ECLI:NL:RBROT:2020:11482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
10/063810-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedrijfsinbraken door verdachte in Schiedam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zeven verdenkingen tegen zich had, waaronder diefstal met geweld en bedrijfsinbraken. De verdachte heeft op de zitting alle feiten bekend. De rechtbank heeft hem een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 166 dagen voorwaardelijk, met de verplichting tot reclasseringstoezicht, verslavingsbehandeling en verblijf bij Intensief Beschermd Wonen. Daarnaast moet de verdachte schadevergoeding betalen aan twee benadeelde partijen.

De feiten zijn gepleegd in Schiedam, waarbij de verdachte op 15 maart 2019 een gouden armband heeft gestolen van een juwelier, en daarbij geweld heeft gebruikt. Ook heeft hij geprobeerd om geld en sieraden te stelen bij een andere juwelier, waarbij hij de bedreiging met een deurklink heeft gebruikt. Verder heeft hij bij twee apotheken ingebroken en zich verzet tegen de politie tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten vastgesteld op basis van de verklaringen van de verdachte en het bewijs dat is geleverd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat hij de kans krijgt om zijn gedrag te verbeteren en recidive te voorkomen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/063810-19
Datum uitspraak: 4 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. F. Laros, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 348 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en reeds van kracht zijn in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de te stellen voorwaarden en het toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feiten 1, 3, 4, 5, 6 en 7)
Het onder 1 en 3 tot en met 7 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 2)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde geweldscomponent. Door de verdachte is namelijk slechts een deurklink getoond aan de aangeefster en dat levert geen bedreiging met geweld op.
Beoordeling
De verdachte is op 15 maart 2019 [naam juwelier 1] binnen gelopen en heeft de aangeefster gevraagd om geld en sieraden. Verder is op camerabeelden te zien dat hij daarbij een deurklink uit zijn jaszak heeft gepakt en deze op de aangeefster heeft gericht. De combinatie van die omstandigheden brengt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte met die deurklink zijn vraag om geld of sieraden kracht heeft willen bijzetten en dat die gedraging dus moet worden aangemerkt als een bedreiging met geweld om de aangeefster tot afgifte van geld of sieraden te dwingen. Daarmee is de opzet op die afgifte gegeven. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van dit feit.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 15 maart 2019 te Schiedam een gouden armband, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam juwelier 2] (gevestigd op [adres delict 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door voornoemde armband uit de handen van die [naam slachtoffer 2] te grissen;
2.
hij op 15 maart 2019 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag en/of sieraden, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam juwelier 1] (gevestigd aan [adres delict 1] ), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken,
- die [naam slachtoffer 1] heeft toegevoegd de woorden: "Ik wil geld" en Dan wil ik sieraden" en
zijn handen naar zijn jaszakken heeft bewogen alsof hij enig wapen ging pakken en
- met zijn (rechter)hand een zilverkleurig, rechthoekig voorwerp, te weten een deurklink, uit zijn zak heeft gehaald en dit voorwerp als een vuurwapen heeft vastgehouden en dit voorwerp in de richting van die [naam slachtoffer 1] heeft gericht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 12 maart 2019 te Schiedam een aantal doosjes Oxazepam, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam apotheek 1] (gevestigd aan de [adres delict 3] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft;
4.
hij op 8 februari 2019 te Schiedam een geldbedrag van ongeveer 7 euro, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam apotheek 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.
hij op 15 maart 2019 te Schiedam, zich met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, te weten [naam slachtoffer 3]
(hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam) en [naam slachtoffer 4] (hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam), werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten belast met algehele politiesurveillance en de aanhouding van hem, verdachte, wegens de verdenking van het plegen van een of meerdere strafbare feiten door
- zijn, verdachtes, spieren aan te spannen en
- zijn, verdachtes, vuisten te ballen en
- (met kracht) zijn, verdachtes, armen te bewegen in een tegengestelde richting als die ambtenaren hem trachtten te geleiden;
6.
hij op 1 april 2019 te Schiedam een kassalade (met inhoud), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam café] en/of [naam slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak;
7.
hij op 25 maart 2019 te Schiedam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 6] toebehoorde, heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
2.
