ECLI:NL:RBROT:2020:10971

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
10/660153-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met beroep op noodweer en noodweerexces

Op 1 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 17 mei 2020 in Rotterdam, waarbij de verdachte de aangever, [naam slachtoffer], met een mes heeft gestoken. De verdachte verbleef tijdelijk bij het slachtoffer en er ontstond een ruzie over een tas met kleding. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde door de agressieve houding van het slachtoffer en andere aanwezigen, wat leidde tot zijn handelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet de aangever heeft gestoken, wat een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer met zich meebracht. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat niet is aangetoond dat de verdachte daadwerkelijk werd aangevallen. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot doodslag en kreeg een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met terbeschikkingstelling onder voorwaarden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/660153-20
Datum uitspraak: 1 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De verdachte heeft [naam slachtoffer] met een mes gestoken, maar hij heeft geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, gehad op zijn dood.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de politie op zondag 17 mei 2020 omstreeks 07:00 uur een melding heeft ontvangen van een steekincident in een woning in Rotterdam. Ter plaatse trof de politie de heer [naam slachtoffer] , de aangever, aan. Hij had een wond direct onder zijn sleutelbeen aan de linkerzijde van het lichaam. De politie zag dat er veel bloed uit de wond stroomde. [naam slachtoffer] is naar het ziekenhuis vervoerd en daar bleek dat hij een steekwond had waarbij een slagader was beschadigd waaraan hij moest worden geopereerd. [naam slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte tijdelijk in zijn woning verbleef en er in de vroege ochtend ruzie tussen hen is ontstaan over een tas met kleding. De verdachte was in de veronderstelling dat [naam slachtoffer] zijn tas had weggenomen. Toen ze tegenover elkaar stonden, werd de verdachte boos en is de aangever door hem met een mes gestoken. Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident tegen hem heeft gezegd: “Ik ga hem doodmaken man, ik ga hem steken.” Vervolgens zag deze getuige dat er fysiek contact was tussen beiden en dat de verdachte een mes uit zijn broeksband pakte en daarmee [naam slachtoffer] met kracht in de hartstreek heeft gestoken.
De verdachte heeft verklaard dat hij van een tafel in de kamer waar hij zich bevond een mes heeft gepakt en dit vervolgens in zijn broeksband heeft gestopt, nadat de sfeer in de woning was omgeslagen en hij zich daardoor onveilig voelde. [naam slachtoffer] was opeens agressief en de andere twee aanwezige personen hadden iets in hun handen, waaronder één van hen een hamer. Zij stonden om de verdachte heen waarbij [naam slachtoffer] in de deuropening stond waarbij hij de uitgang blokkeerde voor de verdachte. De verdachte was bang dat hem iets zou overkomen en wilde daarom weg uit die woning. Toen heeft hij [naam slachtoffer] met het mes gestoken en is hij uit de woning gevlucht.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande blijkt dat de verdachte [naam slachtoffer] met een mes
heeft gestoken onder het sleutelbeen, in de omgeving van de hals/borst. De verdachte heeft
met dit handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat hij met het mes een slagader van [naam slachtoffer] zou raken en doorklieven, wat levensbedreigend bloedverlies tot gevolg had kunnen hebben. In de omgeving van de hals/borst bevinden zich immers kwetsbare en vitale organen van het menselijk lichaam en belangrijke (slag)aderen. Het met een mes in die omgeving van het lichaam steken, is naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer op de dood gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Er is dan ook, minst genomen, sprake van voorwaardelijk opzet. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 mei 2020 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, die [naam slachtoffer] met een mes in de omgeving van de hals/borstheeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.1.
Conclusie
Het bewezen feit levert op:
Poging tot doodslag

5..Strafbaarheid feit

5.1.
Noodweer
Het standpunt van de verdediging
De verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat aan hem een beroep op noodweer toekomt. De verdachte heeft zich verdedigd. Er was sprake van een vijandige sfeer waarbij de verdachte werd ingesloten door drie personen, waarvan één persoon een hamer in de hand had en de ander mogelijk een mes. De aangever stond in de deuropening en blokkeerde de uitgang. De aangever was ook agressief naar de verdachte toe. De verdachte was angstig en hij was bang dat hem iets zou overkomen.
