ECLI:NL:RBROT:2020:10972

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
10/741044-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De verdachte was betrokken bij een incident op 14 november 2019, waarbij een vuurwapen werd aangetroffen in een door hem gehuurde auto. Tijdens de zitting op 17 november 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder DNA-materiaal dat op het wapen was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, het vuurwapen voorhanden had gehad, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het wapen omdat het verborgen was.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van een ander ten laste gelegd feit, maar achtte het tweede feit bewezen. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een ernstig feit is dat een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en besloot dat de verdachte niet in aanmerking kwam voor een voorwaardelijke straf, gezien zijn lage motivatie voor reclasseringstoezicht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/741044-19
Datum uitspraak: 1 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdache] ,
raadsman mr. S. Ben Ahmed, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Niet kan worden vastgesteld dat hij het vuurwapen voorhanden heeft gehad, omdat het verborgen lag en zijn DNA op verschillende manieren op het wapen terecht kan zijn gekomen.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte zat samen met de medeverdachte op 14 november 2019 in een door hem gehuurde auto waarin een vuurwapen is gevonden. Op het wapen is DNA-materiaal aangetroffen waaruit DNA-profielen zijn afgeleid die overeenkomen met het DNA-profiel van de verdachte, en de medeverdachte. Die feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs van het ten laste gelegde, terwijl de verdachte zwijgt en dus geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. Als zodanig geldt in elk geval niet de door de raadsvrouw, niet nader onderbouwde, geopperde mogelijkheid van ‘secundaire overdracht’, terwijl dat wapen verstopt was achter het dashboardkastje van de auto. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte op 14 november 2019 samen met de medeverdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring feit 2
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 november 2019 te Delft tezamen en in vereniging met een ander een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN type 1922, kaliber 7,65 millimeter, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander een vuurwapen voorhanden gehad. Het wapen lag verstopt achter het dashboardkastje in een auto waarin zij zich bevonden en die door de verdachte was gehuurd. De patroonhouder van het wapen was gevuld met munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van een vuurwapen leidt immers maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 januari 2020. Dit rapport is op 7 februari 2020 aangevuld. De rapportages houden, kort weergegeven, het navolgende in. De verdachte ervaart op meerdere gebieden problemen. Zijn motivatie voor reclasseringstoezicht lijkt laag. De verdachte is niet intrinsiek gemotiveerd. Indien de verdachte wordt veroordeeld dan schat de reclassering het gevaar op herhaling, het gevaar op letselschade en het gevaar op onttrekking aan de voorwaarden in als hoog.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft verzocht om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het reeds ondergane voorarrest te boven gaat. Een forse voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd zou passender zijn voor de nog jonge verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een straf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarvoor gaat het om een te ernstig feit. Gelet op het reclasseringsadvies waaruit blijkt dat de verdachte niet intrinsiek is gemotiveerd voor reclasseringsbemoeienis en zijn verklaring ter terechtzitting dat hij liever niet wil meewerken aan reclasseringstoezicht, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft gelet op de straffen die doorgaans voor het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor het enkele voorhanden hebben van een pistool een gevangenisstraf van drie maanden genoemd. Strafverzwarend acht de rechtbank dat de patroonhouder van het vuurwapen gevuld was met munitie en het vuurwapen binnen handbereik in een voertuig, op de openbare weg, is aangetroffen.
Alles overwegende kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
mrs. J.C.M. Persoon en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2020.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 13 november 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam slachtoffer] getoond en/of voorgehouden, en/of (daarbij) die [naam slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Je gaat eraan" en/of "Ik kan jou ook doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. hij op of omstreeks 14 november 2019 te Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN type 1922, kaliber 7,65millimeter, voorhanden heeft gehad.