, vier jaar later, heeft zij nog steeds moeite om erover te praten. Ook heeft het slachtoffer psychische klachten en een EMDR-therapie gevolgd. Zijheeft moeite met het vertrouwen van anderen en met het aangaan van relaties. Daarnaast maakt zij zich erg zorgen over de gevolgen die zij hiervan mogelijk nog in de toekomst zal ondervinden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op een psychologisch rapport van J.F.L.M. van Kemenade van 14 november 2015. In dit rapport, dat is opgemaakt kort na het onderhavig bewezen verklaarde feit in het kader van een andere strafzaak, wordt vastgesteld dat de verdachte lijdt aan niet-exclusieve pedofilie, seksueel masochisme en seksueel sadisme. De psycholoog adviseert de verdachte in die zaak als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 augustus 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Momenteel loopt de verdachte in een reclasseringstoezicht dat hem is opgelegd na veroordeling voor seksueel misbruik van een minderjarige in de periode van 2008 tot december 2012. In de afgelopen periode van reclasseringstoezicht is een duidelijke gedragsverandering bij de verdachte waarneembaar geweest. Door middel van gesprekken bij Forensische Polikliniek de Waag, waar hij al tijdens detentie gestart was, en door steun vanuit de groep Sexaholics Anonymous, heeft de verdachte bepaalde inzichten verkregen die hem rust hebben gebracht.
Het risico op recidive wordt zowel door de reclassering als door de forensische polikliniek De Waag ingeschat als laag. De ingezette interventies hebben reeds geleid tot een positieve gedragsverandering, waarbij geen sprake meer is van grensoverschrijdend gedrag. Zowel het indexdelict als het delict waarvan de verdachte nu verdacht wordt, hebben jaren geleden plaatsgevonden.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een contactverbod met het slachtoffer. Gezien de reeds behaalde successen op het gebied van gedragsverandering en vergroting van zelfinzicht, ziet de reclassering geen meerwaarde in reclasseringstoezicht. De verdachte staat inmiddels al ongeveer drie jaar onder behandeling van de Waag. De behandelaar heeft eveneens aangegeven geen meerwaarde te zien in verlenging van de behandelverplichting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog zijn vastgesteld kort na de pleegperiode van het onderhavig bewezenverklaarde feit ten aanzien van een soortgelijk strafbaar feit en worden gedragen door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ondanks dat het bewezenverklaarde enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden en dat de verdachte inmiddels is behandeld voor zijn seksverslaving, kan en wil de rechtbank gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging is bepleit.
Een deel van de voorgenomen straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de reclassering acht de rechtbank reclasseringstoezicht – om bij de verdachte een vinger aan de pols te houden – wel noodzakelijk. Verder acht de rechtbank het aangewezen dat aan de verdachte een contactverbod met [naam slachtoffer] wordt opgelegd.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank het reclasseringstoezicht en het contactverbod niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Mede gelet op het reclasseringsrapport kan niet gezegd worden dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals artikel 14e Sr vereist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 29.500,97 aan materiële schade (schadeposten bestaande uit reis- en parkeerkosten ad € 125,97, telefoon- en portokosten ad € 25,- en de kosten voor studievertraging ad € 16.850,-) en een vergoeding van € 12.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging zijn de kosten voor studievertraging betwist, omdat het causale verband met het strafbare feit onvoldoende is onderbouwd. Verder is een matiging van de immateriële schade bepleit. De ter onderbouwing daarvan aangehaalde uitspraken zijn volgens de verdediging onvoldoende vergelijkbaar. Voor het overige is de vordering niet bestreden.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Omdat de gevorderde vergoeding voor de materiële schade ten aanzien van de reis-, parkeer-, telefoon- en portokosten ad € 150,97 niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Ten aanzien van de gestelde en betwiste studievertraging overweegt de rechtbank dat onvoldoende vast is komen te staan dat de hierdoor ontstane schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde. De overgelegde brief van de mentor van de benadeelde partij levert eventueel een aanwijzing op dat het (praten over het) bewezenverklaarde feit van invloed is geweest op de schoolprestaties. Of en in welke mate dat werkelijk is gebeurd, kan uit die onderbouwing echter niet met de nodige zekerheid worden afgeleid. Hiervoor zal nader onderzoek moeten plaatsvinden. Die ruimte biedt het strafproces echter niet. De benadeelde partij zal daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kan hiervoor naar de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade in de vorm van geestelijk letsel is toegebracht. Dit blijkt onder meer uit de overgelegde stukken van de huisarts en psycholoog. De rechtbank zal de hoogte van die immateriële schade op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 8.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook daarvoor kan zij naar de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 januari 2012.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 8.150,97, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 63 en 244 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier (4) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] 2005, gedurende de proeftijd;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 8.150,97 (zegge: achtduizendenhondervijftig euro en zevenennegentig eurocent), bestaande uit € 150,97 aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ € 8.150,97(hoofdsom,
zegge: achtduizendenhondervijftig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 8.150,97 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en K. Hara, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 10 mei 2015 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005), handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
-brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [naam slachtoffer] , althans tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer] en/of
-brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer] , althans tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer] en/of
-brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tussen de (blote) billen van die [naam slachtoffer] , althans bij de billen van die [naam slachtoffer] en/of
-brengen van de hand van die [naam slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis en/of leggen van die hand op zijn, verdachtes, penis.