6.3.2.Rapportages
Psycholoog drs. W.J.L. Landerheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 september 2018. Dit rapport houdt - voor zover van belang - onder meer het volgende in.
Er is sprake van narcistische persoonlijkheidstrekken, maar vanwege de onvoldoende uitgerijpte persoonlijkheid (en de mogelijkheden tot een positieve wending), is het te voorbarig om reeds te spreken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Verder is er sprake van een gebrekkige agressieregulatie en van ouder-kind relatieproblematiek.
Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde bestonden de bovengenoemde stoornis en relatieproblematiek en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene beïnvloed.
Op basis van de narcistische persoonlijkheidstrekken was de verdachte gevoelig voor de krenking, de kritiek en afwijzing van zijn vader die voorafgingen aan het tenlastegelegde. Vanwege de weinig uitgerijpte persoonlijkheid heeft hij moeite om zijn eigen koers in het leven te bepalen en afstand te kunnen houden van de problematische relatie tussen zijn ouders. Als gevolg van de gebrekkige agressieregulatie was de verdachte niet in staat om de agressieve gevoelens ten aanzien van zijn vader op een adequate wijze te uiten en heeft hij bij het tenlastegelegde op een impulsieve en ondoordachte wijze uiting aan deze gevoelens gegeven.
Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Op basis van de narcistische (en onrijpe) persoonlijkheidstrekken heeft de verdachte een kwetsbaar psychisch evenwicht en heeft hij minder mogelijkheden gehad om spanning te hanteren. Hij was emotioneel overspoeld en hij heeft (als gevolg van de gebrekkige agressieregulatie) eerder op een impulsieve, agressieve wijze gereageerd dan de gemiddelde persoon.
Het risico op recidive wordt laag tot matig geschat. Als beschermende functies in de persoonlijkheid en het functioneren kunnen genoemd worden dat de verdachte een gemiddelde intelligentie heeft. Daarnaast heeft hij levensdoelen en vrije tijdsbesteding. Ook is de verdachte gemotiveerd voor een behandeling. De mogelijkheid tot het verkrijgen van hulpverlening en toezicht dienen hierbij in ogenschouw te worden genomen. De hulpverlening en toezicht zal de verdachte ondersteunen bij het geven van een positieve wending aan zijn leven en zijn verdere ontwikkeling. Dit zal het voorkomen van recidive bevorderen.
Het is van belang dat de verdachte een behandeling krijgt ten aanzien van de agressieregulatie, de emotieregulatie en de impulscontrole. Hiernaast is het van belang dat hij een behandeling krijgt om zijn identiteit verder vorm te geven en de ontwikkeling van de persoonlijkheid op een positieve wijze te bevorderen. Ten behoeve van de behandeling zou kunnen worden overwogen om de verdachte te verwijzen naar een forensische polikliniek, zoals De Waag. Naar verwachting zal de behandeling circa een jaar duren. Aangezien er sprake is van ouder-kind relatieproblematiek, is het van belang dat zowel de moeder als de vader van de verdachte worden uitgenodigd om (in meer of mindere mate) aan de behandeling deel te nemen. Een reclasseringscontact kan dienen om recidive te voorkomen en om de continuering van de behandeling te ondersteunen. Een (deel van de) straf zou voorwaardelijk gesteld kunnen worden met als bijzondere voorwaarden de bovengenoemde behandelintenties.
Reclassering Nederlandheeft een rapport opgemaakt over de verdachte d.d. 22 november 2019. Dit rapport houdt - voor zover van belang - het volgende in.
Verloop van het toezicht
De verdachte is een 27 jarige man die sinds juni 2018 bekend is bij de reclassering in het kader van het toezicht op de schorsing van de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak. Sinds de start van het toezicht is er door de reclassering voornamelijk ingezet op de criminogene factoren: het toeleiding naar behandeling, huisvesting in de vorm van uit het ouderlijk huis gaan en het vinden van een dagbesteding. De verdachte is uit vrijwillige beweging in behandeling bij de forensische polikliniek van Fivoor om over de ‘onrust in zijn hoofd’ te praten en is - om zijn uitkering te behouden - gestart met de dagbesteding bij het project SchoonSchip via de Gemeente Rotterdam. Zijn behandelaar bij Fivoor constateert een floride psychotisch beeld en hij ziet dit als de belangrijkste delict gerelateerde factor en voorspeller van mogelijk toekomstig geweld.