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
3., 4. en 6.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak;
5.
wederspannigheid;
7.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in korte tijd zeven strafbare feiten gepleegd. Zo heeft hij zich op 15 maart 2019 schuldig gemaakt aan een poging en een geslaagde diefstal met geweld bij twee juweliers. Bij de eerste heeft hij geprobeerd geld of sieraden te krijgen door dreigend een deurklink aan de medewerkster te tonen. Kort daarna is hij een andere juwelier binnengelopen. Daar heeft hij een gouden armband uit de handen van de medewerker getrokken, waarna hij is weggerend. Met dit nare gedrag heeft de verdachte niet alleen overlast en schade toegebracht, maar ook de betrokken medewerkers schrik aangejaagd. Hierbij komt dat hij zich vervolgens heeft verzet tegen zijn aanhouding en daarmee het werk van de politie heeft bemoeilijkt. Daarnaast heeft de verdachte op 8 februari en 12 maart 2019 bij twee apotheken de ramen ingeslagen om medicatie en geldbedragen weg te nemen. Op 1 april 2019 heeft hij ingebroken bij een café, nadat hij op 25 maart 2019 de toegangsdeur van zijn voormalig appartementencomplex heeft open gebroken, omdat hij zijn sleutel kwijt was. Door zo te handelen heeft de verdachte ervan blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en alleen maar oog te hebben voor zijn eigen belangen. Dit alles wordt hem flink aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 17 mei 2019 een rapport over de verdachte opgemaakt. Daarin is een meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en begeleid wonen of maatschappelijke opvang geadviseerd
.
Op 25 maart en 14 oktober 2020 heeft GGZ Tactus voortgangsrapporten opgemaakt.
In het laatste rapport staat onder meer het volgende. De verdachte verblijft sinds 2 juni 2020 bij het Intensief Beschermd Wonen (IBW) te Apeldoorn. Hij is momenteel abstinent van harddrugs en alcohol. Recentelijk zijn er naar aanleiding van enkele positieve urinecontroles de vermoedens dat verdachte lijdt aan het zogenaamde bierbrouwerssyndroom. Binnen het toezicht komt de verdachte over het algemeen zijn afspraken na. Hij is gemotiveerd voor een gedragsverandering. De behandeling is sinds kort overgenomen door de forensische poli JusTact in Apeldoorn. Geadviseerd wordt om het traject voort te zetten en dit niet te doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Met de officier van justitie wordt geoordeeld dat het onvoorwaardelijk deel daarvan niet langer moet zijn dan de tijd dat de verdachte al in voorarrest heeft gezeten.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou namelijk het reeds ingezette behandelingstraject doorkruisen en dat zou onwenselijk zijn. Het wordt zowel in zijn belang als dat van de samenleving geacht dat de verdachte verder zal worden begeleid en ondersteund om het recidiverisico te beperken. In dat verband zal ook een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met daaraan verbonden de geadviseerde voorwaarden.
Anders dan de officier van justitie wordt geen aanleiding gezien een langere proeftijd dan twee jaar op te leggen. Ook de gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid zal niet worden overgenomen. Niet valt namelijk in te zien dat en waarom aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten is voldaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
[naam juwelier 2]ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft, na aanpassing van de schriftelijk ingediende vordering ter terechtzitting, een vergoeding van € 327,95 gevorderd ter zake van materiële schade aan de toonbank van de juwelier.
[naam apotheek 2]ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 7,- wisselgeld en een onbekend bedrag voor herstel van de vernielde ruit gevorderd ter zake van materiële schade.
[naam slachtoffer 6]ter zake van het onder 7 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 398,09 gevorderd ter zake van materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van [naam juwelier 2] en van [naam apotheek 2] voor zover deze betrekking heeft op het wisselgeld toewijsbaar, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[naam apotheek 2] , voor het overige, en [naam slachtoffer 6] , voor het geheel, moeten niet ontvankelijk worden verklaard, bij gebrek aan onderbouwing.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partijen [naam apotheek 2] en [naam slachtoffer 6] niet ontvankelijk te verklaren in hun vordering. Ten aanzien van de vordering van [naam juwelier 2] heeft de verdediging aangevoerd dat bij toewijzing van de vordering moet worden uitgegaan van de aanvankelijk ingediende offerte.