Beoordeling en conclusie van de rechtbank
De verklaring van de verdachte, dat de andere personen in de kamer bewapend waren, vindt geen steun in getuigenverklaringen of andere bewijsmiddelen. Niet blijkt dat de verdachte op enige wijze is aangevallen of mocht menen dat dit het geval was. Integendeel, het is juist de verdachte die in het dossier naar voren komt als de agressor, en de enige persoon met een wapen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de gewelddadige confrontatie met [naam slachtoffer] zelf heeft opgezocht en dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de verdachte waartegen hij zich heeft moeten verdedigen. Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Noodweerexces
Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen een noodzakelijke verdediging was geboden, kan ook het beroep op noodweerexces niet slagen.
6.2.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van een man bij wie hij tijdelijk inwoonde. De verdachte heeft het slachtoffer tijdens een ruzie met een mes onder het linker sleutelbeen gestoken, in de omgeving van de borst/hals. Daardoor is een slagader beschadigd geraakt en moest het slachtoffer worden geopereerd. Daarmee heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in ernstige mate geschonden en heeft hij door zijn handelen het slachtoffer in een levensbedreigende situatie gebracht. De verdachte mag van geluk spreken dat het slachtoffer, nota bene een huisgenoot van hem, niet ernstiger gewond is geraakt of zelfs het leven heeft gelaten. Dat is niet aan het handelen van de verdachte te danken; hij is uit de woning gevlucht toen hij het slachtoffer had gestoken.
Behalve de impact op het slachtoffer en andere aanwezigen in de woning, dragen misdrijven als deze ook bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Dat is de verdachte toe te rekenen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2020 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om wederom een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Pro Justitia rapport van psycholoog [naam psycholoog] , gedateerd 11 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet volledig heeft willen meewerken aan het psychologisch onderzoek.
Wel heeft de verdachte zijn medewerking verleend aan de Pro Justitia rapportage opgesteld door psychiater [naam psychiater] , gedateerd 4 augustus 2020.
Uit deze rapportage volgt, zakelijk weergegeven, dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en heroïne. De rapporteur stelt dat deze stoornissen ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig waren. Omdat de verdachte ten tijde van het opstellen van de rapportages heeft ontkend, kan de vraag of de psychische stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde, niet worden beantwoord. Gelet hierop kan er ook geen inschatting gemaakt worden van het gevaar op herhaling en wat er nodig is om dat gevaar op herhaling te verlagen. Van beschermende factoren lijkt geen sprake. Het is belangrijk dat de verdachte stopt met het gebruiken van drugs. Daarnaast en vervolgens is behandeling nodig van de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte. Gezien de onduidelijkheid over de doorwerking kan geen gefundeerd advies worden gegeven over het juridisch kader.
In verband met de ernst van de problematiek en de eerdere problemen in de behandeling is een klinische opname in een forensisch psychiatrische kliniek noodzakelijk, gevolgd door een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek. Daarbij lijkt begeleid wonen meer realistisch dan zelfstandig wonen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 oktober 2020. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven het volgende in.
De reclassering is van mening dat er sprake is van een patroon aangaande geweldsfeiten. Het huidige aan de verdachte ten laste gelegde maakt, bij veroordeling, onderdeel uit van dit patroon. Tevens kan dan gesproken worden van delict gerelateerd middelengebruik. De reclassering schat het gevaar op herhaling en letselschade in als hoog. Eerdere behandelingen/interventies hebben niet geleid tot een (langdurige) gedragsverandering en/of een verkleining van het gevaar op herhaling. Een strikter kader is geïndiceerd om de noodzakelijk behandeling te waarborgen en te kunnen komen tot de benodigde gedragsverandering. De reclassering acht het noodzakelijk dat de verdachte wordt opgenomen binnen een kader alwaar een langdurige klinische behandeling en een resocialisatietraject gewaarborgd is. Een tbs-maatregel met voorwaarden is gezien de meewerkende houding van de verdachte haalbaar en uitvoerbaar. De verdachte heeft er welbewust voor gekozen om zijn medewerking te verlenen aan het traject van een terbeschikkingstelling met voorwaarden en heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de voorwaarden. Al is de verdachte hierin ook kritisch op zichzelf en geeft hij aan geen garanties te kunnen geven. Wel wil hij deze kans aanpakken om een maatschappelijk geaccepteerd bestaan op te bouwen.
