ECLI:NL:RBROT:2020:10969

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
10/754525-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte op het ECT-terrein in Rotterdam werd aangetroffen in een lege container. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke gedragingen van de verdachten en de omstandigheden waaronder zij zijn aangetroffen, de schijn wekten dat zij op het terrein waren als uithalers van verdovende middelen. Echter, er werd geen drugs aangetroffen en er ontbrak een link met een specifieke container. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot middelen genoemd op lijst I van de Opiumwet.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het recht van de verdachte om te zwijgen niet mag worden gebruikt als bewijs tegen hem, tenzij er andere bewijsstukken zijn die dit recht neutraliseren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen getuigen of andere bewijsmiddelen waren die de verdachte konden relateren aan de tenlastegelegde feiten. De informatie van de Zeehavenpolitie over uithalers was niet specifiek genoeg om als bewijs te dienen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de rechters de beslissing unaniem hebben genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/754525-20
Datum uitspraak: 1 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] in [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.F.A. van Pelt, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Op donderdag 30 juli 2020 heeft de Zeehavenpolitie informatie ontvangen van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) dat twee personen zich op 3 augustus 2020 op het terrein van de DDE zullen verstoppen in een lege container om een partij cocaïne uit een container aan boord van een schip dat op maandag of dinsdag zal aankomen, over te brengen naar een lege container op het terrein van de DDN.
Op maandag 3 augustus 2020 omstreeks 14:50 uur is de verdachte, samen met zijn medeverdachte, aangehouden op de ECT containerterminal op de Maasvlakte in Rotterdam. Zij bevonden zich op dat moment in een container. Beiden waren in het zwart gekleed en hadden geen kleding aan die gebruikelijk is bij havenarbeiders. In de container werden naast de verdachten twee rugtassen aangetroffen met daarin diverse goederen zoals etenswaren, powerbanks, een knipschaar, handschoenen, een betonschaar en een slaapzak. In de container zijn verder twee kapotte telefoons gevonden en een slaapzak.
De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid op het ECT-terrein op de Maasvlakte. De medeverdachte heeft verklaard dat hij daar was omdat hij boten mooi vindt en hij het spannend vindt om daar te zijn, ondanks dat inmiddels aan hem een last onder dwangsom is opgelegd omdat hij zich reeds verschillende malen onbevoegd op een containerterminal heeft begeven.
Dat er in de Rotterdamse haven op grote schaal verdovende middelen per container worden
gesmokkeld en dat daarbij in een deel van de gevallen uithalers worden gebruikt, is een feit van algemene bekendheid en is de rechtbank ook ambtshalve bekend. In het dossier bevindt zich een ‘Sfeerproces-verbaal uithalers' waarin deze werkwijze nader wordt toegelicht. Daaruit blijkt onder meer dat het gros van de uithalersincidenten plaatsvindt (op de containerterminals, zoals het ECT-terrein) op de Maasvlakte. Uit onderzoek van de politie blijkt dat – voor zover bekend – nooit eerder in een container op het ECT-terrein ingebroken is geweest om andere goederen dan verdovende middelen weg te nemen. Eén van de methodes die uithalers gebruiken, is die van stashlocatie. Steeds vaker treffen politie- en douanemedewerkers uithalers aan die zich kennelijk voor langere tijd op het haventerrein willen ophouden. Tassen met eten en drinken, powerbanks en slaapzakken worden geregeld aangetroffen, alsmede containers waar duidelijke sporen van lang verblijf zichtbaar zijn. De periode van verblijf wordt op enkele dagen geschat. De containers die gelost zijn op dat terrein en waar de drugs in zijn verstopt, worden vervolgens in etappes leeggehaald en in kleine hoeveelheden naar het achterland gebracht.
De feitelijke gedragingen van de verdachten, de plaats en omstandigheden waarin zij zijn aangetroffen op 3 augustus 2020 bezien in het licht van hetgeen hiervoor is geschetst, maakt dat het er alle schijn van heeft dat de verdachten op het ECT-terrein waren als uithalers. Die gedragingen bieden op zichzelf echter onvoldoende grond om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het tenlastegelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot middelen genoemd op lijst I bij de Opiumwet.
Artikel 10a van de Opiumwet is naar haar bereik ruim. Zo geldt als voorwaarde voor het bewijs van de in dat artikel strafbaar gestelde voorbereidingshandelingen niet dat komt vast te staan dat het voorbereide of bevorderde misdrijf al een concrete vorm heeft aangenomen. Daarmee is echter niet gezegd dat dit ruime bereik een relativerende invloed heeft op de strengheid van de toetsing aan de aan de bewijslevering te stellen eisen.
De rechtbank constateert dat in onderhavige zaak geen drugs is aangetroffen. Zelfs een link met een specifieke container ontbreekt. In het dossier komen voorts geen getuigen of andere betrokkenen voor, die de verdachte in verband kunnen brengen met aan cocaïne, heroïne of andere middelen genoemd in lijst I bij de Opiumwet te relateren gedragingen. Ook zijn er geen tapgesprekken noch andere bewijsmiddelen waaruit dit kan worden afgeleid. De TCI-informatie, waarin wordt gesproken over cocaïne, is niet bedoeld als bewijsmiddel tegen de verdachte. Los daarvan, de informatie is niet concreet gericht op de verdachte en alleen al in de periode van 30 juli 2020 tot en met 4 augustus 2020 zijn 22 zogenoemde uithalers aangehouden op het terrein van de ECT.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld of het feit dat de verdachte geen uitleg geeft over zijn aanwezigheid op het ECT-terrein, betekent dat ervan uitgegaan mag worden dat de verdachte daar als uithaler van cocaïne, heroïne of een ander middel genoemd in lijst I bij de Opiumwet aanwezig was. Die vraag moet ontkennend worden beantwoord. Uitgangspunt is immers dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen. Pas als er sprake is van een omstandigheid die op zichzelf redengevend voor een veroordeling kan zijn en de verdachte geen verklaring geeft die dit ‘neutraliseert’, kan het zwijgen meewegen bij de bewijswaardering (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 5 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7372).
Nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot cocaïne en/of heroïne en/of een middel als genoemd in lijst 1 van de Opiumwet, zoals aan hem tenlastegelegd.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
mrs. J.C.M. Persoon en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2020.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 augustus 2020 te Maasvlakte Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een hoeveelheid van een middel zoals genoemd in lijst 1 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- zich (onbevoegd) op het terrein van ECT Delta Terminal, gevestigd aan de Europaweg te Rotterdam, tussen het containerstack begeven en/of
- zich (onbevoegd) in een container begeven en/of
- diverse levensmiddelen en/of slaapzakken en/of telefoons en/of powerbanks en/of gereedschappen voorhanden gehad.