Door de onrust in zijn hoofd, ervaart de verdachte zijn moeder in de huidige thuissituatie als zeer belemmerend. Zijn behandelaar acht zijn ideeën over moeder waanachtig en niet gebaseerd op de werkelijkheid. Medicatie zou mogelijk beschermend kunnen werken om de psychische toestand te stabiliseren. De verdachte heeft hier echter geen inzicht in en wil geen medicatie gebruiken. Hij ervaart geen lijdensdruk van de psychische onstabiliteit en legt de problemen die hij ervaart veelvuldig bij een ander neer. Om de onrustige thuissituatie, waarbij moeder en betrokkene op gespannen voet samenleven, te doorbreken is de verdachte op vrijwillige basis toegeleid naar de begeleide woonvorm de Blink 1 van Fivoor. Hier is hij in augustus 2019 geplaatst. De spanning en stress die hij ervaart met moeder neemt af en hij doet het goed bij de Blink en vindt de plek de eerste weken prettig. Echter heeft verdachte aangegeven terug naar zijn moeder te gaan, ongeacht of zij het hier mee eens is. Hij wil vanuit daar gaan solliciteren voor betaald werk en op een zelfstandige woning gaan reageren. De betrokken instanties schatten in dat betrokkene nu niet de vaardigheden heeft om dit te bewerkstelligen. De instanties schatten in dat een woontraject met begeleiding de juiste opbouw kent om zodoende zijn autonomie en vaardigheden te vergroten en om uiteindelijk wel zelfstandig te kunnen gaan wonen. Verdachte blijft bij zijn standpunt. Hij wil terug naar zijn moeder en dat staat te gebeuren ook, aldus hijzelf. Uit contact met moeder blijkt dat zij onwelwillend tegenover deze wens staat. Zij geeft aan dat hij welkom is als visite, maar niet meer om te wonen. Ze benoemt dat de spanning destijds te hoog opliep, hij toe wilde werken naar zelfstandigheid en dat ze bang is voor een escalatie in de toekomst. Ook nu verdachte tijdens zijn verblijf op de Blink op visite komt bij zijn moeder, lopen de gemoederen nog wel eens hoog op waarbij escalatie op de loer ligt.
Opvallend is dat de verdachte gedurende het traject bij de Blink zijn dagbestedingsplek bij project SchoonSchip via Gemeente Rotterdam is kwijtgeraakt, omdat hij psychisch dusdanig onstabiel was dat hij met verschillende andere deelnemers van het project in conflict kwam. Bij vrijwel alle conflicten legt de verdachte de schuld buiten zichzelf.
Er kan voor nu niet gesproken worden van continuïteit in het traject van de verdachte en het risicomanagement kan niet worden gewaarborgd. De kans op recidive en letselschade wordt hoog ingeschat. Naast de psychische onstabiliteit en het gebrek aan zelfinzicht is zijn houding om te eisen terug te gaan naar zijn ouderlijk huis, zonder dat moeder dit wil, zeer zorgelijk te noemen. Er wordt ingeschat dat de verdachte een gebrekkige controle op zijn impulsen heeft als het gaat om verwerken van tegenslagen. Daarnaast maakt moeder onderdeel uit van zijn waanbeelden. De kans op gewelddadig gedrag op korte termijn wordt niet uitgesloten. De reclassering acht het van belang dat de verdachte onder begeleiding bij een maatschappelijke instantie blijft en hulp krijgt bij de toeleiding naar zelfstandige huisvesting. Daarnaast is het noodzakelijk dat de verdachte behandeling geboden blijft krijgen gericht op zijn psychische onstabiliteit.
Reclassering Nederlandheeft een aanvullend rapport opgemaakt over de verdachte d.d. 20 december 2019. Dit rapport houdt - voor zover van belang - onder meer het volgende in.
Verloop van het toezicht
Op 4 december 2019 heeft een gesprek tussen de verdachte, zijn moeder, behandelaar en de reclassering plaatsgevonden waarin hem door moeder werd medegedeeld dat hij niet meer thuis mag komen wonen. Logeren, eten en op bezoek komen acht zij wel mogelijk. De reclassering zet overigens vraagtekens bij de wenselijkheid van soortgelijk contact, omdat de verdachte boos is op zijn moeder en wij niet kunnen inschatten of dit kan leiden tot delictgedrag naar moeder. Moeder zegt tijdens dit gesprek niet bang te zijn voor de verdachte en te weten dat hij haar niks aan zal doen, maar de reclassering durft hier niet zo stellig in te zijn. De reclassering en de betrokken instanties streven er naar om de verlofmomenten van de verdachte naar zijn moeder goed af te wegen en hierin weloverwogen te besluiten wel/geen goedkeuring te geven. Moeder en de gemoedstoestand van de verdachte zijn hierin leidend.
