ECLI:NL:RBROT:2020:13211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
C/10/595003 / JE RK 20-1040 (A)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [voornaam minderjarige]. Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder, die samen met de stiefvader in Rotterdam woont. De kinderrechter had eerder, op 15 mei 2020, een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot uithuisplaatsing aangehouden tot 1 augustus 2020. De Raad had op 15 april 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht voor de duur van twaalf maanden, maar heeft dit verzoek op 20 juli 2020 ingetrokken.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, aangezien het verzoek tot uithuisplaatsing is ingetrokken, de gronden voor dit verzoek niet meer kunnen worden onderzocht. Hierdoor was de kinderrechter genoodzaakt om het verzoek van de Raad af te wijzen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, A.A.J. de Nijs, in aanwezigheid van griffier R. Spaans. De beschikking biedt belanghebbenden de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen, afhankelijk van hun status als verzoeker of andere belanghebbende.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de rol van de Raad voor de Kinderbescherming en de procedures rondom uithuisplaatsing van minderjarigen, waarbij de bescherming van het kind en de betrokkenheid van ouders en stiefouders centraal staan.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/595003 / JE RK 20-1040 (A)
datum uitspraak: 31 juli 2020

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] te [geboorteplaats minderjarige] ( [geboorteland minderjarige] ),

hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 15 mei 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de Raad van 20 juli 2020, ingekomen bij de griffie op 22 juli 2020.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder en de stiefvader.
Bij beschikking van 15 mei 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 15 mei 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 mei 2020 het verzoek van de Raad tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder aangehouden tot 1 augustus 2020 pro forma.

Het verzoek

De Raad heeft op 15 april 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Bij briefrapportage van 20 juli 2020 heeft de Raad dit verzoek ingetrokken.

De beoordeling

Nu de Raad blijkens voormelde briefrapportage het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] heeft ingetrokken, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de Raad afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de Raad, voor zover hierop niet eerder is beslist.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.