ECLI:NL:RBROT:2020:11481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
10/740236-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling na aanrijding met auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd verdacht van poging tot zware mishandeling door met een auto tegen de aangever aan te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de aangever, die op 12 april 2017 zijn auto voor het stadhuis van Rotterdam parkeerde en vervolgens op de verdachte afliep, een belangrijke rol speelde in de beoordeling van de zaak. De verdachte verklaarde dat hij in paniek was en de situatie wilde ontvluchten, en dat het niet zijn bedoeling was om de aangever aan te rijden. De rechtbank heeft de camerabeelden van het incident bekeken en geconcludeerd dat de verdachte niet met (voorwaardelijk) opzet handelde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, en sprak de verdachte vrij van zowel poging tot zware mishandeling als bedreiging. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier, en het vonnis werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/740236-17
Datum uitspraak: 4 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. N. Claassen, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. van Loon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uur met aftrek van voorarrest, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 1 impliciet primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak (feit 1 impliciet subsidiair en feit 2)
De rechtbank gaat uit van het volgende. De aangever [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) zet op 12 april 2017 rond 19:00 uur zijn auto voor het stadhuis van Rotterdam op de zogenoemde trouwstrook neer. Op hetzelfde moment stopt een Audi schuin achter hem op de rechter rijstrook. [naam slachtoffer] stapt uit zijn auto en loopt in de richting van de Audi. Op dat moment zet de verdachte, rijdend in een Volkswagen Golf, zijn auto achter de Audi. De Audi trekt op en vanaf de kant van de bijrijder wordt iets naar [naam slachtoffer] gegooid. Hij rent een stuk achter de Audi aan en haalt uit naar de Audi, die wegrijdt. [naam slachtoffer] draait zich vervolgens om en loopt op de rechter rijstrook in de richting van de auto van de verdachte. De verdachte trekt op en rijdt in de richting van [naam slachtoffer] , die nog altijd op de rechter rijbaan loopt. Hij blijft op de auto van de verdachte aflopen en springt op korte afstand van de hem tegemoet rijdende auto omhoog, waarbij zijn benen de dakrand van de auto raken. [naam slachtoffer] maakt daarna een salto over de auto heen, landt op zijn voeten en valt vervolgens naar achteren. Hij staat vrijwel meteen weer op, loopt naar zijn eigen auto en rijdt weg.
De vraag is of de verdachte met zijn hiervoor beschreven handelen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het bij [naam slachtoffer] toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier valt - anders dan is aangevoerd door de officier van justitie - niet af te leiden dat door de verdachte willens en wetens in die zin is gehandeld. Daarbij weegt mee dat de verdachte heeft verklaard dat hij is weggereden om de situatie te ontvluchten en dat het niet zijn bedoeling is geweest om iemand aan te rijden.
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat bij de verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. De feitelijke gedragingen van de verdachte moeten worden bezien in de context van zijn verklaringen en de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het dossier. De verdachte heeft verklaard dat hij in paniek was door het gedrag van [naam slachtoffer] , die immers zojuist had uitgehaald naar de (inzittenden van de) Audi, op de rijbaan op hem afrende en dus kennelijk uit was op een confrontatie. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij met een normale snelheid is weggereden en dat [naam slachtoffer] zich op dat moment weliswaar op de rijbaan bevond, maar op enige afstand van zijn auto en nog voldoende mogelijkheden had om naar links of rechts uit te wijken. Deze verklaring vindt steun in de camerabeelden van het incident, zoals ter zitting getoond en door de politie beschreven in het dossier. In het licht van deze verklaring en van de geschetste omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht waren op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [naam slachtoffer] , dat op basis daarvan moet worden aangenomen dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank ziet ook verder geen aanknopingspunten in het dossier om het voorwaardelijk opzet uit af te leiden.
De slotsom is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, zodat hij ook daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is op dezelfde gronden van oordeel dat ook het vereiste (voorwaardelijke) opzet ontbreekt voor de onder 2 aan de verdachte verweten bedreiging. Hij zal dus ook van dit feit worden vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 april 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto (met hoge snelheid) op voornoemde [naam slachtoffer] is ingereden en/of (vervolgens) met die (personen)auto tegen een/de be(e)n(en), althans tegen het lichaam, van die [naam slachtoffer] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 april 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met/in een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [naam slachtoffer] af/toe/in te rijden.