In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurster, aangeduid als '[eiseres]', en de huurster Vanilia the Shops B.V. De verhuurster vorderde betaling van achterstallige huur en een contractuele boete, terwijl Vanilia zich beriep op huurprijsvermindering vanwege de coronamaatregelen. De huurovereenkomst tussen partijen liep van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2021, waarbij Vanilia maandelijks een huurprijs van € 20.590,27 verschuldigd was. Vanilia had in april, mei en juni 2020 de huur niet volledig betaald, en na dagvaarding was slechts 50% van de huur voor deze maanden voldaan. Vanilia stelde dat de coronamaatregelen haar omzet ernstig hadden beïnvloed en dat zij recht had op huurprijsvermindering.
De kantonrechter oordeelde dat de coronacrisis en de bijbehorende overheidsmaatregelen als onvoorziene omstandigheden konden worden aangemerkt, waardoor het onredelijk zou zijn om de huurovereenkomst ongewijzigd in stand te houden. De rechter wees een huurprijsvermindering van 10% toe voor de maanden april en mei 2020, maar wees de vordering tot opschorting van de huur voor juni 2020 af. De kantonrechter oordeelde verder dat Vanilia in gebreke was met de huurbetalingen, maar matigde de contractuele boete tot nihil, gezien de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.