In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd verdacht van poging tot zware mishandeling door met een auto tegen de aangever aan te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de aangever, die op 12 april 2017 zijn auto voor het stadhuis van Rotterdam parkeerde en vervolgens op de verdachte afliep, een belangrijke rol speelde in de beoordeling van de zaak. De verdachte verklaarde dat hij in paniek was en de situatie wilde ontvluchten, en dat het niet zijn bedoeling was om de aangever aan te rijden. De rechtbank heeft de camerabeelden van het incident bekeken en geconcludeerd dat de verdachte niet met (voorwaardelijk) opzet handelde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, en sprak de verdachte vrij van zowel poging tot zware mishandeling als bedreiging. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier, en het vonnis werd openbaar uitgesproken.