De periode na dit gesprek heeft de verdachte op meerdere momenten naar de reclassering en betrokken instanties laten weten dat zijn moeder ongeldige redenen heeft gegeven om hem niet terug in huis te nemen. Hij stelt dat hij hoopt dat de reclassering haar kan overtuigen om hem terug te nemen. Wanneer de reclassering hem uitlegt dat dit niet aan de reclassering is en de verdachte de keuze heeft om een begeleid woontraject aan te gaan of dakloos te worden, zegt hij het nog steeds oneens te zijn met de situatie. Verdachte lijkt zich afgewezen te voelen door zijn moeder, maar heeft wel toegezegd dat hij dan maar het begeleid woontraject doorzet.
Op 13 december 2019 is de verdachte naar een appartement van de Blink Fivoor verhuisd. In overleg met de reclassering is hij ook aangemeld voor een studio bij Stichting Care 2 Get There. Verdachte wil andere mogelijkheden van een begeleid woontraject onderzoeken en de reclassering zal hem hierin ondersteunen om te onderzoeken of er iets is waar de verdachte zich prettiger bij voelt en aansluit bij de hulpvragen van betrokkene. Verdachte wil meer zelfstandigheid en langdurig een vaste plek in plaats van telkens een fase door te lopen en daarmee een verhuizing te ondergaan, zoals bij de Blink het geval is. De reclassering schat in dat een eigen woonplek, ondanks dat verdachte het liefst bij zijn moeder is, een beschermende factor zal zijn.
Inschatting van de risico’s
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering wijt dit aan de psychische instabiliteit, houding en maatschappelijke teloorgang van de verdachte. Er zal stringenter op deze leefgebieden moeten worden ingezet om deze te stabiliseren en de kans op recidive te verminderen.
Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De verdachte heeft zich aan de gestelde voorwaarden gehouden en de verwachting is dat hij zich ook aan nieuwe bijzondere voorwaarden zal houden. Echter, zodra er geen stringent kader is, schat de reclassering in de dat verdachte adviezen vanuit de betrokken instanties niet op zal volgen.
Het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog. Zodra de verdachte overgaat tot agressie, is hij in staat gebleken fors geweld toe te kunnen passen.
Vervolg van het toezicht
De reclassering ziet mogelijkheden de reclasseringstoezicht voort te zetten, mits dit met toevoeging van de bijzondere voorwaarden zoals hieronder geadviseerd wordt gedaan. Op dit moment kan er niet worden gesproken van een continuïteit in het traject en het risicomanagement kan niet worden gewaarborgd. Naast de psychische instabiliteit en het gebrek aan zelfinzicht, is de houding van de verdachte om te eisen terug te gaan naar zijn ouderlijk huis zonder dat zijn moeder dit wil, zeer zorgelijk te noemen. Er wordt ingeschat dat de verdachte een gebrekkige controle op zijn impulsen heeft als het gaat om verwerken van tegenslagen. Daarnaast maakt de moeder van de verdachte deel uit van zijn waanbeelden. De kans op gewelddadig gedrag op korte termijn kan daarmee niet worden uitgesloten.
Het is van belang dat de verdachte meer stabiliteit krijgt op de leefgebieden, mee gaat werken aan een medicamenteuze behandeling, zijn problemen gaat (h)erkennen en de tijd neemt om hier intensief aan te werken. Maatschappelijke en psychische stabiliteit zijn hierin belangrijk om vooruitgang te boeken. Ook acht de reclassering het van belang dat de verdachte onder begeleiding bij een maatschappelijke instantie blijft en hulp krijgt bij de toeleiding naar zelfstandige huisvesting. Daarnaast is het noodzakelijk dat de verdachte behandeling gericht op zijn psychische instabiliteit aangeboden blijft krijgen. Het doel hiervan zal zijn het creëren van meer maatschappelijke en psychische stabiliteit om de kans op recidive te verminderen. Zodra de verdachte dit niet doet, zijn eigen plan trekt en zijn probleeminzicht beperkt blijft, schat de reclassering in dat het recidiverisico nog verder zal stijgen.
Advies
De reclassering adviseert de verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke (gevangenis)straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
een meldplicht bij de reclassering;
ambulante behandeling door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken en medicatie inname;
opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
een contactverbod met zijn vader, behoudens contact ten behoeve van de behandeling, onder begeleiding van professionele derden.
De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren gezien het belang van een continuering van de huidige begeleiding. Indien deze niet wordt gecontinueerd, acht de reclassering de kans op delictgedrag groot.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.