4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 9
juli 2014 tot en met 12 april 2017 in Nederland Turkije en Libanon en Syrië, tezamen en
in vereniging met anderen,
een ander opzettelijk middelen of heeft verschaft,
die geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienden om geldelijke
steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een
misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch
misdrijf, te weten:
- deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven (art. 140a Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.157en/of 176a jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf (zoals bedoeld in artikel 176b jo 96 lid 2 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.288a en/of 289 jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot de in artikelen 288a en/of 289 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven (zoals bedoeld in artikel 289a jo 96 lid 2 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk,immers heeft verdachte en zijn mededaders alstoen aldaar meer geldbedragen
(via money transfer
s) naar
tussenpersonen in Turkije en Libanon, verzonden ,
terwijl deze geld)bedragen bestemd waren om geldelijke steun te
verlenen aan de gewapende Jihadstrijd en/of (een) strijder(s) van die
gewapende Jihadstrijd in Syrië, in welke strijd terroristische misdrijven worden/werden gepleegd, te weten ten behoeve van [naam dochter verdachte] , zijnde de dochter van verdachte
en/of [naam schoonzoon verdachte] , zijnde de schoonzoon van de verdachte,
een strijder van de gewapende Jihadstrijd, te weten van (een) terroristische
organisatie(s) Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in Iraq
and the Levant en/of ISIS (Da'esh) en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah
Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of
Al-Qaida in Iraq dan wel een strijdgroep die hieraan is gelieerd, welke strijder en/of
strijdgroep(en)/organisatie(s) tot oogmerk had(den)/heeft/hebben het plegen
van terroristische misdrijven,
en/of aldus diende(n) om geldelijke steun en/of middelen te verlenen aan de
gewapende strijd in Syrië, in elk geval om geldelijke steun
en/of middelen te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of
een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch
misdrijf dan wel een van de hiervoor specifiek genoemde misdrijven;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 9 juli 2014 tot en met 12 april 2017 in Nederland en Turkije en Libanon en Syrië, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk, in strijd met het krachtens artikel 2 en 3 van de Sanctiewet
1977 vastgestelde verbod van artikel 2 en artikel 2a van de Sanctieregeling
Al-Qaida 2011 juncto artikel 2 en artikel 4 van Verordening (EG) nr.
881/2002 van de Raad van de Europese unie van 27 mei 2002 en art. 2 Sanctieregeling ISIS en Al Qaida 2016 juncto artikel 2 en artikel 4 van
Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese unie van 27 mei 2002
(jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 van de Commissie en/of
jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 583/2014 van de Commissie en/of
jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014 van de Commissie),
heeft gehandeld doordat hij en zijn medeverdachten
ten behoeve van Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in
Iraq and the Levant en/of ISIS (Da'esh) en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah
Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida , zijnde (een) (rechts)perso(o)n(en), groep(en) of entiteit(en)
als bedoeld in de bij Verordening nr. 881/2002 (EU)
(en Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 en Uitvoeringsverordening
(EU) Nr. 583/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014) behorende
lijst(en) en/of als bedoeld in de lijst, vastgesteld door het comité, bedoeld
in paragraaf 6 van Resolutie 1267 van de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties),
indirect tegoeden en/of economische middelen ter beschikking te
stellen (waardoor voornoemde groep(en) of entiteit(en) tegoeden, goederen of
diensten kunnen verwerven) en/of bewust en opzettelijk deel te nemen aan
activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de bepalingen van artikel 2
van Verordening (EG) nr. 881/2002 te omzeilen, doordat hij en zijn
medeverdachten voor en/of aan en/of ten behoeve van Islamic State of
Iraq en/of ISI en/of Islamic State in Iraq and the Levant en/of ISIS (Da'esh)
en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al Nusrah Front for the
people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in Iraq, indirect
geldbedragen(via money transfer
s) ter beschikking hebben gesteld
3.
hij op tijdstippen in de periode van 5 oktober 2015 tot en met 12 april 2017 in Nederland en Turkije en Libanon en Syrië,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk in strijd met het krachtens artikel 2 (lid 2) en 3 van de
Sanctiewet 1977 vastgestelde verbod van artikel 2 (lid 3) en 4 van de
Sanctieregeling terrorisme 2007-11 juncto Resolutie 1373 van de
Veiligheidsraad heeft gehandeld doordat hij en zijn medeverdachten
middellijk geldbedragen (via money transfer
s) ter beschikking hebben gesteld aan of ten behoeve van [naam schoonzoon verdachte] , terwijl die [naam schoonzoon verdachte] bij besluit van 30 maart 2015 door de Minister van Buitenlandse Zaken
in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister
van Financiën is aangewezen als persoon jegens wie de Sanctieregeling
terrorisme 2007-11 van toepassing is.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.