ECLI:NL:RBROT:2020:11747

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
ROT 19/5753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens duurzaam verstoorde arbeidsrelatie en de gevolgen voor herplaatsing en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een leerkracht, eiseres, en het College van Bestuur van de Stichting Openbaar Verenigd Onderwijs Gorinchem, verweerder. Eiseres was werkzaam als leerkracht en haar dienstverband werd per 1 september 2019 beëindigd wegens een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Eiseres had bezwaar aangetekend tegen het besluit van verweerder, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verstoorde arbeidsrelatie niet alleen voortkwam uit de deelname van eiseres aan een groepsapp, maar vooral uit de onmogelijkheid om constructief te communiceren over een berisping. De rechtbank oordeelde dat de verstoorde relatie voldoende was om het ontslag te rechtvaardigen. Eiseres had ook betoogd dat er geen mediation was aangeboden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder wel degelijk een mediationtraject had aangeboden, dat eiseres zelf had afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen mogelijkheden waren voor herplaatsing binnen de organisatie, gezien het gebrek aan vertrouwen in eiseres en het feit dat het conflict op meerdere niveaus speelde. Eiseres had ook verzocht om schadevergoeding, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat het ontslagbesluit in stand bleef en er geen sprake was van onrechtmatig handelen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/5753

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. G. Karaer,
en
het College van Bestuur van de Stichting Openbaar Verenigd Onderwijs Gorinchem en de regio, verweerder,
gemachtigde: mr. F.J.J.M. Janssen.

Procesverloop

Bij besluit van 14 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het dienstverband van eiseres met ingang van 1 september 2019 beëindigd wegens redenen van gewichtige aard, bestaande uit een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Ook heeft verweerder eiseres een vergoeding ter hoogte van anderhalf maandsalaris toegekend.
Bij besluit van 4 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser was tot 1 september 2019 als leerkracht bij verweerder werkzaam.
2
2.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie.
Omvang van het geschil
3
3.1
Eiseres richt zich in haar beroepsgronden niet alleen tegen haar ontslag, maar ook tegen haar schorsing en de verlenging daarvan. Eiseres betoogt dat met het primaire besluit de schorsing is gehandhaafd.
3.2
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. Het primaire en het bestreden besluit zien alleen op het ontslag van eiseres. Uit deze besluiten blijkt op geen enkele wijze dat daarmee de schorsing van eiseres is gehandhaafd. Daarnaast heeft eiseres met haar pro forma beroepsschrift van 12 november 2019 uitsluitend tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en niet tegen de beslissingen op bezwaar van 17 september 2019 die zien op haar schorsing. Eiseres gaat pas in de beroepsgronden van 13 december 2019 op deze laatste besluiten in. Voor zover het beroep van eiseres is gericht tegen de beslissingen op bezwaar die zien op haar schorsing, zijn deze beroepen niet-ontvankelijk. De beroepen zijn buiten de beroepstermijn van 6 weken als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediend. Eiseres heeft geen in artikel 6:11 van de Awb bedoelde redenen aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.
3.3
De rechtbank stelt verder vast dat het bestreden besluit uit twee deelbesluiten bestaat, namelijk het ontslag en de toekenning van een vergoeding. Eiseres heeft alleen tegen het ontslag beroepsgronden ingediend. De rechtbank beperkt zich tot het ontslag en behandelt daarbij ook het verzoek van eiseres om een schadevergoeding.
Bevoegdheid
4
4.1
Eiseres betoogt dat het primaire en het bestreden besluit in strijd met het Management-statuut Stichting OVO Gorinchem (mandaatregeling) en in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb zijn genomen.
4.2
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. Gelet op artikel 10:1 van de Awb wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Het primaire besluit en het bestreden besluit zijn echter door het College van Bestuur en dus door het bestuursorgaan zelf genomen. Van besluiten die door een gemandateerde zijn genomen is dan ook geen sprake, waardoor de mandaatregeling en artikel 10:3, derde lid, van de Awb toepassing missen. De mandaatgever blijft gelet op artikel 10:7 van de Awb daarnaast ook zelf bevoegd om gemandateerde bevoegdheden uit te oefenen.
Verstoorde arbeidsverhouding
5
5.1
Verweerder heeft eiseres met toepassing van artikel 10.b.3, aanhef en twaalfde lid, van de Collectieve arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs ontslag verleend op grond van andere met name genoemde en aan de betrokkene schriftelijke meegedeelde redenen van gewichtige aard. Deze redenen heeft verweerder omschreven als een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie tussen eiseres en de Directeur Omnia College en Merewade Praktijkschool (directeur) en tussen eiseres en haar collega, [naam] ( [naam] ).
5.2
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) blijkt dat het hiervoor bedoelde ontslag kan worden toegepast als er op het moment van het ontslag sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding of een impasse en voortzetting van het dienstverband niet van het bestuursorgaan kan worden verlangd (CRvB 12 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:660).
5.3
In tegenstelling tot eiseres is de rechtbank van oordeel dat voldoende duidelijk is welke gebeurtenissen tot de verstoorde arbeidsverhouding hebben geleid. Tijdens de zitting is gebleken dat niet de deelname van eiseres aan de groepsapp van leerlingen de directe aanleiding voor de verstoorde arbeidsverhouding is, maar de constatering van de leidinggevende dat een gesprek met eiseres niet mogelijk was over de in ontvangst name van de brief met daarin het voornemen om eiseres te berispen. Ook uit het taalgebruik en de houding van beide partijen in het e-mailverkeer dat daarop volgde blijkt dat sindsdien de verhouding verstoord is geraakt. In dat kader verwijst de rechtbank bijvoorbeeld naar het
e-mailbericht van de gemachtigde van eiseres aan de voorzitter van de Raad van Toezicht waarin zware beschuldigingen richting verweerder worden geuit, waaronder dat de directeur een schrikbewind voert en de voorzitter van het College van Bestuur schofferend handelt. Ook in beroep en tijdens de zitting is de rechtbank niet gebleken dat de relatie inmiddels is genormaliseerd. Zo heeft eisers het over ‘bedreigingen’ als zij over de situatie met [naam] spreekt en beschuldigt zij de voorzitter van het College van Bestuur van vooringenomenheid en het handelen vanuit eigen belang. Daarnaast geeft de leidinggevende eiseres aan het einde van de zitting de Engelstalige uitdrukking “It takes two to tango!” mee om over na te denken. Van een normale arbeidsverhouding is dan ook geen sprake.
5.4
Dat eiseres wel goed met andere collega’s overweg kan en dat zij van hen en van leerlingen steunbetuigingen heeft gekregen, maken niet dat geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen eiseres en de directeur en tussen eiseres en collega [naam] . Ook de schriftelijke getuigenverklaring van een collega leidt niet tot andere conclusie, maar is juist een bevestiging dat de relatie is verstoord. Verder leidt ook de stelling dat eiseres sinds haar aanstelling in augustus 2016 altijd goed heeft gefunctioneerd niet tot een andere conclusie. Eiseres is immers geen ontslag wegens disfunctioneren verleend en in zoverre staat haar functioneren als leerkracht dan ook niet ter discussie. Dat eiseres geen verbetertraject is aangeboden, is in deze procedure dan ook niet van belang.
5.5
De vraag aan wie de verstoorde arbeidsverhouding is te wijten laat de rechtbank in het midden, aangezien de verwijtbaarheid niet relevant is voor de vraag of er sprake van een verstoorde arbeidsverhouding is (CRvB 30 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2699).
Duurzaam karakter
6
6.1
Eiseres betoogt dat de verstoorde arbeidsrelatie geen duurzaam karakter heeft, omdat haar geen mediation is aangeboden.
6.2
De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog. Uit de stukken blijkt dat verweerder eiseres op 7 juni 2019 een mediationtraject heeft aangeboden om de relatie met de directeur en met collega [naam] te normaliseren. Verweerder heeft in dat kader ermee ingestemd dat eiseres voorafgaand aan de mediation geen radiostilte richting derden wilde afspreken, met het door eiseres voorgestelde mediationtraject via de rechtbank en dat eiseres de toen lopende juridische procedures voor de duur van mediation niet wilde aanhouden. Uit het feit dat verweerder met dit laatste heeft ingestemd blijkt dat verweerder een serieuze poging tot mediation wilde doen. Het aanhouden van juridische procedures tijdens een mediationtraject is immers gebruikelijk, omdat de doel en strekking van beide trajecten tegenstrijdig zijn. Uiteindelijk heeft eiseres zelf ervoor gekozen om het mediationtraject niet voort te zetten en heeft zij haar voorkeur voor de gerechtelijke procedure uitgesproken. Deze keuze van eiseres kan verweerder niet worden tegengeworpen.
6.3
Dat naast mediation ook acceptatie van een berisping onderdeel is van verweerders voorstel om het geschil tussen partijen op te lossen acht de rechtbank op zich niet onredelijk. Een minnelijktraject heeft immers tot doel om het geschil finaal op te lossen en een mogelijk toekomstig juridisch traject binnen dat geschil is tegenstrijdig met dit doel.
6.4
Nu eiseres zelf heeft gekozen om niet in onderling overleg tot een oplossing te komen, is de rechtbank van oordeel dat er een impasse is ontstaan op grond waarvan van verweerder niet kan worden verlangd dat hij het dienstverband met eiseres voortzet.
Herplaatsing
7
7.1
Eiseres betoogt dat verweerder geen enkel voorstel heeft gedaan om haar op een andere locatie te herplaatsen.
7.2
Uit rechtspraak van de CRvB blijkt dat bij een ontslag als hier aan de orde geldt dat het bij het nemen van het ontslagbesluit duidelijk moet zijn dat herplaatsing elders binnen de organisatie niet mogelijk is of dat van verdere inspanning daartoe geen resultaat is te verwachten (CRvB 25 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2500).
7.3
Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat herplaatsing elders binnen de organisatie niet mogelijk is, omdat het conflict op meerdere niveaus speelt namelijk met een collega, met de directeur en met de voorzitter van het College van Bestuur. Daarnaast is er ook geen vacature beschikbaar.
7.4
Gelet op wat de rechtbank onder 5.3 heeft overwogen acht de rechtbank verweerders standpunt niet onredelijk. Duidelijk is dat binnen verweerders organisatie geen vertrouwen meer in de persoon van eiseres is en dat daardoor uitzicht op een vruchtbare samenwerking ontbreekt. Nu dit vertrouwen organisatiebreed wordt gevoeld, hoefde verweerder geen onderzoek naar een interne herplaatsing te verrichten. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de CRvB van 8 maart 2018 waarin de CRvB tot een vergelijkbaar oordeel kwam (ECLI:NL:CRVB:2018:679).
Verbod op vooringenomen
8
8.1
Eiseres betoogt dat het primaire besluit en het bestreden besluit in strijd zijn met verbod op vooringenomen, omdat deze besluiten op een partijdige wijze zijn genomen en er geen rekening met haar belangen is gehouden. Dit komt volgens eiseres, omdat beide besluiten door de voorzitter van het College van Bestuur zijn genomen, omdat het ontslagbesluit in de ik-vorm is geschreven en omdat haar gemachtigde veelvuldig in het ontslagbesluit en in andere stukken wordt genoemd. Hieruit blijkt volgens eiseres ook dat de voorzitter van het College van Bestuur bij de besluiten een persoonlijk belang heeft.
8.2
Uit de door eiseres genoemde omstandigheden leidt de rechtbank niet af dat verweerder in strijd met het verbod op vooringenomenheid heeft gehandeld. Ondanks dat het wellicht ongebruikelijk is om een besluit in de ik-vorm te formuleren, blijkt duidelijk uit de besluiten dat zij door het College van Bestuur zijn genomen en heeft verweerder onbetwist gesteld dat de voorzitter daarvan het enige lid is. Daarnaast heeft de rechtbank al vastgesteld dat verweerder het nemen van deze besluiten niet aan een gemandateerde over hoefde laten. Dat in het besluit naar de gemachtigde van eiseres wordt verwezen, acht de rechtbank niet onlogisch. De gemachtigde heeft eiseres tijdens de periode in kwestie bijgestaan en tussen de gemachtigde en verweerder is veelvuldig contact geweest. Welk persoonlijk belang de voorzitter bij de besluiten precies nastreeft, heeft eiseres niet onderbouwd en het bestaan daarvan heeft verweerder bestreden. Hierdoor heeft eiseres het persoonlijke belang niet aannemelijk gemaakt.
Schadevergoeding
9
9.1
Eiseres verzoekt om haar met toepassing van artikel 8:88 van de Awb een schadevergoeding toe te kennen. Nu het ontslagbesluit in stand blijft en er geen sprake is van een onrechtmatig besluit en of van onrechtmatig handelen ter voorbereiding van dat besluit, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een schadevergoeding bovenop de ontslag-vergoeding die eiseres al heeft ontvangen. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af.
Conclusie
10
10.1
Het beroep is ongegrond.
10.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • het beroep tegen de beslissingen op bezwaar van 17 september 2019 die zien op haar schorsing niet-ontvankelijk;
  • het beroep tegen het ontslagbesluit ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding van eiseres af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 16 december 2020.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.