ECLI:NL:RBROT:2020:10713

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
8749508 VV EXPL 20-374
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] betreffende een huurachterstand en de ontruiming van een woning. [gedaagde] huurt sinds 19 juni 2017 een woning van [eiseres] en is sinds februari 2020 in gebreke gebleven met het betalen van de huur. De huurachterstand bedraagt € 4.250,- tot en met september 2020. [eiseres] heeft [gedaagde] in kort geding verzocht om het gehuurde binnen zeven dagen te ontruimen en de achterstallige huur te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] de huurachterstand erkend, maar verklaarde dat dit te wijten was aan persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen en dat de huurachterstand voldoende is om de ontruiming te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en proceskosten. De ontruimingstermijn is vastgesteld op zeven dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8749508 VV EXPL 20-374
uitspraak: 14 oktober 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.C.Y. Cheung te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de exploot van dagvaarding van 14 september 2020, met producties.
1.2
De eerste mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2020. Daarbij is [eiseres] vertegenwoordigd door haar zoon in aanwezigheid van haar gemachtigde mr. Cheung verschenen. [gedaagde] is op deze datum naar de verkeerde zittingszaal verwezen waardoor er geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Op 30 september 2020 heeft de inhoudelijke behandeling van de onderhavige vordering alsnog plaatsgevonden. [eiseres] is tijdens deze mondelinge behandeling wederom vertegenwoordigd door haar zoon en bijgestaan door mr. Cheung. [gedaagde] is in persoon verschenen. Van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gehouden.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure gaat de kantonrechter uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1
[gedaagde] huurt van [eiseres] , krachtens een tussen partijen gesloten huurovereenkomst, vanaf 19 juni 2017 de woning gelegen aan de [adres] ( [postcode] ) te Vlaardingen (hierna: het gehuurde).
2.2
Uit hoofde van deze huurovereenkomst is [gedaagde] bij vooruitbetaling huurpenningen verschuldigd aan [eiseres] , laatstelijk bedragend € 650,- per maand.
2.4
Vanaf februari 2020 wordt de huur niet meer (volledig) betaald aan [eiseres] .

3..De vordering

3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om:
het gehuurde binnen zeven dagen te ontruimen en te verlaten met al het zijne en zijnen en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen en te laten;
te betalen een bedrag van € 4.250,- aan achterstallige huur berekend tot en met de maand september 2020;
€ 650,- te betalen voor elke maand dat [gedaagde] vanaf 1 oktober 2020 in het gehuurde verblijft tot de ontruiming voor vervallen huur;
te betalen een bedrag van € 28,86 aan vervallen rente ex artikel 6:119 BW berekend tot aan 7 september 2020;
over de hoofdsom de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf 7 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
te betalen de nakosten;
te betalen de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis. ‘
3.2
Aan de vordering heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] sinds 1 februari 2020 de verschuldigde huurpenningen niet meer (volledig) heeft betaald waardoor tot en met de maand september 2020 een huurachterstand ten bedrage van € 4250,- is ontstaan. Bij dit bedrag is rekening gehouden met de betaling die door [gedaagde] in september 2020 is gedaan. De gevorderde huurachterstand rechtvaardigt de ontruiming van het gehuurde nu er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst die niet als gering kan worden gekwalificeerd.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling de huurachterstand erkend. Zij heeft toegelicht dat dit te wijten is aan persoonlijke omstandigheden.

5..De beoordeling

5.1
Uit hetgeen [eiseres] naar voren heeft gebracht, is voldoende gebleken dat zij een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
5.2
In dit kort geding moet, op basis van de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van voorzieningen zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3
Nu [gedaagde] de hoogte en verschuldigdheid van de gestelde huurachterstand ten bedrage van € 4.250,- berekend tot en met de maand september 2020 heeft erkend, wordt van de juistheid daarvan uitgegaan. Dat leidt tot de conclusie dat de door [eiseres] gevorderde hoofdsom wordt toegewezen.
5.4
Verder wordt de vordering tot ontruiming van het gehuurde toegewezen. Vast staat dat [gedaagde] sinds februari 2020 de verschuldigde huurtermijnen niet meer (volledig) heeft betaald als tegenprestatie voor het verblijf in het gehuurde. Zij heeft daarvoor gesteld dat zij in moeilijke (financiële) omstandigheden verkeerd, hoe vervelend deze ook voor [gedaagde] zijn komen deze voor rekening en risico van [gedaagde] en ontslaan deze haar niet van haar betalingsverplichting jegens [eiseres] . Een achterstand van in ieder geval zeven maanden rechtvaardigt de gevorderde ontruiming. De ontruimingstermijn wordt, zoals gevorderd, vastgesteld op zeven dagen na betekening van dit vonnis.
5.5
De wettelijke rente wordt als onweersproken en als op de wet gegrond toegewezen zoals onder het dictum staat vermeld.
5.6
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis is ook toewijsbaar. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege haar daar bevinden en het gehuurde onder overgave van sleutels ter beschikking van [eiseres] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 4.278,86 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand september 2020 en wettelijke rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.250,- te berekenen vanaf 7 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 650,-, of zoveel hoger als bij een wettelijke verhoging zou zijn toegelaten, per maand (of gedeelte daarvan) met ingang van de maand oktober 2020 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 338,96 aan verschotten en € 480,- aan salaris voor de gemachtigde. Ook is [gedaagde] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Indien van toepassing dienen beide bedragen te worden vermeerderd met btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting. 44485