ECLI:NL:RBROT:2020:11873

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
10/234062-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van vuurwapens en munitie met strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit van twee vuurwapens en munitie. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden die de verdachte had aangevoerd en zijn meewerkende houding tijdens het proces.

De verdachte had verklaard dat hij de vuurwapens en munitie in bewaring had gekregen van een persoon genaamd [naam 1], zonder te weten dat deze zich in de tassen bevonden. De rechtbank nam deze verklaring in overweging, maar benadrukte dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie een ernstig risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank overwoog ook de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar concludeerde dat deze langer dan vijf jaar geleden waren en dat het recidiverisico laag werd ingeschat door de reclassering. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met een voorwaardelijk deel van twee maanden, en werd een proeftijd van twee jaar opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich gedurende deze proeftijd niet aan strafbare feiten mocht schuldig maken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/234062-20
Datum uitspraak: 27 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte]
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen, waarvan de verdachte zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 16 september 2020 te Vlaardingen en Schiedam,
meerdere vuurwapens als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1 categorie III
onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten vuurwapens in de zin
van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Bbm Olympic 38, kaliber .22 lr, en
- van het merk/type Walther P22, kaliber .11 lr, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 16 september 2020 te Vlaardingen en Schiedam,
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van Categorie III, te weten:
- achttien, kogelpatronen, kaliber .22 lr,
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
2.
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van twee vuurwapens en achttien kogelpatronen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Over de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd, heeft de verdachte verklaard dat hij een aantal bigshoppers van een persoon genaamd “ [naam 1] ”, op straat ook wel “ [naam 2] ” genoemd, in bewaring heeft gekregen. In de tassen zat kleding en, naar hem later is gebleken, ook de vuurwapens en kogelpatronen. De verdachte wist dit niet. Hij heeft geprobeerd met [naam 1] af te spreken om de wapens terug te geven. Hij is meerdere malen met de wapens in de auto naar de afgesproken locaties gereden, maar [naam 1] is die afspraken nooit nagekomen. Uiteindelijk zijn de wapens en munitie bij de verdachte aangetroffen.
De rechtbank ziet aanleiding om die verklaring in het voordeel van de verdachte mee te wegen. Hij heeft deze kort na zijn aanhouding afgelegd. Bovendien geeft hij ook duidelijkheid over de identiteit van de persoon van wie de wapens waren. De verdachte heeft openheid van zaken gegeven over de door hem gepleegde feiten en neemt daarvoor ook zijn verantwoordelijkheid. Dit alles doet uiteraard niet af aan de ernst van de feiten, maar wordt wel in strafmatigende zin meegenomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Deze veroordeling is echter langer dan vijf jaar geleden.
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 3 november 2020 blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering ziet geen meerwaarde in het opleggen van toezicht omdat geen problemen worden gezien worden waarvoor inzet vanuit de reclassering nodig is.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Daarbij is naast de hiervoor genoemde omstandigheden, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Omdat er kennelijk nog een conflict bestaat tussen de verdachte en de eigenaar van de wapens wordt aanleiding gezien een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapen en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Vlaardingen en/of Schiedam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere vuurwapens als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1 categorie III
onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten (een) vuurwapen(s) in de zin
van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Bbm Olympic 38, kaliber .22 lr, en/of
- van het merk/type Walther P22, kaliber .11 lr,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Vlaardingen en/of Schiedam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van Categorie III, te weten:
- achttien, althans één of meerdere, kogelpatro(o)n(en), kaliber .22 lr,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )