ECLI:NL:RBROT:2020:10263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
C/10/594707 / FA RK 20-2542
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om eenhoofdig gezag over minderjarige afgewezen na gebrekkige communicatie tussen ouders

In deze zaak verzoekt de vrouw om met het eenhoofdig gezag over de minderjarige belast te worden. De rechtbank Rotterdam oordeelt dat het ontbreken van goede communicatie tussen de ouders niet automatisch leidt tot een situatie waarin de minderjarige klem of verloren dreigt te raken. De rechtbank stelt vast dat de man, ondanks zijn beperkte betrokkenheid, niet heeft verzet tegen belangrijke beslissingen zoals de schoolkeuze van de minderjarige. De vrouw heeft onvoldoende aangetoond dat de man haar frustreert in de uitoefening van het gezamenlijk gezag. De rechtbank benadrukt dat het wettelijk uitgangspunt is dat na echtscheiding het gezag gezamenlijk moet worden uitgeoefend, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De rechtbank concludeert dat de tekortkomingen in de communicatie niet enkel aan de man te wijten zijn en dat het in het belang van de minderjarige is dat het laatste lijntje tussen haar en de man in stand blijft. Het verzoek van de vrouw wordt afgewezen, en de rechtbank bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/594707 / FA RK 20-2542
Beschikking van 9 november 2020 betreffende het ouderlijk gezag
in de zaak van:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [postcode vrouw] [woonplaats vrouw] , [adres vrouw] ,
advocaat mr. H.D. van den Berg te Dordrecht,
t e g e n
[naam man], de man,
wonende te [postcode man] [woonplaats man] , [adres man] .

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 9 april 2020;
  • de brief met bijlagen van de vrouw van 21 oktober 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 november 2020. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .
1.3.
De minderjarige is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. De minderjarige heeft op 2 november 2020 een gesprek met de kinderrechter gehad.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 20 juli 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 29 maart 2018 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2007 te [geboorteplaats minderjarige] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.

3..De beoordeling

3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat het gezag over de minderjarige alleen aan haar toekomt.
3.1.1.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.1.2.
Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.1.3.
De rechtbank ziet in het feit dat de man geen contact meer heeft met de minderjarige een gewijzigde omstandigheid sinds de aanvang van het gezamenlijk ouderlijk gezag die beoordeling van het gezag rechtvaardigt.
3.1.4.
Beoordeeld moet dus worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW vermelde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
3.1.5.
De rechtbank stelt voorop dat het wettelijk uitgangspunt is dat na echtscheiding het in het belang van kinderen is dat het gezag over hen door de ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend en slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van kinderen vereist dat een van de ouders met het gezag over hen wordt belast.
3.1.6.
Vaststaat dat de onderlinge communicatie tussen partijen niet goed is. Partijen hebben, ondanks de hulpverlening binnen de ondertoezichtstelling, op dit moment weinig tot geen contact. Ook de communicatie tussen partijen tijdens de mondelinge behandeling is weinig constructief en voor beide partijen onaangenaam.
Het ontbreken van (goede) communicatie tussen partijen betekent echter niet zonder meer dat sprake is van een zodanige situatie dat de minderjarige klem en verloren dreigt te raken tussen ouders bij de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de man, onderbouwt de vrouw onvoldoende dat de man haar frustreert in de uitoefening van het ouderlijk gezag. De vrouw stelt dat zich twee situaties hebben voorgedaan in de afgelopen jaren waarin de man zijn toestemming pas na zeer lang aandringen wilde verlenen. Ten aanzien van de vakantie in 2018 voert de man aan dat hij op dat moment erg gefrustreerd was over een negatieve uitkomst van een procedure met de vrouw. Die situatie doet zich nu niet voor. Voor de andere vakantie in 2019 heeft hij, hoewel op het laatste moment, zijn toestemming verleend. Tijdens de mondelinge behandeling geeft de man aan dat hij bereid is voor de resterende duur van de gezagsperiode toestemming te verlenen voor alle reizen van de minderjarige binnen de Europese Unie. De vrouw heeft verder, zonder overleg met de man, een beslissing genomen over de school van de minderjarige. Hoewel de man daar teleurgesteld over was, is hij niet tegen de beslissing van de vrouw ingegaan. De vrouw kan desgevraagd geen situaties benoemen voor de komende jaren waarvoor zij verwacht dat omwille van de gezamenlijke uitoefening van het gezag toestemming van de man nodig zal zijn en waarin hij die toestemming niet zal geven. Van een situatie waarin de minderjarige klem of verloren dreigt te raken is dan ook geen sprake.
3.1.7.
De vrouw stelt verder dat wijziging van het ouderlijk gezag in het belang van de minderjarige noodzakelijk is, omdat de man om het gezag uit te kunnen oefenen in enige mate betrokken zou moeten zijn in het leven van de minderjarige, bekend zou moeten zijn met haar ontwikkeling en zou moeten weten wat er in de minderjarige omgaat en wat er in haar leven speelt.
De vrouw wijst in dat kader op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 oktober 2020 met ECLI-nummer ECLI:NL:RBROT:2020:9516. In die uitspraak was echter sprake van een situatie waarin de vader op eigen initiatief het contact met de kinderen had verbroken, terwijl de moeder en de kinderen het contact hadden willen behouden. In de onderhavige zaak heeft de man juist altijd geprobeerd het contact met de minderjarige te herstellen, maar heeft hij uiteindelijk, in het belang van de minderjarige en op advies van de Jeugdbescherming, een stap teruggedaan. Het betreft dus een onvoldoende vergelijkbare zaak.
De vrouw verwijst verder naar de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2020 met ECLI-nummer ECLI:NL:RBROT:2020:9332. In die zaak, in tegenstelling tot de onderhavige zaak, heeft de man zich niet verweerd tegen het verzoek.
De rechtbank volgt de vrouw wel deels in haar standpunt, namelijk in zoverre dat het voor een goede gezamenlijke uitoefening van het gezag belangrijk is dat de man in enige mate betrokken is in het leven van de minderjarige, bekend is met haar ontwikkeling en weet wat er in de minderjarige omgaat en wat er in haar leven speelt. Dat is niet het geval. Deze tekortkoming aan de zijde van de man leidt de rechtbank echter niet tot het oordeel dat wijziging van het ouderlijk gezag in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Daarbij weegt voor de rechtbank mee dat deze tekortkoming niet slechts te wijten is aan de man, maar ook aan de onmogelijkheid bij beide partijen om – voor het geluk van de minderjarige – normaal te communiceren met elkaar, als gevolg waarvan de man een stap terug heeft moeten doen. Verder weegt zwaar voor de rechtbank dat de man kennelijk – getuige het zich niet verzetten tegen de eenzijdig genomen gezagsbeslissing over de schoolkeuze en de bereidheid toestemming te geven voor vakanties voor de resterende gezagsperiode – ook in de uitoefening van het gezag een flinke stap terug doet en, zoals hij verklaart, het gezag alleen symbolisch wil behouden met het oog op een toekomstig herstel van het contact tussen de man en de minderjarige zodra zij daarvoor openstaat. Dat is meer in het belang van de minderjarige dan het doorbreken van het laatste lijntje tussen de man en de minderjarige.
Wijziging van het gezag is dan ook niet in het belang van de minderjarige noodzakelijk.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw afwijzen.
3.2.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek van de vrouw;
4.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.A.C. van Dijk op
9 november 2020.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.