ECLI:NL:RBROT:2020:11874

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
10/233587-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van een vuurwapen en betrokkenheid bij een verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. De verdachte werd op 15 september 2020 samen met een andere persoon in zijn auto staande gehouden op de A20. Tijdens deze controle bleek er een vuurwapen aanwezig te zijn in de auto, evenals een patroonmagazijn met het DNA van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het patroonmagazijn had vastgehouden en dus ook de beschikkingsmacht had over het vuurwapen. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA op het patroonmagazijn, wat leidde tot de conclusie dat hij het wapen voorhanden had.

Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte op de vlucht was voor de politie en met hoge snelheid door een woonwijk reed, waarbij hij een geparkeerde auto raakte. Twee getuigen bevestigden de botsing, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij betrokken was bij een verkeersongeval. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van negen maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had een vuurwapen voorhanden op de openbare weg, wat een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten, en dat de opgelegde straf passend was in het licht van de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/233587-20
Datum uitspraak: 11 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.F. van Duin, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2020.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat de verdachte niet wist dat in zijn auto een vuurwapen aanwezig was. Het wapen was van de bijrijder en die heeft de verdachte pas verteld dat het wapen in de auto lag op het moment dat de verdachte de auto stilzette na een stopteken van de politie. Dat op het patroonmagazijn DNA van de verdachte is aangetroffen, kan worden verklaard door secundaire overdracht van het van hem in de auto aanwezige DNA.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van het volgende. Op 15 september 2020 wordt de verdachte in de avond samen met een ander in zijn auto staande gehouden op de A20 ter hoogte van de afrit Vlaardingen. In de auto is op dat moment een vuurwapen aanwezig. Na eerst gestopt te zijn, gaat de verdachte er vandoor op het moment dat de politie zijn portier wil openen. De auto van de verdachte wordt teruggevonden in de Nachtegaallaan in Vlaardingen en de politie treft daarin een patroonmagazijn van het type Zastava M57 met daarin een aantal patronen aan. Een buurtbewoner vindt diezelfde avond een vuurwapen van datzelfde merk en type in de buurt van de plaats waar de auto stond. In dit vuurwapen was geen patroonmagazijn aanwezig. Verder staat vast dat op het genoemde patroonmagazijn DNA van de verdachte aangetroffen is.
Voor de aanwezigheid van zijn DNA heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Als een zodanige verklaring geldt in elk geval niet de aangevoerde mogelijkheid van secundaire overdracht. Alleen al niet omdat uit de door de verdediging ingebrachte stukken volgt dat de auto van de verdachte kennelijk door veel verschillende personen werd gebruikt. Een en ander betekent dat de reden van de aanwezigheid van het DNA moet worden afgeleid uit de zich in het dossier bevindende stukken. Hieruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte het patroonmagazijn heeft vastgehouden en deze dus in zijn macht heeft gehad. Omdat in het gevonden vuurwapen geen patroonmagazijn zat en beide van hetzelfde type en merk zijn, gaat de rechtbank ervan uit dat het patroonmagazijn uit dat vuurwapen afkomstig is. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de verdachte ook de beschikkingsmacht moet hebben gehad over het vuurwapen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat hij dat voorhanden heeft gehad en komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Bewijswaardering feit 2
Vaststaat dat de verdachte, op de vlucht voor de politie, met hoge snelheid door de Sportlaan in Vlaardingen is gereden en hij daarbij een spiegel van een geparkeerde auto heeft geraakt.
De verdachte verklaart dat hij dat niet heeft gemerkt. Twee getuigen verklaren echter dat zij de botsing hebben gehoord en een van de getuigen heeft gezien dat daarbij een stuk van de spiegel door de lucht vloog. Een dergelijke botsing moet naar algemene ervaringsregels voor een bestuurder zichtbaar en hoorbaar zijn geweest. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten minste redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij betrokken was bij een verkeersongeval waardoor aan de aangever schade was toegebracht.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij omstreeks 16 september 2020 te Vlaardingen, een vuurwapen als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Zastava M57, kaliber 7.62 x 25 Tokarov mm, voorhanden heeft gehad;
en
2.
hij op 15 september 2020 te Vlaardingen, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sportlaan, de plaats van dat ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam slachtoffer] ) schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

2.

overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in zijn auto op de openbare weg een vuurwapen voorhanden gehad. Het patroonmagazijn van het wapen was gevuld met munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. De ervaring leert immers dat het voorhanden hebben van wapens het gebruik ervan uitlokt. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden. Om aan de politie te ontkomen is de verdachte bovendien met hoge snelheid door een woonwijk gereden, waarbij hij een geparkeerde auto heeft geschampt. Dit rijgedrag is niet alleen levensgevaarlijk, maar zorgt ook voor overlast, schade en gevoelens van onveiligheid bij de buurtbewoners.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdediging heeft onder verwijzing naar de LOVS-orientatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden bepleit. De rechtbank denkt hier echter anders over. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De omstandigheden waaronder de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad, te weten op de openbare weg en met bijbehorende munitie, en de daaropvolgende vlucht voor de politie, vormen daarbij strafverzwarende elementen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank bovendien acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, die veelal hoger zijn dan drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Vlaardingen, althans in Nederland,
een vuurwapen als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van
de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder
3 van die wet,
- van het merk/type Zastava M57,kaliber 7.62 x 25 Tokarov mm,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 15 september 2020 te Vlaardingen,
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij en/of door wiens gedraging een
verkeersongeval is veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
de Sportlaan, de plaats van dat ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten [naam slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht.