Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/233587-20
Datum uitspraak: 11 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.F. van Duin, advocaat te Rotterdam.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2020.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.
Waardering van het bewijs
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat de verdachte niet wist dat in zijn auto een vuurwapen aanwezig was. Het wapen was van de bijrijder en die heeft de verdachte pas verteld dat het wapen in de auto lag op het moment dat de verdachte de auto stilzette na een stopteken van de politie. Dat op het patroonmagazijn DNA van de verdachte is aangetroffen, kan worden verklaard door secundaire overdracht van het van hem in de auto aanwezige DNA.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van het volgende. Op 15 september 2020 wordt de verdachte in de avond samen met een ander in zijn auto staande gehouden op de A20 ter hoogte van de afrit Vlaardingen. In de auto is op dat moment een vuurwapen aanwezig. Na eerst gestopt te zijn, gaat de verdachte er vandoor op het moment dat de politie zijn portier wil openen. De auto van de verdachte wordt teruggevonden in de Nachtegaallaan in Vlaardingen en de politie treft daarin een patroonmagazijn van het type Zastava M57 met daarin een aantal patronen aan. Een buurtbewoner vindt diezelfde avond een vuurwapen van datzelfde merk en type in de buurt van de plaats waar de auto stond. In dit vuurwapen was geen patroonmagazijn aanwezig. Verder staat vast dat op het genoemde patroonmagazijn DNA van de verdachte aangetroffen is.
Voor de aanwezigheid van zijn DNA heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Als een zodanige verklaring geldt in elk geval niet de aangevoerde mogelijkheid van secundaire overdracht. Alleen al niet omdat uit de door de verdediging ingebrachte stukken volgt dat de auto van de verdachte kennelijk door veel verschillende personen werd gebruikt. Een en ander betekent dat de reden van de aanwezigheid van het DNA moet worden afgeleid uit de zich in het dossier bevindende stukken. Hieruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte het patroonmagazijn heeft vastgehouden en deze dus in zijn macht heeft gehad. Omdat in het gevonden vuurwapen geen patroonmagazijn zat en beide van hetzelfde type en merk zijn, gaat de rechtbank ervan uit dat het patroonmagazijn uit dat vuurwapen afkomstig is. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de verdachte ook de beschikkingsmacht moet hebben gehad over het vuurwapen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat hij dat voorhanden heeft gehad en komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Bewijswaardering feit 2
Vaststaat dat de verdachte, op de vlucht voor de politie, met hoge snelheid door de Sportlaan in Vlaardingen is gereden en hij daarbij een spiegel van een geparkeerde auto heeft geraakt.
De verdachte verklaart dat hij dat niet heeft gemerkt. Twee getuigen verklaren echter dat zij de botsing hebben gehoord en een van de getuigen heeft gezien dat daarbij een stuk van de spiegel door de lucht vloog. Een dergelijke botsing moet naar algemene ervaringsregels voor een bestuurder zichtbaar en hoorbaar zijn geweest. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten minste redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij betrokken was bij een verkeersongeval waardoor aan de aangever schade was toegebracht.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij omstreeks 16 september 2020 te Vlaardingen, een vuurwapen als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Zastava M57, kaliber 7.62 x 25 Tokarov mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 15 september 2020 te Vlaardingen, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sportlaan, de plaats van dat ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam slachtoffer] ) schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op: