ECLI:NL:RBROT:2020:11749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
ROT 19/6202
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op vertrouwensbeginsel in sollicitatieprocedure bij de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de Belastingdienst, en de Staatssecretaris van Financiën. Eiser had gesolliciteerd naar de functie van Fiscalist, maar zijn sollicitatie werd afgewezen. Eiser stelde dat hij op basis van toezeggingen en mededelingen van een selectiecommissie redelijkerwijs mocht verwachten dat hij bij de directie Grote Ondernemingen (GO) zou worden geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangehaalde e-mailberichten geen toezeggingen bevatten die aan de Staatssecretaris konden worden toegerekend. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er toezeggingen waren gedaan die zijn gerechtvaardigde verwachtingen konden onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de rol van de selectiecommissie in het proces.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/6202

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf,
en

de Staatssecretaris van Financiën, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. A.A.W.M. van Gerwen.

Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de sollicitatie van eiser naar de functie van Fiscalist afgewezen.
Bij besluit van 24 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser is werkzaam bij de Belastingdienst, directie Particulieren, dienstverlening en bezwaar.
2
2.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel ten aanzien van de geschiktheid voor de functie van Fiscalist slaagt, maar niet ten aanzien van de plaatsing bij de directie Grote ondernemingen (GO).
3
3.1
Het verzoek van eiser in het beroepschrift om de inhoud van het bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen zonder daarbij aan te geven in welk opzicht, in zijn visie, de reactie van verweerder in het bestreden besluit op de bezwaargronden ontoereikend was, is onvoldoende om te kwalificeren als een beroepsgrond.
De rechtbank zal zich dan ook in het hiernavolgende beperken tot de toegelichte beroepsgronden die gericht zijn tegen de beslissing op bezwaar.
Vertrouwensbeginsel
4
4.1
Eiser heeft tijdens de zitting bevestigd dat het geschil in beroep is beperkt tot de vraag of hem is toegezegd dat hij bij de directie GO zal worden geplaatst.
4.2
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in 2019 een nieuw stappenplan heeft uiteengezet voor het toetsen van een beroep op het vertrouwensbeginsel. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft zich bij dit stappenplan aangesloten (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694 en de uitspraken van de CRvB van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351, CRvB 4 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:559 en
CRvB 13 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1844)
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel moeten de volgende stappen worden gezet:
Stap 1
Als eerst moet de vraag worden beantwoord of de betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokken in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
Stap 2
Als tweede moet de vraag worden beantwoord of de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend.
Stap 3
Is er sprake van een gerechtvaardigde verwachting, dan moet de vraag worden beantwoord of er zwaarder wegende belangen zijn, zoals strijd met de wet, het algemeen belang of belangen van derden, die eraan in de weg staan dat aan de gerechtvaardigde verwachting moet worden voldaan.
E-mailberichten van 9 november 2018, 8 januari 2019 van 25 januari 2019
4.3
In deze e-mailberichten ziet de rechtbank geen toezegging of andere uitlating of gedraging waaruit eiser redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat verweerder hem bij de directie GO zou plaatsen.
4.4
In het e-mailbericht van 9 november 2018 maakt mevrouw [naam 1] , directeur Shared Service Organisatie (SSO), duidelijk onderscheid tussen de functie en de plaatsing. Uit dit e-mailbericht volgt dat eiser voor de functie van Fiscalist geschikt is bevonden en dat SSO zijn best zal doen om eiser te plaatsen bij zijn voorkeur directie en/of locatie. Uit dit e-mailbericht blijkt niet dat eiser bij de directie GO zal worden geplaatst.
4.5
In het e-mailbericht van 8 januari 2019 heeft [naam 2] , teamleider bezwaar (de teamleider van eiser), aangegeven aan [naam 3] dat de door haar aangegeven belemmering voor plaatsing, te weten dat hij vanuit het opleidingsteam zou hebben gesolliciteerd, leek te zijn weggenomen en dat [naam 3] daarop heeft toegezegd dat zij de overstap van eiser naar GO in orde zou maken.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier geen stukken ter bevestiging van [naam 3] van deze toezegging zijn terug te vinden, zodat onduidelijk is of [naam 3] daadwerkelijk een dergelijke toezegging heeft gedaan. Hiermee is niet aan stap 1 voldaan.
4.6
Op 25 januari 2019 heeft eiser een e-mailbericht gestuurd aan [naam 4] ( [naam 4] ), projectleider Versnelde Selectie (intern) a.i., waarin eiser [naam 4] bedankt voor het gesprek van die dag. In dit e-mailbericht geeft eiser onder meer het volgende aan:

Vandaag hebben wij elkaar gesproken over de verdere behandeling van mijn sollicitatie naar de functie van fiscalist bij GO. … Vandaag vertelde je mij dat ik vanwege mijn geschiktheid en bekwaamheid recht heb op een plek, maar nog even geduld moet hebben voor een definitieve plaatsing. Zodra dat bekend is, zal ik een terugkoppeling krijgen.
In reactie op dit e-mailbericht van eiser bevestigt [naam 4] het verhaal van eiser en dat hij eiser, zodra hij meer weet op de hoogte zal brengen.
De rechtbank stelt vast dat in deze e-mailwisseling geen toezegging door [naam 4] is gedaan over de plaatsing van eiser bij GO, zodat niet is voldaan aan stap 1.
Mededeling selectiecommissie
4.7
Uit mededelingen van de selectiecommissie kan eiser naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet afleiden hoe verweerder zijn bevoegdheid zal uitoefenen.
Ook kunnen mededelingen van de selectiecommissie niet aan verweerder worden toegerekend. Een dergelijke commissie is immers onafhankelijk van het bevoegd gezag en brengt alleen een advies uit. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag te bepalen wat hij met dat advies doet. Eiser heeft niet gesteld en uit de stukken is ook niet gebleken dat de adviezen van de selectiecommissie altijd door verweerder zouden worden overgenomen.
Conclusie
5
5.1
Het beroep is ongegrond.
5.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan op 16 december 2020.
De griffier is buiten staat.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.