8.3.
Beoordeling
Vordering [naam juwelier 2]
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd zal de gevorderde schadevergoeding worden toegewezen tot een bedrag van € 327,95, zoals blijkt uit de op zitting overgelegde factuur.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2019.
Omdat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Vordering [naam apotheek 2]
Omdat vast is komen te staan dat aan deze benadeelde partij door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, deze schade naar behoren is onderbouwd en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal deze vordering tot een bedrag van € 7,- worden toegewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het overige deel van de vordering, omdat dit deel onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2019.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Vordering [naam slachtoffer 6]
Omdat enige onderbouwing van de vordering ontbreekt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 180, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
166 (honderdzesenzestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, gedurende de proeftijd of zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
3. de veroordeelde zal zich indien nodig onder ambulante behandeling stellen van Antes, of soortgelijke ambulante forensische zorg, voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de kliniek verantwoord vindt.
4. De veroordeelde dient zich, indien de reclassering dat noodzakelijk acht, eenmaal te laten opnemen in een zorginstelling voor een kortstondige klinische opname van maximaal zeven weken (of zoveel korter als de reclassering verantwoordt vindt), maar alleen als het een opname betreft in verband met zijn verslavingsproblematiek;
5. de veroordeelde zal verblijven bij Stichting De Ontmoeting of een andere instelling voor begeleid wonen maatschappelijke opvang, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
6. de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van huisvesting, inkomen, werk en/of dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij
[naam slachtoffer 6]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam juwelier 2], te betalen een bedrag van
€ 327,95 (zegge: driehonderdzevenentwintig euro en vijfennegentig cent),bestaande uit € 327,95 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 327,95(hoofdsom,
zegge: driehonderdzevenentwintig euro en vijfennegentig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 327,95 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam apotheek 2], te betalen een bedrag van
€ 7,- (zegge: zeven euro),bestaande uit
€ 7,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 7,-(hoofdsom,
zegge: zeven euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2019 te Schiedam een gouden armband, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam juwelier 2] (gevestigd op [adres delict 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde armband uit de handen van die [naam slachtoffer 2] te grissen/rukken;
2.
hij op of omstreeks 15 maart 2019 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam juwelier 1]
(gevestigd op/aan [adres delict 1] ), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal heeft toegevoegd de woorden: "Ik wil geld" en/of "Dan wil ik sieraden" en/of
- meermalen althans eenmaal zijn handen naar zijn jaszakken heeft bewogen alsof hij enig wapen ging pakken en/of
- met zijn (rechter)hand een zilverkleurig, rechthoekig voorwerp, te weten een deurklink, uit zijn zak heeft gehaald en/of dit voorwerp als een vuurwapen heeft vastgehouden en/of dit voorwerp in de richting van die [naam slachtoffer 1] heeft gericht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 12 maart 2019 te Schiedam een (groot) aantal doosjes Oxazepam, in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam apotheek 1] (gevestigd op/aan [adres delict 3] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te Schiedam een geldbedrag van ongeveer 7 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam apotheek 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 15 maart 2019 te Schiedam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, te weten [naam slachtoffer 3]
(hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam) en [naam slachtoffer 4] (hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam), werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/haar/hun bediening, te weten belast met algehele politiesurveillance en/of de aanhouding van hem, verdachte, wegens de verdenking van het plegen van een of meerdere strafbare feiten door
- zijn, verdachtes, spieren aan te spannen en/of
- zijn, verdachtes, vuisten te ballen en/of
- (met kracht) zijn, verdachtes, armen te bewegen in een tegengestelde richting dan die ambtenaren hem trachtten te geleiden;
6.
hij op of omstreeks 1 april 2019 te Schiedam een kassalade (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam café] en/of [naam slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen kassalade (met inhoud) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij op of omstreeks 25 maart 2019 te Schiedam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 6] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.