ECLI:NL:RBROT:2020:11871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
10/229820-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van vuurwapen en munitie aangetroffen in woning van verdachte

Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 10 september 2020 in Rotterdam een vuurwapen en munitie in de woning van zijn moeder heeft aangetroffen. De verdachte verbleef regelmatig in deze woning, terwijl zijn moeder op dat moment in Turkije was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf van vijf maanden op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van het wapen en de munitie, die in kamers lagen die hij gebruikte. De verdediging stelde dat de verdachte geen kennis had van de aangetroffen spullen, maar de rechtbank vond deze verklaring niet geloofwaardig. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, maar de bewezenverklaring van het bezit van het vuurwapen en de munitie bleef staan. De rechtbank benadrukte de ernst van het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie en de maatschappelijke impact daarvan. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar deze veroordeling was meer dan vijf jaar geleden. De rechtbank vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, maar legde een lagere straf op dan geëist.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/229820-20
Datum uitspraak: 11 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten;
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 3 zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van 20 stuks kogelpatronen kaliber .22lr. Deze zijn namelijk evenals de in de feiten 2, 4 en 5 genoemde voorwerpen aangetroffen in de berging.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 3
Standpunt verdediging
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte ook dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. De verdachte had geen wetenschap van de spullen die in de woning zijn aangetroffen. Hij heeft mensen toegang verschaft tot de woning om deze als slaapplek te gebruiken. Mogelijk hebben zij die spullen achtergelaten. Het feit dat de verdachte af en toe in de woning sliep, is onvoldoende om aan te nemen dat hij wetenschap had van en beschikkingsmacht over het wapen en de munitie. Daarnaast lag het wapen in een dubbele tas op de bodem van de kast en dus niet in het zicht.
Beoordeling
Op 10 september 2020 is bij een doorzoeking van de woning van de moeder van de verdachte aan de [adres delict] in Rotterdam een vuurwapen, een patroonmagazijn en munitie aangetroffen. Het vuurwapen lag in een kast in de kamer die de verdachte als slaapkamer gebruikte. De munitie is samen met andere vuurwapen-gerelateerde zaken, zoals een wapenkoffer, patroonhouder en converter, in een (andere) slaapkamer aangetroffen waar ook spullen van de verdachte lagen.
Voor een bewoner geldt als uitgangspunt dat hij wetenschap heeft van en beschikkingsmacht heeft over de goederen die zich in die woning bevinden. Weliswaar betreft het de woning van de moeder van de verdachte, maar hij verbleef daar feitelijk. Zijn moeder was al enkele maanden in Turkije. Dit betekent dat de verdachte in beginsel wetenschap van en beschikkingsmacht over het wapen, het patroonmagazijn en de munitie heeft gehad. Van bijzondere omstandigheden om van dit uitgangspunt af te wijken, is niet gebleken. Het vuurwapen, de patroonhouder en de munitie lagen in (slaap)kamers die door de verdachte werden gebruikt. Zo hij sliep in de kamer waar het vuurwapen is aangetroffen. Verder is in de kamer waar de andere spullen zijn gevonden ook een kentekenbewijs op naam van de verdachte aangetroffen in een vuilniszak met daarin de patroonhouder en nog een wapenkoffer, die volgens zijn eigen verklaring van hem is. Dat hij heeft verklaard dat de woning gedurende enkele nachten door twee andere mensen als slaapplek is gebruikt, leidt niet tot een ander oordeel. Alleen al omdat de verdachte een en ander op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd, waardoor deze verklaring niet toetsbaar is. De slotsom is
dan ook dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 3 genoemde feiten.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 10 september 2020 te Rotterdam
-een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Imi Desert Eagle, kaliber .357 magnum
en
-een onderdeel/hulpstuk dat van wezenlijk aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk HS model 95, kaliber 9 mm, als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een onderdeel/hulpstuk van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een patroonmagazijn van het merk/type H, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
en
3
hij op 10 september 2020 te Rotterdam munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, Categorie III te weten
-31 stuks kogelpatronen, kaliber 9mm en/of
-107 stuks kogelpatronen, kaliber .357 magnum
-12 stuks kogelpatronen, kaliber 9 mm kort voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet, meermalen gepleegd
en
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III van die wet, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

4..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

5..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de woning waar de verdachte verbleef, is een vuurwapen aangetroffen. Daarnaast lagen op verschillende plekken in die woning kogels, patroonmagazijnen, een wapenkoffer en een converter: dit zijn allemaal vuurwapen-gerelateerde voorwerpen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Deze veroordeling is echter meer dan 5 jaar geleden.
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een taakstraf, zoals door de verdediging bepleit, zou geen recht doen aan de ernst van de feiten. Wel komt de rechtbank tot een lagere straf dan geeist. Zij heeft daarbij gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd in combinatie met de landelijke en plaatselijke orientatiepunten straftoemeting ten aanzien van vuurwapenbezit.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

6..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op het artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

7..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 september 2020 te Rotterdam
-een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de
vorm van een pistool van het merk/type Imi Desert Eagle, kaliber .357 magnum
en/of
-een onderdeel/hulpstuk dat van wezenlijk aard en/of specifiek bestemd is voor
een pistool van het merk HS model 95, kaliber 9 mm, als bedoeld in art. 2 lid 1
Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
onderdeel/hulpstuk van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet
in de vorm van een patroonmagazijn van het merk/type H, kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij
op of omstreeks 10 september te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 4º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, lid 1, onder 3º van die
wet, dat uiterlijk geleek op een ander
voorwerp dan een wapen, (nl. op een sleutelhanger) van het kaliber .22lr, kleur
zwart, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 10 september 2020 te Rotterdam
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, Categorie III
te weten
-31 stuks kogelpatronen, kaliber 9mm en/of
-107 stuks kogelpatronen, kaliber .357 magnum
-20 stuks kogelpatronen, kaliber .22lr
-12 stuks kogelpatronen, kaliber 9 mm kort
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
4
hij op of omstreeks 10 september 2020 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 488,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
5
hij op of omstreeks 10 september 2020 te Rotterdam,
opzettelijk
een of meer bankbiljetten te weten:
-12 biljetten van 500 euro en/of
-4 biljetten van 200 euro en/of
-166 biljetten van 50 euro en/of
dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de
valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was
met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen
uitgeven, in voorraad heeft gehad;
( art 209 Wetboek van Strafrecht )