ECLI:NL:RBROT:2020:11746

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
ROT 19/3662
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen salarisverlaging wegens arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als jurist bij verweerder, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen een salarisverlaging van 10% in verband met arbeidsongeschiktheid. De salarisspecificatie van november 2018, waartegen eiseres zich keert, betreft een herhaling van een eerder besluit en is niet gericht op een rechtsgevolg. Eiseres heeft in haar beroepschrift niet voldoende onderbouwd waarom de reactie van verweerder op haar bezwaar ontoereikend was. De rechtbank oordeelt dat de brief van 11 juni 2018, waarin de voorwaarden voor salarisdoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid zijn uiteengezet, wel degelijk een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, maar dat de salarisspecificatie van november 2018 geen nieuw besluit inhoudt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen op 16 december 2020.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/3662

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eisers] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. ten Broek,
en

het Drechtstedenbestuur, verweerder,

gemachtigde: mr. M.R. Hoendermis.

Procesverloop

Bij de salarisbetaling van november 2018 heeft verweerder in verband met ziekte een korting van tien procent op het salaris van eiseres toegepast.
Bij besluit van 13 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen de salarisspecificatie november 2018 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres is als jurist bezwaar en beroep bij verweerder werkzaam.
2
2.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 5 juni 2019, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het rechtgevolg eerder dan de bestreden salarisspecificatie in het leven is geroepen, namelijk bij besluit van 11 juni 2018 dan wel bij de eerste uitbetaling in de periode mei 2018 tot november 2018. Ook heeft verweerder zich op het standpunt dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3
3.1
Eiseres heeft in het beroepschrift verzocht om de inhoud van het bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen zonder daarbij aan te geven in welk opzicht, in haar visie, de reactie van verweerder in het bestreden besluit op de bezwaargronden ontoereikend was. Dit is onvoldoende om als een beroepsgrond te kwalificeren. De rechtbank zal zich dan ook in het hiernavolgende beperken tot de toegelichte beroepsgronden die tegen de beslissing op bezwaar zijn gericht.
3.2
Eiseres betoogt dat de brief van 11 juni 2018 niet meer is dan een uitleg van de regelgeving bij langdurige arbeidsongeschiktheid en een aankondiging dat, als de arbeidsongeschiktheid van eiseres langdurig zou blijken te zijn, rechtsgevolgen zullen intreden. Door dit voorbehoud is er volgens eiseres geen sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtsgevolgen treden volgens eiseres pas in op het moment zij daadwerkelijk in haar belang wordt getroffen. Dit is het moment dat haar bezoldiging daadwerkelijk wegens langdurig arbeidsongeschiktheid wordt verminderd.
Brief van 11 juni 2018
4
4.1
In de brief van 11 juni 2018 is vermeld dat eiseres tijdens arbeidsongeschiktheid in de 7de tot en met de 12de maand recht heeft op 90% salarisdoorbetaling, in de 13de tot en met de 24ste maand op 75% salarisdoorbetaling en na de 24ste maand op 70% salarisdoorbetaling.
4.2
In de brief van 11 juni 2018 is aan de periode 7de tot en met de 12de maand een concrete ingangsdatum verbonden, namelijk 29 mei 2018. Voor zover deze brief op het verminderen van het salaris van eiseres tot 90% ziet heeft het dan ook een verandering in de rechtspositie van eiseres tot gevolg. Dat dit een toekomstig rechtsgevolg is waaraan een voorbehoud is verbonden, kan de rechtbank niet volgen. De brief is immers van een datum gelegen na de ingangsdatum van de vermindering van het salaris. Er is dus sprake van een rechtsgevolg met terugwerkende kracht, zonder enig voorbehoud. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de brief van 11 juni 2018 op dit punt een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is.
4.3
Een dergelijk rechtsgevolg is er echter niet ten aanzien van de periode 13de tot en met de 24ste maand en de periode daarna. Zoals verweerder ook zelf op zitting heeft verklaard was het bij het nemen van besluit van 11 juni 2018 niet duidelijk op welke data deze perioden zouden aanvangen. Hierdoor zijn aan deze perioden geen concrete data verbonden. Voor zover de brief van 11 juni 2018 ziet op de periode 13de tot en met de 24ste maand en de periode daarna is de brief van 11 juni 2018 dan ook geen besluit in de zin van de Awb en is deze brief slechts informatief van aard.
Salarisspecificatie van november 2018
5
5.1
Eiseres heeft zich in deze procedure tegen de salarisspecificatie van november 2018 gekeerd. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) blijkt dat als een salarisspecificatie wordt bestreden en dit ziet op een terugkerend element, de salarisspecificatie alleen een besluit is bij de eerste keer dat dit element aan de orde is. Bij latere betalingen is het element alleen een herhaling van het eerdere besluit. Een dergelijke herhaling is niet op een rechtsgevolg gericht en is daardoor geen besluit. Dit is anders als het element wordt veranderd of als een betaling een weigering inhoudt van een besluit dat wel had moeten zijn genomen. Hierbij valt te denken aan de weigering het salaris aan te passen in verband met een uit een toepasselijke rechtsregel voortvloeiende trendmatige verhoging (CRvB 18 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3274).
5.2
Partijen zijn het met elkaar eens dat de vermindering van het salaris tot 90% wegens arbeidsongeschiktheid sinds 29 mei 2018 onafgebroken heeft plaatsgevonden en dat eiseres niet eerder dan tegen de salarisspecificatie van november 2018 is opgekomen. Deze korting is in november 2018 dan ook een terugkerend element in de salarisbetaling aan eiseres. Eiseres heeft in beroep niet betoogd dat de toepassing van deze korting in november 2018 een weigering is van een besluit dat verweerder wel had moeten nemen. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de salarisspecificatie, voor zover dat ziet op het korten van het salaris tot 90% wegens arbeidsongeschiktheid, niet op een rechtsgevolg is gericht en daardoor geen besluit in de zin van de Awb is.
5.3
Ook ten aanzien van de vermindering van het salaris tot 75% is er geen sprake van een besluit in de zin van de Awb. Ondanks dat de 13de maand van arbeidsongeschiktheid, de maand waarop het salaris tot 75% zou worden gekort, op 29 november 2018 behoorde aan te vangen, heeft verweerder bij besluit van 14 december 2019 besloten om het korten tot 75% met drie maanden op te schorten en eiseres vanaf 1 december 2018 tot 1 maart 2019 100% salaris uit te keren. Dit is niet door eiseres betwist. Daarbij blijkt uit de salarisspecificatie van november 2018 dat het salaris van eiseres van deze maand precies tot 90% is gekort. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder blijkbaar is teruggekomen op zijn voornemen om met ingang van 29 november 2018 het salaris van eiseres tot 75% te korten. Hierdoor heeft de salarisspecificatie van november 2018 ook op dit punt geen verandering van de rechtspositie van eiseres tot gevolg gehad.
5.4
Dit geheel maakt dat verweerder terecht het bezwaar tegen de salarisspecificatie van november 2018 niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Conclusie
6
6.1
Het beroep is ongegrond.
6.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 16 december 2020.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.