Conclusies
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van het feit rechtvaardigt een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Tegelijkertijd is het van belang dat de verdachte zo spoedig mogelijk kan starten met een behandeling. De rechtbank komt daardoor tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist.
Naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op. Met betrekking tot de vraag of een dergelijke maatregel moet worden opgelegd overweegt de rechtbank allereerst dat het gevaar op herhaling hoog is en dat er geen beschermende factoren aanwezig zijn die dit gevaar op herhaling verlagen. Voorts overweegt de rechtbank dat hoewel de deskundigen aangeven geen mate van toerekeningsvatbaarheid vast te kunnen stellen, de psychiater wel stelt dat er sprake was van gelijktijdigheid; de stoornissen van de verdachte waren aanwezig ten tijde van het hem ten laste gelegde. Uit de rapportages volgt dat behandeling van de verdachte, gezien de ernst van de problematiek en de eerdere problemen in de behandeling, in een strikt kader geïndiceerd is om de noodzakelijke behandeling te kunnen waarborgen en te kunnen komen tot de benodigde gedragsverandering. De rechtbank is met de reclassering en de voornoemde rapporteurs van oordeel dat de ernstige problematiek van de verdachte en het vastgestelde gevaar op herhaling behandeling binnen het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden passend maken, overeenkomstig het door de reclassering geadviseerde plan. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij behoefte heeft aan een stevig behandelkader en dat hij daarom graag wil worden behandeld in een tbs-kader met voorwaarden. De rechtbank onderkent dat de tbs-maatregel met voorwaarden een ingrijpend middel is, desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat de tbs-maatregel met daaraan gekoppeld de onderstaande voorwaarden de beste waarborg biedt om het gevaar op herhaling te voorkomen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van deze maatregel wordt voldaan. Blijkens de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een psychische stoornis, het betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van deze maatregel.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden bevelen. De rechtbank overweegt hiertoe dat, gelet op de aard van de hiervoor beschreven problematiek en het gevaar op herhaling, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 38, 38a, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
de ter beschikking gestelde zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
-de ter beschikking gestelde zal zich melden op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
-de ter beschikking gestelde zal één of meer vingerafdrukken af laten nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de ter beschikking gestelde vast te stellen;
-de ter beschikking gestelde zal zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
-de ter beschikking gestelde zal de reclassering helpen aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
-de ter beschikking gestelde zal ervoor zorgen dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
-de ter beschikking gestelde zal meewerken aan huisbezoeken;
-de ter beschikking gestelde zal de reclassering inzicht geven in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
-de ter beschikking gestelde zal zich niet op een ander adres vestigen zonder toestemming van de reclassering;
-de ter beschikking gestelde zal meewerken aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
-de ter beschikking gestelde zal de reclassering zicht verschaffen op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
-de ter beschikking gestelde zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
3. de ter beschikking gestelde zal zich laten opnemen en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing:
-de maximale duur van de opname bedraagt 24 maanden;
-de opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden;
-de ter beschikking gestelde houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
-als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, beschermd of begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
4. de ter beschikking gestelde zal meewerken, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van een FPA/FPK of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal veertien weken per kalenderjaar;
5. de ter beschikking gestelde zal aansluitend aan zijn klinische opname verblijven in een instelling voor beschermd of begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden;
-de ter beschikking gestelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. de ter beschikking gestelde zal aansluitend aan zijn klinische behandeling zich laten behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt;
-de ter beschikking gestelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
7. de ter beschikking gestelde zal geen drugs en alcohol gebruiken en hij zal meewerken aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde zal worden gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
8. de ter beschikking gestelde zal zich inzetten voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden;
9. de ter beschikking gestelde zal inzicht geven in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind;
10. de ter beschikking gestelde zal zich niet zonder toestemming van de reclassering buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven;
geeft aan de reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
mrs. J.C.M. Persoon en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2020.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 mei 2020 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, die [naam slachtoffer] (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in (de omgeving van) de hals/borst, althans het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 17 mei 2020 te Rotterdam, aan een persoon (te weten [naam slachtoffer] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een wond aan de (hals)slagader en/of aan het sleutelbeen), heeft toegebracht, door die [naam slachtoffer] (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in (de omgeving van) de hals/borst, althans het lichaam, te steken en/of te prikken;
hij, op of omstreeks 17 mei 2020 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in (de omgeving van) de hals/borst, althans het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.